
Het werkwoord kelderen wordt meestal gebruikt voor het naar de zeebodem jagen van een schip of het torpederen van een beurskoers. Je kan het werkwoord ook gebruiken om er het opbergen van spullen in een kelder mee aan te duiden. Een moestuin geeft in overvloed, maar wel met pieken en dalen. Hoe bewaar je die overvloed om er in karige tijden van te genieten? De kelder!
Een kelder heeft een constant, koel en donker klimaat. Het Ideaal om groente, fruit en aardappelen te bewaren. Een kelder is vaak een tikje vochtig. Daarom staat het kelderraam altijd op een kier voor de nodige ventilatie.
Het mooie van een kelder is, dat hij het altijd doet en geen energie verbruikt. Het is eigenlijk de ultieme ecokoelkast. Tot een jaar of vijftig, zestig geleden werden veel huizen standaard met een voorraadkelder uitgerust. Met de komst van de supermarkt, koelkast en doorzonwoning is de ook de voorraadkelder verdwenen.
Onze aardappels blijven met gemak een half jaar goed in de kelder. Op een gegeven moment gaan ze spruiten. Dat is het teken dat ze op moeten. De vroege aardappels van begin juli hebben we afgelopen week opgemaakt. Met de late aardappels van eind augustus houden we het tot maart wel vol. Uien houden we in de kelder uit de buurt van de aardappels. Die twee combineren niet zo lekker.
Wortels bewaren we in de kelder in een bak met zand. Los in de kelder houden ze het zelden langer dan een week vol, maar in een bak met schoon zand zijn ze prima een paar maanden te bewaren. Laagje zand, laagje wortels, weer een laagje zand. Ook hier is het donkere en koele klimaat van de kelder ideaal. Ook andere wortelgewassen, zoals bietjes en pastinaken doen het prima in de zandkist.
Een krop sla, andijvie of groenlof die te groot is om in één maaltijd op te maken? Geen probleem. Wikkel er een vochtige theedoek om en bewaar het in… de kelder. Blijft makkelijk twee, drie dagen goed. Dit werkt ook prima in de koelkast overigens.











Rookspek en winterkost horen bij elkaar. November is de slachtmaand. Na Sint Maarten werd het varken, dat de hele zomer was vet gemest, thuis geslacht, verwerkt en geconserveerd door te wecken,  te zouten, te roken en te drogen. Tot in de jaren 60 was dit huisslachten een vrij algemeen fenomeen op het platteland. Mijn moeder, die opgroeide in de Groninger veenkoloniën, vertelt er vaak over. Het varken op de ladder om uitgebeend te worden, de emmers bloed vermengd met graan en vetspek voor de bloedworst.










