Snert

Groene spliterwten, de basis voor snert

Dit blog gaat bijzonder weinig over koken de laatste tijd en dat is toch opmerkelijk gezien de titel van het blog. Het is dus weer de hoogste tijd voor een paar keukengeheimen. Deze keer nemen we een klassieker op de korrel: snert, oftewel erwtensoep. We aten vroeger altijd snert na het Sint Maarten-lopen op 11 november en dan pannekoeken na.

Snert is zo klassiek dat het uitgeroepen is tot immaterieel erfgoed. Bovendien is er een wereldkampioenschap snertkoken in het leven geroepen, waarvan de 26 editie vrijdag 14 februari 2020 gekookt zal worden. Normaal ben ik niet zo van het koken in wedstrijdverband. Kookwedstrijden op tv roepen bij mij beelden op van fascistoïde juryleden, die zichzelf belangrijker vinden dan de liefde voor goed eten en authentieke kookkunst. Bij voldoende bijval overweeg ik voor het wk snertkoken een uitzondering te maken, te meer omdat het kampioenschap in Groningen plaats vindt en ik er dus amper de deur voor uit hoef.

Recept snert

Snert is zo’n gerecht waar je met recht een geheim familierecept voor kan hebben. Er zijn meerdere manieren waarop je tot een goede huisgemaakte snert kan komen. De basis is en blijft de groene spliterwt, die in water of bouillon tot soep wordt gekookt. Ik gebruik ofwel huisgemaakte kippenbouillon ofwel een bouillon op basis van een paar mergpijpjes en/of een varkenspootje. Reken per pond erwten op anderhalf à twee liter bouillon. Bouillon aan de kook brengen, erwten erbij en langzaam gaar laten koken. De erwten vallen vanzelf uit elkaar. Af en toe het schuim afscheppen.

Dan hebben we de basis voor de groene brei. Hierbij gaan een paar in blokjes gesneden winterwortels, aardappelen en huisgerookte spek. Verder gaan er minimaal een paar uien en tegen het einde een preitje in. De rookworst laat ik tegenwoordig meestal achterwege. Die vind ik ten opzichte van onze spek weinig toevoegen. Ruim anderhalf uur op een laag pitje laten koken en regelmatig roeren. Met peper en zout op smaak brengen.

Een dag later is snert op zijn best en bovendien laat snert zich prima invriezen. Serveren met roggenbrood met spek, een dubbele trappist en pannekoeken met huisgestookte calvados na.

Leve de winter!

 

 

 

 

Cijfers

Analoge werkgeheugenextensie voor de moestuinstatistiek op de keukendeur

Afgelopen weekend viel de jaarafrekening van het energiebedrijf op de deurmat. In totaal hebben we 1393 m3 aardgas verstookt en netto 454 kWh stroom van het net getrokken. De jaarafrekening is een cijferfeest en ook dit jaar heeft onze gas- en stroomboer weer zijn best gedaan om een mooi pakket cijfers aan te leveren. Omdat ik dol op cijfers ben was mijn weekend meteen goed.

Ik hou zoveel van cijfers, dat ik ze verzamel. Ik heb inmiddels een paar prachtige collecties. Het vlaggenschip van de collectie is de moestuinstatistiek, waarin ik de productie van onze moestuin bijhoud. De financiele administratie mag er ook wezen, maar dat is niet zo’n prestatie. Er zijn zoveel apps, tools en programma’s om je financiën bij te houden, dat je wel een extreme numerofoob moet zijn om hier geen overzicht over te hebben. Ik gebruik GNUcash, een open source boekhoudprogramma, om onze financiële administratie in bij te houden.

De energiestatistiek is ook een pareltje. Sinds de komst van de zonnepanelen op ons dak begin 2015 houd ik ons energieverbruik maandelijk in de gaten. Elektriciteitsverbruik en teruglevering op hoog en laag tarief, gasverbruik, zonuren en graaddagen geven samen een mooi inzicht in onze energiehuishouding. Een graaddag is een rekeneenheid om de temperatuurvariaties in een seizoen eenvoudig mee te kunnen nemen in de berekeningen over ons energieverbruik. Door het gasverbruik te delen door het aantal graaddagen krijg je een cijfer, dat rekening houdt met de natuurlijke schommelingen, die je van jaar tot jaar hebt. Zo is ons verbruik van ruim 0,6 kuub per graaddag in 2015 teruggegaan naar 0,45 kuub het afgelopen jaar. Op internet zijn handige websites te vinden om het aantal graaddagen per KNMI-meetstation uit te rekenen.

Dingen die van cijfers houden, laten zich door cijfers sturen. Dat is goed om te onthouden, want niet alles laat zich door cijfers sturen. Dingen als liefde, geluk en de zin van het leven zijn bekende numerofobe (=cijferangstige) fenomenen. Ook de ontwikkeling van kind tot volwassene is iets dat zich naar mijn idee beter in ervaringen dan in cijfers laat vatten. Daarmee is het echt idioot hoe cijfermatig ons onderwijssysteem is ingericht.

Cijfers zijn in opmars en kruipen steeds dichter onder onze huid. Mijn telefoon telt mijn stappen en het aantal uren dat ik op het beeldscherm zit en mijn telefoon is niet te beroerd om die cijfermatige kennis over mijn gedrag als een bemoeizuchtige zeur tegen mij te gebruiken. Hou je kop, denk ik dan, en wee je gebeente als je die cijfers doorklept aan de firma Appel.

Een hoop mensen zijn huiverig geworden voor het fenomeen cijfer op zich. Deze mensen laten zich liever leiden door het gevoel. Bij ons gasverbruik is mijn echtgenote er typisch een van de gevoelsaanpak. Zodra ze het koud heeft, heeft ze de, overigens volstrekt natuurlijke, neiging de thermostaat een klein tikje hoger te zetten. Ik, cijfermens dat ik ben, zie dan getallen akelig dicht in de buurt van de 19ºC op het beeldscherm van de thermostaat komen en vrees op zo’n moment het ergste voor mijn cijferparadijs op de eindafrekening. Gasverbruik heeft een knop, die een rechtstreeks verband heeft met het verbruik en gasverbruik laat zich goed in cijfers uitdrukken. Het is daarmee een cijferminnend fenomeen, dat zich door die cijfers laat sturen.

Sinds begin 2015 is ons gasverbruik stevig afgenomen. De belangrijkste stap was meten. Door ons verbruik nauwkeurig bij te houden, zijn we bewuster met energie omgegaan. Voor mij is een stookgrens van 17°C hoog genoeg. Overdag mag het nog best wat lager. Een wollen trui en een paar extra sokken zijn de meest efficiente manier om je huis te isoleren. Dat vergeten mensen nog wel eens. Een aantal jaar geleden stookten we met gemak 2500 kuub gas per jaar. De eerste 500 kuub gas hebben we bespaard door simpel de thermostaat een paar graden lager te zetten en de verwarming alleen open te zetten in ruimten die we ook echt gebruiken. De overige 600 kuub besparing zit in een beperkt aantal isolatiemaatregelen en kleine dingen zoals radiatorfolie. We moeten op termijn naar 0 en dat wordt voor een vrijstaande woning van rond 1930, waar de noordenwind vrijwel ongehinderd vanaf het wad tegenaan kan blazen, best een uitdaging.

Wordt vervolgt…

 

 

 

 

 

 

 

 

Kalkverf

Kalk, zilverzand en water: een basis voor kalkverf

Een zelfgekleide muur met leemstuc op basis van ingrediënten uit de achtertuin is natuurlijk prachtig, maar is eigenlijk niet compleet zonder een afwerking met kalkverf.

Kalkverf is verf op basis van kalk en kalk is een bouwmateriaal dat je overal in de natuur tegenkomt. Als de natuur iets bouwt, dan doet ze dat bij voorkeur uit kalk als je een dier bent (botten en schelpen) of cellulose (hout) als je een plant bent. Voor de groene mens is kalk dus een heel voor de hand liggend bouwmateriaal.

Kalk als basis voor verf heeft een aantal grote voordelen. Kalkverf blijft ademen en sluit wanden dus niet volledig af voor vocht. Vocht uit de lucht kan daardoor opgenomen worden in de wand en verdampen. Door deze eigenschap vormt het de perfecte combinatie met leemstuc, want ook leem is een natuurlijk materiaal dat blijft ademen.

Prijs ecologische bouwmaterialen

Zoals dat met veel ecologische bouwmaterialen gaat zijn ze kneiterduur als je ze in de winkel koopt. Voor sommige zaken vind ik dat logisch. Ik kan me heel goed voorstellen dat het productieproces van isolatiemateriaal op basis van schapenwol voor een ander prijskaartje zorgt dan een pakje glas- of steenwol.

Bij andere materialen heb ik daar meer moeite mee. Een zak gips kost in de bouwmarkt een euro of zeven. Voor een zak basisleem mag je daar een tientje bij op knallen en met een zakje ben je er nog niet. Terwijl de basisingredienten: zand, klei en stro, niet direct de duurste zijn. Kalkverf is te koop in de winkel, maar ook hier voor een fikse prijs. Ruim zeventig euro voor een blikje van twee liter is geen uitzondering.

Maakt dit ecologisch bouwen een dure en elitaire hobby, die uitsluitend is weggelegd voor linkse mensen  met een onzinbaan in de gesubsidieerde sector? Natuurlijk niet. Een beetje avonturier maakt het gewoon zelf en ook voor kalkverf is dit prima te doen.

Recept doe-het-zelf kalkverf

De leemstuc wand op zolder hebben we afgewerkt met een huisgemaakte kalkverf op basis van zilverzand en kalk. Een zakje kalk van twee en een half kilo kost een euro of drie en een zak zilverzand kost je hooguit het vorstelijke bedrag van twee euro. Een beetje kraanwater doet de rest. C’est tout. Zo simpel is het. Superecologische kalkverf kopen voor zestig euro de liter? Niet doen! Voor een luttele euro de liter maak je het lekker zelf en dan houd je een hoop geld over voor andere (duurzame) keuzes.

Maar hoe gaat dat dan, die verf maken? Wat zijn de verhoudingen? Wat je wil. Ik ben nog een beetje zoekende, maar ik heb gemerkt dat een mengsel van ongeveer twee delen zilverzand op drie à vier delen kalk een mooie verf geeft, die niet meer helemaal spierwit is en die de oneffenheden in het leemstuc mooi wegwerkt. Meng de kalk en het zand met zoveel water aan, dat je de consistentie van yoghurt krijgt. Aanbrengen gaat het beste met een dikke blokkwast.

Ik heb de kalkverf aangebracht op leemstuc en op niet afgewerkt cementstuc. Dat is het soort poreuze ondergrond waar kalkverf direct op toepasbaar is, zonder met een vorm van voorstrijk te werken. Bij een andere, minder poreuze ondergrond kan een vorm van voorstrijk nodig zijn. Als je zelf met kalkverf in de weer wilt is het verstandig je een beetje in de materie te verdiepen. Een wand die je eenmaal in de kalkverf hebt gezet laat zich niet meer zo makkelijk overschilderen met een andere verfsoort.

Kalkverf droogt niet geheel egaal op. Dat geeft een mooi speels effect. De kleur is nog wel wat witjes. Dat moet nog wel iets avontuurlijker kunnen. Daarvoor kan ik wat natuurlijke pigmenten gaan bestellen, maar het is veel leuker om ook daar het een en ander zelf uit te vogelen. Roze op basis van bietjes gaat hem in ieder geval niet worden. 

Dit is een vervolg op de aflevering Leemstuc.

Leemstuc

De basis van doe-het-zelf leemstuc: klei, zand, gehakte stro en zaagsel

We wonen in Noordoost Groningen, boven op een van de grootste aardgasvelden ter wereld. Uit dit gasveld is sinds de jaren 60 van de vorige eeuw voor een slordige 300 miljard euro aan aardgas gewonnen. Dankzij deze aardgasbaten ligt het asfalt er in Nederland piekfijn bij en hebben we een gloednieuwe hogesnelheidslijn, die de randstad met de rest van Europa verbindt.

Gasbevingen

Als gevolg van deze gaswinning hebben we in Groningen te maken met aardbevingen. Over het algemeen probeer ik dit onderwerp in dit blog te mijden. Het gaat in ons gezin al vaak genoeg over de bevingsproblematiek. De dinsdagochtend besteed ik liever aan zinvoller zaken. Deze week maak ik een uitzondering.

De meeste van deze bevingen zijn relatief bescheiden, maar er zitten regelmatig flinke knallen tussen. Wat zo’n beving met ons gezin doet heb ik eerder beschreven in de aflevering Wakker worden!

Deze bevingen veroorzaken schade. Deze varieert van kleine scheuren in stuc- en metselwerk tot woningen, die zoveel schade hebben opgelopen, dat het niet meer veilig is om er in te wonen.

Deze ellende is nu zo’n tien jaar bezig. Dat is best een lange tijd. Lang genoeg om als democratische samenleving een manier te verzinnen om de schade te vergoeden en de huizen op zo’n manier te versterken dat je er in ieder geval levend uit komt bij een grote beving.

Boefjes

Niets is minder waar. Het afgelopen jaar ben ik gemiddeld een halve dag in de week bezig geweest met het overtuigen van overheidsinstanties dat de schade aan onze woning niet door thermische fluctuaties in bouwmaterialen is veroorzaakt, maar door de economische activiteiten van Shell en ExxonMobile en dat ik een computermodel afkomstig uit de keuken van deze twee criminele organisaties geen goed uitgangspunt vind voor een overheidsbesluit over de vraag of onze woning uit veiligheidsoverwegingen al dan niet versterkt moet worden.

In januari 2018 kreeg Zeerijp, een dorpje hier drie kilometer verderop, een enorme klap te verwerken. De schade aan onze woning, die door die klap is veroorzaakt, is afgelopen week voor een deel vergoed. Dit proces heeft ruim 666 dagen, één schadeopname, drie schaderapporten, twee zienswijzen, een klachtenprocedure inclusief hoorzitting, een kwart dozijn juristen, vijf echtelijke ruzies, twintig scheldkannonades, twee huilende kinderen, tientallen tweets, telefoongesprekken en e-mails, een kranteninterview en een boekpresentatie inclusief minister (Ik wacht) geduurd.

Ongeveer tweederde van de schade is nu vergoed. Om de rest vergoed te krijgen, moeten we bezwaar aantekenen tegen het overheidsbesluit, dat onze schadevergoeding regelt. En dan begint het circus weer van voren af aan.

Leemstuc: de oplossing?

Tussen de bedrijven door ben ik begonnen de schade te herstellen. Op zolder hadden we een paar flinke scheuren. Afgelopen voorjaar ben ik begonnen met het isoleren en aftimmeren van de zolder. Vorige week was het gescheurde pleisterwerk aan de beurt.

Het leek me een goed moment om mijn experimenten met leem op basis van Groninger klei voort te zetten. Na een middagje klieren met klei, zand, zaagsel en stro zit één wand er in.

Vers wandje leemstuc

Er zijn grote voordelen van leemstuc boven stucwerk op basis van gips. Ik kan op de Groninger klei leemstuc maken op basis van ingredienten uit mijn achtertuin, terwijl ik voor een zak gip naar de bouwmarkt moet. Leemstuc ademt en reguleert op een natuurlijke manier de luchtvochtigheid in een ruimte en draagt zo bij aan een gezond binnenklimaat. Vooral voor mensen met luchtwegaandoeningen schijnt het ideaal te zijn.

Het grootste nadeel van leemstuc is meteen ook een groot voordeel als je in Groningen woont. Leem is niet waterbestendig. Als het is uitgehard en je maakt het weer vochtig, dan wordt het weer zacht. Scheuren zijn op die manier in theorie eenvoudig te repareren. Veelbelovend materiaal dus voor Groningse omstandigheden. Of het in de praktijk ook zo werkt, gaan we de komende tijd testen.

Het recept voor leemstuc is simpel. Meng in een speciekuip één deel klei op twee à drie delen zand en genoeg water om de consistentie te krijgen die net wat natter is dan metselspecie. Voeg per 5 liter leem een paar flinke handen zaagsel en vers gehakt stro toe. Het idee achter het zaagsel en de stro is dat het krimpscheurtjes tijdens het drogen helpt voorkomen. Meng het geheel nog even flink tot je de consistente massa hebt.

Een leuke eigenschap van leemstuc is dat het makkelijker te verwerken is dan gipsstuc. Gips is na drie kwartier tot een uur hard. Daarmee moet je dus snel en secuur doorwerken. Leem blijft veel langer flexibel en is dus veel vergevingsgezinder voor tussentijds geklooi, geklets en kopjes koffie.

De wand zit er nu een week in en begint voorzichtig aan harder te worden. Het hele proces van uitharden gaat een week of vier duren. Ondertussen denk ik na over de afwerking. Laten we het zo of gooien we er nog een experimentje met huisgebrouwen kalkverf tegenaan?

Wordt vervolgd.

 

 

 

 

 

 

Hello Kitty

Vorige week schreef ik over de zin van het leven. Ik had het stukje amper online staan en was met de kinderen tussen de middag een broodje aan het eten toen er een bericht binnen kwam over een dood gereden zwarte kat, bij ons in de straat.

Ik ging met de kinderen kijken en wat ik al vermoedde werd na het uitlezen van de chip bevestigd door de dierenarts. Hello Kitty, het hoofd van de dienst knaagdierbestrijding, is niet meer. We hebben een mooi mandje voor haar uitgezocht, afscheid genomen en haar ’s avonds begraven. Onder de appelboom, naast Pluis. Onze jongste maakte samen met haar vriendinnetje nog een tekening voor Hello Kitty en beschouwde het voorval verder als een uitstekende gelegenheid om een nieuw poesje uit te zoeken. De oudste gaf Kitty een speelgoed soldaatje mee en was dieper geraakt. “Het voelt zo leeg,” herhaalde hij steeds.

Hello Kitty kwam in 2015 bij ons. Onze kinderen waren toen anderhalf en bijna vier. Pluis, de vorige kat, was op een respectabele leeftijd van 21 jaar overleden. De nieuwe kat moest en zou een schildpadpoes worden en het minst ver gelegen nestje, dat marktplaats te bieden had, lag op drie kwartier rijden in Musselkanaal. Mocht het beest geen andere kleur hebben en dan wat dichterbij, probeerde ik nog tevergeefs.

In Musselkanaal belden we aan bij een flatje. Een morsige randgroep jongere  deed open, wees ons de weg naar een kamer waar het blauw stond van de rook en waar een even morsige poes een nestje jongen groot bracht. Hier vielen onze kinderen voor enige zwarte poesje in een nest, dat voor de rest alleen uit schildpadpoezen bestond. Over de naam waren ze het snel eens: Hello Kitty zou het worden.

Hello Kitty bleef een klein poesje. Wat ze te kort kwam aan postuur compenseerde ze met een pittig karakter. Het duurde dan ook niet lang voordat ze zich in de buurt een zekere reputatie had verworven. Ze volgde de kinderen mee naar school en zette de klas op stelten, stal eens een pak eierenkoeken van de ambulante kaasverkoper en was regelmatig op plekken te vinden waar ze niets te zoeken had, zoals het aanrecht tijdens het bereiden van een maaltijd.

De dierenarts keek kort naar de verwondingen en vond ze wat vreemd voor een aanrijding. Het leek er meer op dat ze gevochten had. Misschien met een marter of bunzing. Het zou kunnen. Strijdend ten onder, een passend einde voor onze Hello Kitty. We zullen haar missen.

Selfie met Rover

Vrijdag kwam een nieuw mormel in huis. Rover, een zwart wit katertje met een rustig en nieuwsgierig karakter. We zijn weer compleet.

 

The proof of the pudding…

Een oude schets van ons huishoudelijk ecosysteem

Na mijn oproep van vorige week ontving ik een mooie mail met een aantal intrigerende vragen. Om te beginnen de vraag om ook eens te schrijven wat niet lukt en waarom. Ligt dat aan je gedrag, aan de uitvoering of is het een mooi maar te theoretisch idee? Verderop in de mail nog een intrigerende vraag: … maar hoe raakt duurzaam leven populair, hoe kunnen we andere mensen overtuigen, als we dat al willen?

Om met de eerste vraag te beginnen: mislukt er nooit iets? Gelukkig mislukt er voortdurend van alles. Sterker nog: fouten zijn zo ongeveer de beste dingen die me kunnen overkomen. Een fout is informatie. Veel fouten maken, de oorzaak proberen te achterhalen en daar vervolgens van leren is een cruciaal onderdeel van elk ontwikkelingsproces. Als er nooit iets fout gaat, probeer ik het niet hard genoeg. Trial and error, fail fast, fail often. Nog zo’n mooie: Eat your own cooking. Als ik iets verpruts, dan zijn de consequenties voor mij.

Veel van wat ik hier schrijf is een reflectie op huis-tuin-en-keuken projecten. Soms besteed ik expliciet aandacht aan wat er fout gaat, soms laat ik een serie mislukte prototypen en experimenten achterwege en beperk ik me tot een beschrijving van wat wel (ongeveer) werkt. De zonnevoedseldroger uit de aflevering over zongedroogde tomaten is daar een voorbeeld van.

Deze huis, tuin en keuken projecten passen in een groter plaatje, dat misschien nog het best te omschrijven is als een huishoudelijk ecosysteem. Ik zou het ook gewoon economie kunnen noemen, maar dan in de oude Griekse betekenis van het woord: oikos (οἶκος), huis en nomos (νόμος), regel, oftewel de huishoudkunde.

Hoe richt we het ecosysteem, waarin we dagelijks als gezin functioneren, op zo’n manier in, dat we een zinvol leven leiden en tegelijkertijd de postzegel die we bewonen beter achter laten, dan we hem hebben aangetroffen?  Dat is een grote en complexe vraag die verder gaat dan alleen groen, duurzaam of de omvang van onze ecologisch voetafdruk.

Wat stoppen we in ons huishouden en wat komt er uit? In dat grotere plaatje kunnen we nog best veel doen. We hebben een oud huis, waarin we tien jaar geleden nog 2500 kubieke meter gas verstookten. Dit jaar komen we naar schatting voor het eerst onder de 1400 kuub. Dat is aan de ene kant winst, maar aan de andere kant nog een lange weg te gaan. We produceren minder afval dan een gemiddeld gezin, maar ik vind 267,5 kilo nog steeds een hele grote berg.

In de reguliere economie is een huishouden tegenwoordig vooral een eenheid van consumptie en schuld. Dat is naar mijn idee een nogal uitgehold ecosysteem met huizen als lege hulzen voor op de pof gekochte spullen en diensten.

Ons huishouden heeft nu minder schulden dan tien jaar geleden. Doordat ik mijn baan heb opgezegd consumeren we jaarlijks voor circa 25.000 euro minder aan goederen en diensten. Tegelijkertijd zijn we als huishouden een stuk productiever geworden. We produceren op een duurzame manier brood, aardappelen, groente, fruit, eieren, honing, hoestdrank, was,  wijn, whisky, sigaren, zout, zeep, zalf, zaden, planten, diverse bouwmatrialen, compost, mest, etc.

Het belangrijkste echter wat we als huishouden zelf zijn gaan produceren is de zin van het leven. Die zin draait voor ons steeds minder om wat we consumeren en meer om wat we maken. Een maker kijkt anders naar de wereld dan een consument. Het ingewikkelde van de zin van het leven is, dat ik moeilijk voor mijn buurman of vrouw kan bepalen wat de zin van zijn of haar leven is.

Niet iedereen heeft de tijd, ruimte en ambitie om de zin van zijn bestaan op te hangen aan de smaak van zijn zelf verbouwde tomaten. Ik kan er over praten, schrijven, zaden uitdelen en plantjes verkopen. Het overtuigen begint pas als iemand het zaadje plant, de plant laat groeien en zijn eigen tomaten proeft.

The proof of the pudding is in the eating…

Met dank aan René Ruiter.

Honderd

Vandaag aflevering honderd van een reis die twee jaar geleden begon. Honderd morgens koffie met veel melk, een deadline om elf uur, een wit vlak en geen idee waar te beginnen. Een zin, nog een zin, wat schrappen en schuiven en dan zijn we los. Op naar een nieuwe aflevering.

Ik schrijf graag. Het is een ambacht; zinnen kerven, een ritme vinden, een betoog opbouwen, wat verbale donder en bliksem de ruimte in slingeren, dan weer gas terug nemen, uitleggen hoe het zit of dat ik het ook niet weet.

Waar gaat dit blog over? Over koken. Voor de maag, voor de bodem, voor de ziel. Er zijn stemmen die beweren dat het evolutionair proces dat leidde tot het ontstaan van de mensensoort pas echt op stoom kwam na de uitvinding van de kookkunst. Ik kook, dus ik besta.

Er is veel te zeggen over de staat waarin ons voedselsysteem verkeert, de keuzes, die we als individuen daarin maken en morele betekenis die we aan onze maaltijd geven. Elke dag aardappels, groente en vlees zou je een rechts-conservatief dieet kunnen noemen. Elke dag een soja-burger met quinoa en een avocadosalade zou je een links-progressief dieet kunnen noemen. Maar wat nou als die aardappels en groente uit je eigen moestuin komen en die kip van een kneiter biologisch boer een kilometer verderop, terwijl de soja uit die burger van een doodgespoten GMO-akker in de VS afkomstig is, de quinoa zo hip is dat de voedselprijzen in de oorspronkelijke quinoa-landen Peru en Bolivia door het dak laat gaan en die avocado met een vliegtuig van de andere kant van de wereld is ingevlogen? Persoonlijk eet ik liever onkruid dan een ingevlogen avocado.

De wereld wordt bijzonder complex als je voedsel vanuit een morele bril gaat bekijken. Ik heb niet zoveel met simplistische mantra’s als Go green, go vegan. Ik ben meer een onderzoeker. Hoe werkt dat, een kleinschalig, lokaal voedselsysteem?

Om daar achter te komen ben ik zes jaar geleden begonnen er zelf een te bouwen. Dat heeft tot nu toe meer dan een ton zelf geproduceerd, niet gemanipuleerd, onbesproten en kunstmest vrij voedsel opgeleverd.

Het produceren van voedsel is een avontuur, bewaren een volgende. Het conserveren van de overvloed van de zomer is een vergeten kunst: fermenteren, roken, pekelen en drogen.

Hoe maak je de cirkel rond? Waar komt de vruchtbaarheid van de bodem vandaan? Hoe ga je om regenwater, hoe benut je zonlicht, hoe verleng je de seizoenen en de levensduur van je favoriete koekepan? Hoe bouw je een nieuw kippenhok van leem en conservenblikjes en hoe haal je het zout uit de zee?

Hoe is een praktische vraag. In mijn wekelijkse stukjes leg ik vast wat ik heb geleerd. Het is ook een verslag van mijn verbazing, enthousiasme en nieuwsgierigheid. Van niets iets maken, maakt de geest vrij en onafhankelijk en geeft zin aan het bestaan.

Op maandag ruikt het huis naar vers gebakken brood, in juni naar vers geslingerde honing en in november naar gerookte spek. Op dinsdagochtend is het stil. Dan tik ik een stukje. Over de avonturen van de afgelopen week.

Waar moet ik het volgende week over hebben? Ik weet het niet. Als u het weet, mag u het zeggen…

Reageren mag! Graag zelfs. Dat kan met een reactie onder aan deze pagina, via de facebookpagina of met een mailtje aan info(at)kokenmetkropotkin.nl

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Koolstof

Onze wintervoorraad koolstof, om al dat explosieve stikstof organisch mee te binden

Als ik agrariër was, dan zou ik mijn blog waarschijnlijk Boeren met Bakoenin noemen. Bakoenin is een van de andere grote namen uit de libertaire politieke filosofie en wordt doorgaans meer met de revolutionaire doeners geassocieerd dan de academisch ingestelde Kropotkin. Als ik de beelden van het huidige boeren protest bekijk, lijkt het er op dat de geest van Bakoenin massaal in de boeren ontwaakt is.

Boeren is een vak. Een mooi en ingewikkeld vak. Hetzelfde geldt voor actievoeren. Je kan van de harde kern van de klimaatactivisten vinden wat je wil, maar ze pakken hun acties over het algemeen wat professioneler aan dan de boer die gister als een dolle met zijn trekker te keer ging in de binnenstad van Groningen en bij het omver rijden van wat hekken op een haar na enkele onschuldige voorbijgangers miste. Geweldloze actie gekoppeld aan burgerlijke ongehoorzaamheid is een vak appart. Het helpt als je daar met zijn allen van te voren goed over na denkt en  heldere afspraken over maakt, bijvoorbeeld in een actieconsensus. Ga eens praten met de klimaatgekkies als je de fijne kneepjes van het blokkeren wilt leren.

Verzet en saamhorigheid roepen krachtige emoties op. In mijn studententijd protesteerde ik veel. Het was de tijd van onderwijsminister Jo Ritzen en die het een goed idee leek om de academische vorming van de bloem der natie om zeep te helpen met tempobeurzen en astronomische verhogingen van het collegegeld. Dit leidde in december 1994 tot een blokkade van Utrecht Centraal. Een spontane protestactie die het gezag volledig in zijn hemd zette en het treinverkeer in Nederland een dag lang ontregelde. Wij studenten vonden het prachtig. We hadden de slag gewonnen. De dag was van ons!

Tijdens deze en andere acties heb ik een beetje aan de psychologie van verzet en burgerlijke ongehoorzaamheid kunnen ruiken. De kunst van burgerlijke ongehoorzaamheid zit in het strikt vasthouden aan geweldloosheid. De partij die geweld gebruikt, verliest het moreel gelijk en delft uiteindelijk het onderspit. Met dit inzicht lukte het Ghandi om het Britisch Empire op de knieën te dwingen.

Het antwoord op de boerenfrustratie zou wel eens uit India kunnen komen. Terwijl Ghandi zijn zoutmars organiseerde uit protest tegen het Brits koloniale monopolie op de productie van zout, experimenteerde de Engelse botanicus sir Albert Howard op een agrarisch onderzoeksstation in het Indiaase district Indore met de toepassing van compost als elementaire bron van bemesting in de landbouw. Zijn klassieker An agricultural testament uit 1940 is vandaag actueler dan ooit.

Zo verzot als studenten zijn op lang studeren, zo verzot zijn boeren op stikstof. Stikstof is explosieve vruchtbaarheid en wanneer het niet gebonden is aan organisch materiaal zeer vluchtig. Het verdampt dan makkelijk als ammoniak en spoelt snel uit naar het oppervlakte water. Zodra stikstof is vastgelegd in organisch materiaal, met behulp van ruime hoeveelheden koolstof, is het niet zo vluchtig meer en is verdamping en uitspoeling veel minder een probleem.

Stikstof in combinatie met koolstof, zuurstof en een beetje water maakt compost. Compost is in wezen niets anders dan humus: organisch materiaal dat wonderen voor de vruchtbaarheid van elke bodem. Misschien hebben we geen stikstof crisis maar een koolstof crisis. Al die drijfmest schreeuwt om stro, houtsnippers en andere organische koolstof om die explosieve vruchtbaarheid mee vast te leggen, zodat ze niet weglekt naar natuurgebieden en het oppervlakte water, met alle desastreuze gevolgen van dien.

Stikstof

Spontane brandnetel tussen de aardbeien en de Oost-Indische kers

Een netelige kwestie. Stikstof. De kranten staan er vol mee. Onze kinderen behandelen het bij “nieuwsbegrip” op de basisschool, maar wat is het eigenlijk?

Losgeslagen N

Overal om ons heen is stikstof. De atmosfeer bestaat voor 78% uit stikstofgas: N2. In de lucht doet dit stikstofgas niet zoveel. De twee N-atomen zitten stevig aan elkaar vast. Zo stevig, dat ze niet de behoefte hebben om te reageren met allerlei andere atomen. Bliksem is een van de weinige natuurlijke manieren om ze los te peuteren.  Het kan ook synthetisch via het Haber-Boschproces en dan heb je de grondstof voor explosieven en kunstmest te pakken. Een losgepeuterd stukje N is namelijk een heel ander verhaal. Een losgeslagen N reageert als een wilde. Met zuurstof, met waterstof. Je krijgt dan dingen als ammoniak, nietriet en nitraat. Deze verbindingen vormen de essentiele bouwstenen voor iedere levensvorm: zonder stikstof geen DNA, geen eiwitten of aminozuren. Maar dus ook geen springstof en kunstmest.

Stikstofkringloop

Net als water kent stikstof een natuurlijke kringloop. Planten nemen stikstof op uit de bodem en gebruiken dit om organisch materiaal te maken, dat door mensen, dieren, schimmels en bacterien wordt opgegeten en verteerd. Tijdens dit verteren komt de stikstof weer in minerale vorm beschikbaar voor planten en zo begint de cyclus opnieuw. Vlinderbloemigen, dat zijn planten zoals klaver, bonen, erwten en lupine, hebben een bijzondere plek in deze natuurlijke cyclus. Door hun samenwerking met een speciale groep bacterien hebben deze planten de unieke eigenschap om stikstof uit de lucht vast te leggen in de bodem.

Explosieve vruchtbaarheid

In de moestuin ben ik dol op stikstof, simpelweg, omdat ik zonder stikstof niet kan tuinieren. Het is een van de essentiele elementen om de bodem vruchtbaar te houden. Stikstof is explosieve vruchtbaarheid. Deze kennis is eeuwenoud en terug te vinden in religieuze voorschriften, voedselwetten, volksverhalen en sprookjes. Zou vinden we in de bijbel het gebod om geen bloed te eten, maar dit bloed over de akkers te laten lopen, om de welvaart van jezelf en je nageslacht te verzekeren (Deuteronomium 12: 23-25). Bloed is een enorm krachtige stikstofbemesting en wordt als zodanig ook in de (biologische) landbouw gebruikt in de vorm van bloedmeel. In menig sprookje spelen vlinderbloemige toverbonen de hoofdrol als armlastige boeren iets van welvaart proberen te vergaren.

Stikstof is dus explosieve vruchtbaarheid. In de moestuin gaan we daar voorzichtig mee om en proberen we zoveel mogelijk aan te sluiten bij de natuurlijke stikstofkringloop. Dat betekent voldoende erwten, boontjes en andere vlinderbloemigen opnemen in het teelplannen en zorgen dat de stikstof die is vastgelegd in plantenresten door compostering en mulchen ook weer beschikbaar komt in de bodem.

Brandnetel als signaalgewas

Sommige planten zijn extra dol op stikstof. Brandnetels bijvoorbeeld of smeerwortel. Op plekken in de tuin waar deze spontaan gaan groeien zit voldoende stikstof in de bodem. Het is dus een signaalgewas voor de aanwezigheid van stikstof. Vaak is dat op de randen van heggen, paadjes en groentebedden. Regelmatig pluk ik deze brandnetels om ze in de vorm van mulch of brandnetelgier aan planten te geven die nog wel een beetje stikstof kunnen gebruiken. Kool is er dol op.

Ik zou deze brandnetels natuurlijk ook gewoon kunnen eten: blancheren en dan in een soep verwerken of een paar jonge toppen in een glas kokend water nuttigen als heilzame brandnetelthee. Meestal vind ik dat zonde en gebruik ik het liever om er een composthoop of een kwart kuub regenwater mee te pimpen.

 

Bout

Gedicht van Henk Krosenbrink over de ruilverkavelling langs de Boven Slinge

Soms werken dingen beter als ze groter zijn. Protest bijvoorbeeld. Twee trekkers in Den Haag zijn een curiositeit; twee honderd zijn een statement; twee duizend het begin van een opstand. De boeren zijn boos. Ze zijn boos op de hypocrisie van hun eigen politieke leiders, die Schiphol eindeloos laten groeien, maar de agrarische sector aan banden legt. Ze zijn boos op de stad, die het platteland niet begrijpt, maar daar wel een mening over heeft.

Ze zijn boos over het gebrek aan waardering, terwijl ze de verantwoordelijkheid nemen voor de productie van de meest elementaire levensbehoefte: ons voedsel. Ze zijn boos op consumenten, die niet meer snappen waar hun eten vandaan komt, de mond vol hebben over koetjes in de wei en ondertussen gedachtenloos hun boodschappenmandje vol gooien met kiloknallers in supermarken, die maar één boodschap uitdragen: hier is wegwerpvoedsel voor wegwerpprijzen te koop.

Boeren zijn ook boos op hun land. Met steeds groter geweld en grotere machines wordt de aarde opgescheurd en de vrucht van het veld binnengesleept. Boeren rijden niet meer in trekkers; ze rijden in tanks. In een nat najaar hebben akkers waar pas is geoogst vaak meer weg van het slachtveld van Verdun, dan van iets dat met een kringloop of natuurinclusief boeren te maken heeft.

Zondagavond konden we een kwart lam ophalen bij een boer uit de buurt. Dat doen we eens per jaar. Het is een pakket van ruim 11 kilo, waar van alles in zit: schouder, koteletjes, gehakt, lever, nier en een bout natuurlijk. De bout laten we in één stuk van ruim drie kilo. Deze bewaren we voor een bijzondere gelegenheid, zoals het jaarlijkse familieweekend van de Schudde’s. Toevallig was dat ook het afgelopen weekend. Eén bout voedt met gemak vijftien monden. Het lam is geofferd op het altaar van onze familiebanden en die banden zijn een lamsleven waard. In mijn wereld dient voedsel niet uitsluitend om de maag te vullen, maar voedt het ook de ziel.

Lamsbout uit de oven

Een hele lamsbout bereiden vraagt aandacht. Voor het braden maak ik eerst een aantal kleine snede’s in de bout, waar ik teentjes knoflook en hele kruidnagelen in druk. Daarna wrijf ik de bout in met peper om vervolgens de bout aan te braden in een ruime hoeveelheid boter. Op een bout van drie kilo gaat een pond boter de braadslee in. Na het aanbraden gaat de bout met een ruime hoeveelheid rozemarijn de oven in.  Bij honderdvijftig graden bereken ik de totale tijd op een half uur plus een uur per kilo. Een bout van drie kilo staat dus drieeneenhalf uur in de oven. Elke drie kwartier een keer omkeren en bedruipen met vet. Voor het aansnijden even laten rusten, insmeren met honing en op smaak brengen met zout. Opdienen met veel bombarie aan familie, vrienden of anderen die er toe doen.

Henk Krosenbrink

Zaterdagmiddag, voor het koken en eten aan, wandelde ik met mijn familie langs de Boven Slinge naar Bekendelle bij Winterwijk. Halverwege het wandelpad stond een bord met een gedicht van Henk Krosenbrink. Over bulldozers die ten strijde trekken tegen het landschap. Over verdwenen hagen en notenbomen. Over het kille geluid van een bijl. Over een landschap geofferd op het altaar van de vooruitgang.