Voorjaar

En dan opeens is het voorjaar. Het groen schiet de grond uit. Bloesem knalt open. Er bloeit nog niet zoveel, maar toch vond één van de boompjes op de nieuwe tuin het nodig om uitbundig te gaan bloeien. Ik kon niet direct zien wat voor boompje het is. `Ik dacht even een krent,  die zijn er ook vaak vroeg bij, maar daarvoor lijken me de bloemblaadjes wat te rond. Wie het weet mag het zeggen.

Er is een hoop gebeurd de afgelopen weken. We hebben de wilg geknot en van de tenen moest natuurlijk een hut gebouwd. Met een beetje mazzel slaan de tenen aan en groeit de hut lekker dicht.

Er moest natuurlijk een hut gebouwd worden

Gespreid bedje

De bedden van slootmaaisel die we in januari hebben gemaakt, hebben deels hun werk gedaan. Na een week of acht is het grootste deel van de grasmat onder de bedden vergaan. Niet overal natuurlijk. Op plekken waar de strooilaag net iets minder dik was, prikken het speenkruid en enkele verdwaalde graspollen door de mulch. Het resultaat is naar mijn idee voldoende om er uien en aardappels in te zetten. In de half vergane zode prikken we met een stok een ondiep pootgat en daar verdwijnen de vroege aardappels  en plantuitjes in. Het geheel dekken we weer af met de laag slootmaaisel die we er net van af hebben geschoven.

Tegen mei zullen de eerste aardappel- en uienspruiten door de mulchlaag heen komen. Gedurende het voorjaar en de zomer vergaat de mulchlaag steeds verder en zullen de laag aanvullen met een nieuwe laag gemaaide ruigte. Op deze manier ontstaat een mooie, kruimige bodem onder de mulchlaag met, naar we hopen, een redelijke oogst aardappelen en uien.

Dit seizoen gaat het vooral om het vormen van een mooie losse bodem, zonder frezen en spitten.  De bodembiologie heeft tijd nodig om zijn werk te doen.

Onder de mulch van slootmaaisel is de zode aardig vergaan

Deze manier van aardappels verbouwen zonder ruggen of spitwerk is een  variant op de zogenaamde Ruth Stout methode. Deze Amerikaanse dame was een van de pioniers van het tuinieren zonder spitten met behulp van permanente mulchlagen.  Zij zaaide rechtstreeks op een onbewerkte bodem en dekte deze vervolgens af met een dikke laag oud hooi.

In 2018 heb ik met de aardappelen voor het eerst met deze methode ge-experimenteerd. In plaats van hooi gebruikte ik stro. De resultaten waren gemengd. De planten deden het uitstekend, ondanks een record droogte. Onder de mulchlaag kwam prachtige grond te voorschijn, maar de oogst viel tegen.

Sindsdien ben ik verder gaan experimenteren, met wisselende resultaten. In plaats van op de grond, zoals Stout adviseerde, plant ik de aardappels net in de grond. Ik heb de indruk dat de knollen dan net wat beter tot ontwikkeling komen. Het type mulch is ook van belang. Het diverser, hoe beter. Compost is prima, versnipperd heggesnoeisel werkt ook prima, net als een dikke laag gemaaid gras. Of een combinatie van deze.

Ongestoorde bodem

Houtige mulch, zoals heggesnoeisel, bevordert de vorming van schimmels en deze schimmels zijn cruciaal op de plant te voorzien van de nodige voedingsstoffen. De plant wisselt met de schimmels suikers voor de nodige mineralen, die de schimmels met hun netwerk van ondergrondse draden uit de wijde omgeving kunnen halen. Dit fenomeen heet mycorrhiza associatie en krijgt de laatste tijd steeds meer aandacht. Zoveel aandacht zelfs dat fabrikanten verzonnen hebben om deze schimmel in een potje te stoppen, dat je voor veel geld kan kopen en bij je planten strooien.

Dikke onzin, als het mij vraagt. Mycorrhiza ontstaat vanzelf als de omstandigheden gunstig zijn. Schimmelsporen zijn overal aanwezig. Geef een schimmel de goede omstandigheden en hij gaat groeien. Ongestoorde bodems in combinatie met houtige mulch zijn naar mijn ervaring een uitstekende uitnodiging voor de vorming van mycorrhiza netwerken. Intensief spitten helpt deze associatie om zeep. Vandaar dat ik de bodem het liefst zo min mogelijk verstoor.

Karton en compost

Het nadeel van slootmaaisel is dat het nogal grof kan zijn. Aardappels kunnen dat wel hebben, maar voor de schare tuinbonen, peultjes en broccoli en ander spul dat voorgekweekt in de kas staat te wachten  om uitgeplant te worden is het toch wat te grof. Daarvoor werkt een andere niet-spit methode prima. Deze werkt met een combinatie van karton en compost. Je legt een laag karton rechtstreeks op het  gras en over die laag karton gaat een laag van  minimaal tien centimeter compost. Vervolgens kan je voorgekweekte planten rechtstreeks in de compost uitplanten.

Afgelopen zaterdag legden we op deze manier een eerste compostbed aan. Tussen de hagelbuien door deden we ons best het karton niet te laten wegwaaien in de stevige maartse bries.

 

 

 

 

 

 

Nieuwe horizon

Vlak voor de kerst kochten mijn echtgenote en ik een weiland. Het ligt twee dorpen verderop. Het is ruim eenderde hectare groot en heeft een beetje de vorm van een sok met de punt naar het zuiden. Om het weiland ligt een sloot. Er staat een oude wilg en een lage haag met een paar jonge fruitboompjes en bramen deelt het perceel door midden.

Er is jaren niet zoveel met het landje gebeurd. In het najaar is er nog een keer gemaaid en zijn de sloten schoongemaakt. De grasmat is doorgroeid met verschillende soorten onkruid. Veel brandnetel, her en der wat distel, speenkruid. Die brandnetels wijzen op stikstof. Molshopen verraden de aanwezigheid van ondergrondse gravers. Waar mollen zijn, zijn wormen.  Een teken dat er aardig wat leven in de bodem zit. Niet zo verwonderlijk. Als je jarenlang de boel de boel laat, keer het bodemleven langzaam terug.

Zo’n molshoop geeft ook een aardig beeld van de toestand iets dieper onder de grasmat. Ik heb een balletje klei van een molshoop mee naar huis genomen en thuis een slaketest uitgevoerd. Je droogt dan een kluit aarde en legt die droge kluit op een grof rooster in een bak met water. Een biologisch actieve bodem zal stabiele bodemagregaten bezitten met veel micro-poriën die door glomaline bij elkaar worden gehouden. Deze glomaline is zeg maar een bioplaksel dat door mycorrhiza schimmels geproduceerd wordt.

Deze bodemaggregaten zorgen er voor dat water makkelijk de bodem kan infiltreren, dat plantenwortels hun weg kunnen vinden en een samenwerking aan kunnen gaan met die mycorrhiza schimmels. In die samenwerking ruilen planten suiker, dat ze maken met behulp van fotosynthese, voor allerlei mineralen, die ze niet zelf kunnen maken, maar die de schimmels in hun uitgebreid ondergronds netwerk wel weten te vinden.

De slake-test kan je eenvoudig thuis uitvoeren en geeft een goed idee hoe het met de stabiliteit van je bodemaggregaten is gesteld. Dit filmpje op youtube geeft goed weer hoe zo’n test werkt. Onze kluit bleef een week of drie stabiel en viel daarna pas uit elkaar. Dat zijn aardig stabiele aggregaten.

Verderop in het veld kwam ik een paar paddestoelen tegen. Nog een aanwijzing die duidt op bodemleven en de ruime aanwezigheid van organisch materiaal in de bodem.

Vrienden en bekenden beginnen meteen over trekkers en ploegen als ik ze over onze nieuwe aanwinst vertel. Ik heb het niet zo op ploegen en spitten en  kom dan met een ingewikkeld verhaal over schimmels en aggregaten en het belang van observeren. Het gesprek gaat dan vaak al snel over iets anders. Mensen zijn doeners. De schop erin, actie, plannen, ten aanval!

Op naar vijftig meter mulch

Die plannen zijn er. Scherp observeren is de eerste stap. De afgelopen weken heb ik het maaisel uit de berm gevist, een composthoop aangelegd, vijftig meter toekomstige groentebedden van een dikke laag rietmulch voorzien. Het plastic dat her en der rondzierf opgeruimd. Stap voor stap, met een compostvork en een kruiwagen. Mijn kop in de januarizon, wind in de rug, handen uit de mouwen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Groei en verval

De laatste tomaten

Gister heb ik de tomatenplanten opgeruimd. De basilicum die tussen de tomaten stond mag nog even blijven staan, net als de klaver die her en der opduikt. De zomer is voorbij. In de namiddag vangt de kas nog een klein streepje zon. Tot eind februari zal ze in de schaduw van de kerk naast ons huis liggen.

Ik versnipper de tomatenplanten en breng ze naar de composthoop, samen met de resten stro van de mulchlaag die de hele zomer lang de bodem van de kas beschermd heeft tegen de ergste hitte. De kas heeft dorst. Afrijpende tomaten houden niet van te veel water ineens. Dan gaan ze scheuren. In de nazomer knip ik bovendien zo veel mogelijk loof weg. Er hoeft dan niet zo veel meer gegroeid te worden en elke streep zon helpt met het rijpen van de laatste volgroeide trossen.

Na twintig gieters water worden de wormen die zich in de bodem verstopt hebben wel weer wakker. Waar de tomaten stonden zaai ik een mengsel van verschillende groenbemesters. Rogge, phacelia, borage, japanse haver, wikke. We zullen zien wat er nog opkomt. Met een beetje mazzel geven de groenbemesters een extra boost aan het bodemleven. Dit helpt om verschijnselen als kurkwortel en andere gevolgen van de eenzijdige en gebrekkige teeltvariatie, die zich in de beperkte ruimte van een kas snel voor doen, tegen te gaan. Voor een winterteelt van kool of sla heb ik te weinig weinig zon in de kas.

Bij het opruimen van tomaten leg ik de trossen die nog groen zijn apart. De komende weken kleuren die langzaam rood in de vensterbank. In de salade zijn deze groen geplukte tomaten niet echt lekker meer. Voor in een pastasaus zijn ze prima.

Van groei naar verval naar nieuwe groei. De komende maanden wordt er heel wat cellulose, lignine en polysachariden afgebroken. Op de composthoop en in de bodem. De koolstof verdwijnt grotendeels als koolstofdioxide in de lucht. Een klein deel blijft achter als humus. Samen met de mineralen om zo weer beschikbaar te komen voor een nieuwe groeispurt in het voorjaar.

Hoe meer er vervalt, hoe meer er straks weer kan groeien. Daarom zijn we zuinig op al het organisch materiaal dat de tuin voortbrengt. Onkruid, tomatenplanten, heggensnoeisel, herfstbladeren… het kan allemaal op de composthoop. Als het organisch is, is het te composteren.

De composthoop is de verzamelplek van alles wat organisch is en niet door ons zelf, de kippen of de konijnen gegeten worden, niet naar het wormhotel gaat en ook niet als mulchlaag hoeft te dienen. Dat is nog best veel. Tomaten en andere planten uit de nachtschade familie zijn giftig voor de kippen en konijnen, maar kunnen prima op de composthoop. Fijngehakt als groen tussen twee lagen bruin is er in twee weken vrijwel niets van terug te vinden. Een goed hete composthoop vernietigt ook alle sporen van eventuele plantziekten. Uit voorzorg geen tomaten of aardappelloof composteren is naar mijn idee onzin.

De natuur ruimt zijn eigen rommel op en heeft daarvoor een leger van miljarden schimmels, bacteriën en andere microorganismen voor klaar staan. Ik ben voorlopig klaar in de kas. Laat de natuur zijn gang maar gaan.

 

 

 

 

 

Spitten

Regenwormen aan het werk in een jampot experiment

Ik spit niet. Al een paar jaar niet. Vroeger  wel. Ieder najaar moest de tuin om. Minimaal één steek diep. Een prima manier om eelt op de handen te kweken, hier op de Groninger klei.  Ik spitte zoals mijn vader ook spitte. Eerst een geul van één steek. De steek uit de tweede rij in de geul keren, zodat er een nieuwe geul ontstaat en zo door naar de laatste rij, waar tenslotte de grond uit de eerste geul in komt. Voor het spitten ging de compost over de grond, zodat die mooi ondergespit werd.

Ik verbaasde me er elk jaar opnieuw over, dat ik van deze compost amper iets terug vond in de bodem. Humus in de grond. Dat wilde ik hebben. Dus geen kunstmest, maar kruiwagens vol compost. Tergend langzaam zag ik de bodem iets verbeteren: van donkerblauwe klei naar iets wat op zwarte grond ging lijken.

De moestuin werd groter. Een verwilderd hoekje met wat door bramen overwoekerde sneeuwbes moest er aan geloven. Ik verwonderde me er over hoe prachtig zwart en los de grond in dat hoekje was, nadat ik de struiken had opgeruimd en er de schop in zette. Een jaar later verwonderde ik me opnieuw. Hoe belabberd die grond in korte tijd geworden was.

Ik ging me wat meer verdiepen in bodemvruchtbaarheid en ontdekte de wereld van de niet-spitters. Spitten is slecht, duivels zelfs, voor de bodem. Het vernielt de bodemstructuur, is funest voor het bodemleven en jaagt de humus de grond uit. Dat was de boodschap. Ik geloofde er geen klap van. Niet spitten op zand? Prima. Daar kom je er wel mee weg, maar ik kom van de klei en klei moet gespit.

Niet dus. Die verdwenen, prachtige zwarte grond van het hoekje struiken bleef knagen.  Waar ik nooit kwam verscheen spontaan de meest prachtige grond en zodra ik ging zwoegen verdween die. Bij wijze van experiment besloot ik een jaar niet te spitten. Dat ging moeizaam. Ik bleef twijfelen. Na een jaar was ik om.

In plaats van zelf te spitten, laat ik de regenwormen het nu voor mij doen. Het enige dat die er voor terugvragen is een constante stroom organisch materiaal in de vorm van compost, organische mest of mulch. De regenwormen zorgen voor een gatenkaas: macroporiën die er voor zorgen dat zuurstof, regenwater en plantenwortels makkelijk de bodem in kunnen.

Amoëbes, protozoën, schimmeldraden en ander microscopisch klein bodemleven zorgt voor een constant recyclen van organisch materiaal tot humus en het vrijmaken van de voor plantengroei belangrijke mineralen in dat organisch materiaal. In deze ondergrondse orgie klonteren niet-organische bodemdeeltjes zoals zandkorrels en kleideeltjes samen met humus tot een soort korrige structuur. Een door schimmeldraden geproduceerd bioplaksel onder de naam glomaline speelt een belangrijke rol in het aan elkaar plakken van die bodemdeeltjes. Deze korrelstructuur noemen we bodemaggregaten. In een levende bodem worden deze bodemaggregaten constant gevormd. Nu is dit bioplaksel zelf ook weer onderdeel van de ondergrondse voedselketen, dus na verloop van tijd heeft een of andere bacterie de lijm opgesnoept en valt de korrel weer uit elkaar.

Elke keer als ik ging spitten vernielde ik deze ondergrondse wereld. Dat zette een enorme rem op het vormen van nieuwe korrels. Met het spitten joeg ik ook een enorme stoot zuurstof in één klap de bodem in. Een uitnodiging aan al het aanwezige (bacteriële) bodemleven om de aanwezige humus in één grote vreetpartij zo snel mogelijk weg te werken. Het resultaat: een compacte, dicht geslagen bodem met amper humus, waar het water op blijft staan, in plaats van dat het wordt opgenomen, die uitdroogt in de zomer, in plaats van het water vast te houden als een spons.

Slake-test in de vensterbank. Na 24 uur nog steeds stabiele aggregaten.

De afgelopen weken was ik met onze oudste druk in de weer met wat experimentjes rond het thema bodem. Wat doen regenwormen in een pot met zand? Wat doet een laagje mulch met een gesimuleerde regenbui? Hoe goed blijven kluiten aarde door het bioplaksel aan elkaar plakken in een zogenaamde slake test? Fascinerend, die bodemwereld. Of je nu 8, 44 of in de 80 bent.

 

 

 

 

 

 

Grondcontact

Met blote handen een kuiltje graven in kruimige aarde. Humus ruiken. Goed opletten. Mijten, wormpjes en ander minuscuul bodemleven zien. Voelen hoe de aarde door de handen glipt. Grondcontact; daar wordt een mens gelukkig van.

De bodem leeft. Dit leven bestaat uit een gigantisch web van elkaar voedende organismen. Het begint met organisch materiaal, dat door bacteriën en schimmels verder wordt afgebroken. De schimmels en bacteriën worden belaagd door protozoën, nematoden, arthropoden en andere micro-organismen, die op hun beurt weer voer zijn voor steeds grotere wezens, zoals oorwurmen, duizendpoten en regenwormen.

Dit gigantisch ondergronds web zet organisch materiaal om in vruchtbaarheid: de afbraak van organisch materiaal zorgt er voor dat de mineralen die daarin vastgelegd zijn weer beschikbaar komen voor de wortels van planten. Humus zorgt voor een betere structuur van de grond en houdt vocht vast. De gangenstelsels van wormen zorgen er voor dat de bodem kan ademen en regenwater in de bodem kan infiltreren.

In dat ondergronds web leeft ook de Mycobacterium Vaccae. Onderzoekers van de Universiteit van Bristol onderzochten het effect van deze bacterie op muizen. Wat bleek? De bacterie maakt gelukkig. Muizen die in aanraking kwamen met de bacterie bleken extra serotonine aan te maken. Daardoor konden ze sneller en met minder stress door een doolhof rennen. Onbezorgd door een doolhof rennen is kennelijk alles wat een muis nodig heeft om gelukkig te zijn.

De ontdekking van het serotonine verhogend effect van Mycobacterium Vaccae levert meteen het wetenschappelijke bewijs dat tuinieren gelukkig maakt. Door flink met je handen in de aarde te wroeten snuif je een flinke dosis Mycobacterium Vaccae op en heb je je natuurlijke portie antidepressiva weer binnen.  Of het waar is? Ik weet het niet. Het is in ieder geval een mooi verhaal.

 

 

Paddestoelen en herfstbladeren

Het is herfst vinden de bomen en ze laten hun bladeren vallen. Als ik naar de kalender kijk kan ik ze geen ongelijk geven. Het voelt nog volop zomer terwijl ik de laatste tomaten in de kas pluk. De regenton is leeg. Best gek voor half oktober.

Toch is het echt herfst vinden ook de paddestoelen die her en der in de moestuin de kop op steken. Ik word gelukkig van paddestoelen. Die groeien alleen als ze iets te eten hebben, zoals afgevallen bladeren, vermolmd hout of heggeknipsels. Organisch materiaal, dat ze infiltreren met hun onderaardse schimmeldraden, afbreken en omzetten in voedsel. Voedsel voor die mooie paddestoel, maar ook voor de planten in de tuin. Planten en schimmels werken graag samen. Ze wisselen suikers en mineralen met elkaar uit en worden daar beide beter van; mycorrhiza wordt deze samenwerking genoemd. Lees de post wederzijdse hulp als je hier meer van wilt weten.

Bodemleven

Paddestoelen in de moestuin zijn voor mij een teken dat het goed gaat met de bodem. Die bodem is geen dooie bak met klei, maar een levend wezen dat plaats biedt aan een gigantisch web van bacteriën, schimmels, amoebes, mijten, spinnetjes, wormen en noem maar op. Dit web zorgt er voor dat organisch materiaal wordt afgebroken tot de mineralen die planten nodig hebben om te kunnen groeien. Het bodemleven is de grote recycle-machine van moeder natuur en het bodemleven heeft honger.

Gelukkig is er in de herfst volop te eten. Met bakken tegelijk dondert het organisch materiaal van de bomen: feesttijd voor de microben! Hoe gelukkiger de microben, hoe gelukkiger de moestuinier en hoe groter de bodemvruchtbaarheid.

Twee gangen diner voor de microben

De tuin is leeg, op de prei na, en wacht onder een bedje van stro op de winter

Om het bodemleven gelukkig te houden ben ik gestopt met het omspitten van de tuin in het najaar en in het voorjaar. Ik maak alleen de bovenlaag even licht los met de cultivator en hark het onkruid uit de tuin. Daarna krijgt het bodemleven een twee gangen diner dat bestaat uit een laagje ruwe compost gevolgd door een flinke laag stro of gevallen bladeren. De compost voedt het bodemleven en de mulchlaag van stro of bladeren beschermt de bodem in de herfst en winter tegen het dichtslaan door de regen en het uitspoelen van mineralen.

Bladaarde

Herfstbladeren kan je ook gebruiken om bladaarde van te maken. Dat is compost die voornamelijk bestaat uit de half vergane overblijfselen van  bladeren.  Het lijkt een beetje op potgrond. Bladaarde ontstaat vanzelf als je een hoop bladeren in een hoekje van de tuin langzaam laat vergaan. Je kan het ook maken door een lege potgrond of compostzak te vullen met bladeren en wat gaten in de zak te prikken. De bladeren moeten wel een beetje vochtig zijn, dus als het erg droog is een flinke scheut water toevoegen. Jaartje wachten en je hebt nieuwe aarde. Mirakels.

Aardappeloogst

De nieuwe oogst

De dag dat de laatste aardappel de moestuin uit komt markeert zo’n beetje het einde van het moestuinseizoen. Niet dat er daarna niets meer groeit of gebeurt. De winterprei en boerenkool staan klaar voor de winter; in de kas hangen nog handenvol groene tomaten en pepers te wachten op de nazomerzon. Normaal word ik erg vrolijk van aardappels rooien. Tomaten, appels, boontjes: je ziet ze groeien, maar bij aardappels is altijd weer een verrassing wat je aantreft.

Dit jaar ben ik minder vrolijk. De vroege aardappels gingen prima; die waren voor de ergste droogte al uit de grond.  De oogst van de late aardappelen is ronduit belabberd. Normaal is de aardappelziekte phytophthora mijn grootste en eigenlijk enige zorg bij de aardappels. Dit jaar geen spoor van de ziekte gezien. Niet bij de aardappels en ook niet bij de volle grond tomaten. Door de aanhoudende droogte had de schimmel eenvoudig geen kans zich te ontwikkelen. Dit jaar was het de droogte die de aardappel de das om deed.  Ik  had op een kilo of 30 gerekend aan minimale opbrengst. Daar halen we nog niet de helft van.

Nu valt er van extremen veel te leren. Net als van experimenten. Dit jaar heb ik drie teelmethoden toegepast: normaal op ruggen, in bakken en zakken en onder mulch. De vroege aardappels zaten in bakken en zakken. Dat gaat prima, zolang je niet vergeet ze water te geven. De aardappels op ruggen deden het het minst. Het is me niet helemaal duidelijk of dat aan de teelwijze of aan de grond lag. In het hoekje waar ze stonden zit nogal wat puin in de grond. Misschien dat dat ze in combinatie met de droogte fataal is geworden.

De teelt onder mulch gaf de meest interessante resultaten. Deze methode gebruikte ik dit jaar voor het eerst. Voor de vroege aardappelen werkte het voor geen meter. De planten kwamen laat op, als ze al opkwamen, en kwamen verder ook amper tot ontwikkeling.

De late aardappels reageerden beter op de mulchmethode, maar ook hier kwamen ze later op en was de uitval groter. De planten bleven een stuk kleiner dan ik van de teelt op ruggen gewend ben, maar doorstonden de droogte vrij goed. De dikke mulchlaag helpt verdamping tegen te gaan en houdt het vocht beter vast in de bodem. Eind augustus stonden de planten er nog opmerkelijk fris bij. Toch viel de oogst tegen.

Aardappels onder mulch doet wonderen voor de bodem

Het meest opvallende is wat de methode met de bodem doet. We zitten hier op zware klei. Het stuk waar de aardappels stonden is wat dat betreft een van de ergste van de moestuin. De mulchlaag is in de loop van de zomer grotendeels vergaan en heeft een vijf centimeter dikke laag compostrijke teelaarde achter gelaten. Voor het bodemleven doet de mulchmethode wonderen. In een spade grond (20 x 20 cm) telde ik meer dan 30 wormen tegen ongeveer vijftien elders in de moestuin.

Mijn belangrijkste conclussie is dat de teelt van aardappels onder mulch een goede verzekering biedt tegen droogte, maar voor de zware Groninger klei niet zo geschikt is. Klei warmt in het voorjaar langzaam op. De mulchlaag werkt als een isolatiedeken en heeft er waarschijnlijk toe geleid dat de grond in het voorjaar langer koud bleef, waardoor de planten minder snel op gang kwamen, zeker als je ze vergelijkt met de bakken en zakken of ruggen,die een stuk sneller opwarmen. Omdat aardappels telen zonder gif om blitzkriegtactieken vraagt (zie deze afleving) wegen de voordelen van de mulchmethode toch niet op tegen de trage start. Bij de mulchmethode moet je bovendien niet vergeten op tijd extra mulch aan te brengen of aan te aarden. De aardappels liggen dichter aan de oppervlakte en worden dus sneller groen als je ze niet op tijd onder een extra laag mulch bedekt.

 

 

 

 

 

 

 

Compost

composthoop
Groen en bruin matriaal, op zoek naar de ideale mix

Een van de grondleggers van de biologische landbouw is tevens de uitvinder van het composteren. De plantkundige Sir Albert Howard zwaaide in het begin van de vorige eeuw de scepter over een agrarisch proefstation in Brits koloniaal India, waar hij onderzoek deed naar de effecten van humus op de bodemvruchtbaarheid.

De groene revolutie

Howard had een scherp oog voor de natuur en traditionele landbouwmethoden. In Howards visie is bodemvruchtbaarheid de basis voor iedere duurzame vorm van landbouw en de basis voor die bodemvruchtbaarheid is humus. Howard onderzocht de effecten van organische bemesting op allerlei gewassen en begon hij te experimenteren met verschillende methoden om te composteren. Zo stond hij aan de basis van het Indore proces: de methode om plantaardige en dierlijk restmateriaal om te zetten in humus. Deze methode vormt nog steeds overal ter wereld de basis voor de compostering van groene reststromen. Vergeet Wageningen, de echte groene revolutie begon in India.

Composteren kun je leren

Het leuke van composteren is dat het de makkelijkste manier is om zelf een gesloten kringloop te maken. In plaats van je GFT-afval in de groene container te mikken kan je het ook in een hoekje van de tuin composteren. De compost is weer ideale mest voor de tuin. Composteren kan op vele manieren. Youtube staat vol met handleidingen en leuke filmpjes over compost. De basis is altijd hetzelfde: organisch materiaal. De essentie van composteren is het creeren van de ideale omstandigheden voor schimmels en bacterien om organisch materiaal om te zetten in humus. Dat begint met het matriaal dat je wilt composteren. Ideaal is een mix van koolstofrijk en stikstofrijk materiaal. Koolstof zorgt voor de structuur van de compost. Stikstof werkt als een soort Red Bull voor de micro-organismen, die er voor zorgen dat het organisch materiaal wordt omgezet in compost. Verder zijn een beetje vocht en vooral veel zuurstof nodig. Oftewel: mix koolstofrijk en stikstofrijk organisch materiaal met een beetje vocht en veel zuurstof en er ontstaat vanzelf compost. Hoe beter de mix, hoe heftiger het composteringsproces. Bij een optimale mix kan de temperatuur in de composthoop oplopen tot ruim 70°C. Bij een minder optimale mix verloopt de compostering langzamer en is de omzetting van ruw organisch matriaal naar humus minder compleet. De hoge temperatuur helpt om onkruidzaden en ziektekiemen op te ruimen.

Een composthoop bouwen

Een composthoop in de tuin kan je het best opbouwen in laagjes. Eerst wat grove takken zodat er van onder op de hoop voldoende zuurstof de hoop in kan. Dan een laag “bruin” materiaal. Dat is in composttermen al het koolstofrijk matriaal, zoals stro, takken, dode bladeren, zaagsel, etc. Dit matriaal is vaak bruin en droog. Vervolgens een laagje “groen” matriaal. Dat is de slang voor stikstofrijk materiaal zoals pas gemaaid gras, mest, keukenafval, etc. Dit matriaal is vaak groener en vochtiger. Na een laagje groen weer een laagje bruin, enzovoorts. Zo bouw je een luchtige hoop van ongeveer een meter bij een meter. Hoe fijner het matriaal, hoe beter het werkt. Lange of dikke stukken even met een snoeischaar in stukken knippen. Als je de hoop goed hebt opgebouwd is het zelden nodig extra water te geven. Bij een goede mix zal de hoop na een paar dagen op temperatuur komen en binnen een paar weken flink inzakken. Na een week of zes is het tijd om de hoop om te zetten: met een vork meng je alles weer goed door elkaar. Materiaal van de buitenkant van de hoop is minder goed verteerd, dus dat gaat naar binnen en vice versa.

Het lukt niet!

Als het niet lukt, dan ligt dat bijna altijd aan de mix: te veel bruin, te weinig groen, te nat, te droog, te weinig zuurstof, te grof materiaal. Te koud kan ook. Dat zijn de knoppen waar je aan kan draaien. Keer de hoop nog eens om, beetje water er bij of juist wat afdekken bij overvloedige regenval, beetje meer groen matriaal, de boel wat fijner hakken. Ingewikkelder is het niet.

Variaties

Bij een compostvat werkt het proces hetzelfde. Het voordeel van een vat is dat het proces wat meer beschut is. Geen last van regen of uitdroging, geen last van ongedierte. Wij hebben een hoop en een compostvat. De hoop gebruiken we voor het grove werk: snoeiafval, konijnenmest en de resten uit de groentetuin. Het vat gebruiken we voor de keukenresten. We composteren alles wat organisch is en wat niet wordt opgegeten door de kippen en konijnen. De kippen zijn op hun beurt weer dol op compost. In de composthoop wemelt het van de wormen, pissebedden en andere beestjes. In de zomer zitten de kippen er graag in te wroeten en in de winter krijgen ze regelmatig een emmertje verse compost in hun ren. De compost van de hoop is wat grover dan die uit  het vat. Die van de hoop gaat bij ons vooral naar de fruitbomen en bessestruiken. Die uit het vat gaat vormt een belangrijk deel van de bemesting van de moestuin en de kas.

Meer weten?

Lees dan An agricultural testament, van Albert Howard. Inspirerend en nog altijd hyperactueel.

Bemesting

Bordje N-P-K van organische oorsprong, lekker en voedzaam voor de bodem

Afgelopen zondag liep ik met een groene container vol oude schapenmest door het dorp. Mooie, gecomposteerde, oude stalmest. De ultieme bemesting voor iedere moestuin. De mest hebben we opgehaald bij een bevriend stel in het dorp. Zwart goud. Zo moet ongeveer het spul er uit gezien hebben dat eeuwenlang de schrale zandgronden in Drenthe van een beetje vruchtbaarheid voorzag. Schapen graasden op de woeste heide en lieten in de winter hun mest achter op heideplaggen in de schaapskooi. Deze laag mest werd dan in het voorjaar uitgereden op de akkers.

Een mooi systeem dat vraagt om een balans tussen de hoeveelheid weidegrond, akkerland, heide en schapen. Als je het goed doet, bouw je met dit systeem door de eeuwen heen een steeds dikkere bodemlaag op. Deze verhoogde akkers (bolle essen) zijn op verschillende plekken in Oost Nederland goed te zien.  De keerzijde van dit systeem is ook nog zichtbaar in het landschap. Te veel schapen op te weinig heide en je krijgt zandverstuivingen.

Nederland en de natuur

Tegenwoordig zijn het beschermde natuurgebieden; de extreme omstandigheden zorgen voor een unieke leefomgeving voor zeldzame planten en dierensoorten. Van waardeloze grond door te intensieve landbouw gepromoveerd tot waardevolle natuur. Dat maakt nieuwsgierig hoe we over 500 jaar kijken naar dat geouwehoer over de op natuurlijke wijze uitgemelgelde grote grazers achter een hekje in de Oostvaardersplassen. Nieuwe natuur in een polder die we hebben aangelegd om onze honger naar vruchtbare landbouwgrond te stillen. Het is een beetje schizofreen, de verhouding tussen Nederland en de natuur als je het mij vraagt.

Kanonnen, kunstmest en koken

Ondertussen is de winter voorbij. Tijd om de tuin te bemesten. Een moestuin vraag veel van de grond. Als je alleen van de grond neemt en nooit iets terug geeft, dan is de liefde natuurlijk een keer voorbij. Bemesten dus, zonder gaat het niet. Nu is het met mest net als met koken. Het kan volledig kunstmatig en chemisch, met pakje en zakjes. Dat noemen we in de tuin kunstmest. Kunstmest is een uitvinding van de wapenindustrie. Dat is een beetje kort door de bocht, maar er zit wel een kern van waarheid in. De zelfde jongens die in 1914-1918 de explosieven voor de slagvelden van Vlaanderen en Verdun verzorgden brachten na de Eerste Wereldoorlog nagenoeg hetzelfde product, synthetische nitraatverbindingen, onder de naam kunstmest op de markt. En boeren vonden het geweldig. Geen gezeul  meer met karrenvrachten mest en magere opbrengsten, maar een handzaam korreltje dat op magische wijze een dorre vlakte in een een groene oase verandert.

Nu heeft kunstmest een paar belangrijke nadelen, die de heren van de wapenlobby er niet bij vertelden. Kunstmest in de vorm van kunstmatige stikstof put de natuurlijke vruchtbaarheid van de bodem uit, doordat de humus in de bodem versneld wordt afgebroken. En humus is nu juist hetgene dat in de natuur voor vruchtbaarheid in de bodem zorgt. Vul je deze humus niet aan met mest, compost of ander organisch materiaal dan wordt de bodem steeds schraler en verliest ze haar samenhang, met als gevolg: zandverstuivingen.

Organisch materiaal

We voeden de moestuin dus niet met synthetische vruchtbaarheid uit pakjes en zakjes, maar met organische materiaal. Mest van onze kippen en konijnen, compost, oude stalmest, organische mulch in de vorm van stro, gemaaid gras, houtsnippers, etc. Het organisch materiaal voedt het bodemleven. Dit bodemleven bestaat uit een complex netwerk van bacteriën, schimmels, amoebes, nematoden, protozoën, pissebedden, wormen en andere beestjes, die niets anders doen dan gratis en voor niets organisch materiaal omzetten in humus en mineralen. De humus zorgt voor structuur in de bodem en dat is nu net wat planten nodig hebben: een luchtige, kruimige bodemstructuur waar planten makkelijk in kunnen wortelen. Daarnaast houdt humus vocht vast. De mineralen, zoals diverse vormen van stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K), voeden de plant. Over bemesting wordt vanuit een synthetische bril vooral in hoeveelheden N-P-K gedacht. Deze mineralen zijn van belang, maar niet het hele verhaal achter bemesting. Misschien nog wel belangrijker is het verhaal van koolstof, water en zuurstof.  Dat is het verhaal van organische mest, die voornamelijk uit koolstofverbindingen bestaat. Koolstof zorgt voor humus en humus zorgt voor een luchtige bodem die vocht vasthoudt voor als het nodig is.

De basis is dus organische koolstof. Doen we dan niks aan stifstof, kalium en fosfor? Zeker wel, maar voor mij is dat toch een beetje bijzaak. Schone houtas bevat veel kalium en gaat bij de planten die dat graag lusten, zoals tomaten en aardappels. Fosfor zit veel in botten en botten krijgt onze tuin genoeg uit de composthoop. Stikstof is de enige meststof die ik nog wel eens aanschaf en dan in de vorm van bloedmeel.

Wordt vervolgd…

 

Wederzijdse hulp

Pjotr Kropotkin
Pjotr Kropotkin, foto PD – US

En daar is ie dan eindelijk, mijn grote vriend Kropotkin! Pjotr Kropotkin, prins, revolutionair, anarchistisch theoreticus, geograaf en ontdekkingsreiziger. Voorwaar, een tegendraadse man met tegendraadse ideeën. Zijn meest tegendraadse idee is misschien wel het idee van wederzijdse hulp als drijvende kracht in de natuur en in de samenleving.

In de natuur heerst het recht van de sterkste. Survival of the fitest. Daar krijg je evolutie en mooie vinken van. Dit Darwinistische beeld bepaalt nog steeds hoe de meeste mensen naar de natuur kijken. Onzin! zei Kropotkin. Niet de strijd van allen tegen allen, maar wederzijdse hulp is de dominante factor in de natuur. Een fantastisch en radicaal idee over de natuur, dat ook aan de basis staat van Kropotkins ideeën over de menselijke samenleving.

Mycorrhiza: symbiose van schimmel en plantenwortel

Kropotkin had gelijk met zijn wederzijdse hulp in de natuur en misschien wel op een manier die omvattender is dan hij zelf had kunnen bevroeden.  Sinds enige tijd zijn de mycorrhiza schimmels hipper dan hip in de ecologische landbouw. In het kort komt het hier op neer: overal in de natuur gaan allerlei soorten schimmels een symbiotisch samenwerkingsverband aan met plantenwortels. Dit samenwerkingsverband is zo innig dat de schimmel vergroeit met de celstructuur van de plantenwortel. De schimmel krijgt suikers van de plant. De plant ruilt de suiker voor  schaarse minerale voedingsstoffen zoals fosfor en stikstof en soms ook water. De schimmel kan verder groeien dankzij de suikers, de plant groeit beter dankzij de extra stikstof en fosfor. De ondergrondse schimmeldraden kunnen uitgroeien tot gigantische netwerken. Binnen deze netwerken kunnen ze voor de plant onbereikbare mineralen transporteren. Het bereik van het wortelnetwerk van de plant wordt dus enorm versterkt door de samenwerking met de schimmel, die op zijn beurt veel baat heeft bij de suikers die het hiervoor ontvangt.

Een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van mycorrhiza is een onverstoorde bodem. Zodra je gaat spitten wordt het netwerk van schimmeldraden kapot gemaakt.  Een andere voorwaarde voor het ontstaan van mycorrhiza is een bodem met een goed bodemlevenweb en voldoende toegang tot koolstofrijk organisch materiaal: ruwe compost, stro, schors, houtsnippers, etc.

Deze samenwerking op microbiologische schaal is geen exotische eigenschap van een beperkt aantal soorten, maar een algemeen fenomeen in het plantenrijk. Bijna alle plantensoorten vormen dergelijke samenwerkingsverbanden met schimmels.

Sir Albert Howard, een van de grondleggers van de ecologische landbouw, schreef al in de jaren 40 van de vorige eeuw over de centrale rol die mycorrhiza spelen in de vruchtbaarheid van de bodem en in de natuurlijke resistentie tegen plagen die gewassen hebben die deze samenwerking met schimmels aangaan. Een paar maanden geleden las ik zijn klassieker An Agricultural Testament. Sindsdien zijn voor mij een hele hoop losse eindjes bij elkaar gekomen. Ik miste de cruciale link tussen organisch materiaal, bodemleven en bodemvruchtbaarheid: de anarcho-communistische confederatie van schimmels en plantenwortels in de moestuin, die de bron is van overvloed voor allen. Daarom koken we bij ons dus met Kropotkin!