Afval

Onze afvalberg: wij tegen de rest

Afgelopen zaterdag viel de aanslag voor de gemeentelijke belastingen op de deurmat. Sinds vorig jaar weegt de gemeente elke keer als de grijze bak geleegd wordt nauwkeurig hoeveel rommel de Schudde’s nu weer gemaakt hebben. Dat was best een boel. In totaal wisten we met zijn vieren zo’n 267,5 kilo grijs restafval bij elkaar te consumeren. Per persoon is dat een kleine 69 kilo. Volgens Milieu Centraal produceren we in Nederland per persoon gemiddel 489 kilo afval, waarvan we iets meer dan de helft  (53%) gescheiden inleveren. Dat levert dan per persoon een kleine 230 kilo restafval op.

Zo bezien valt het wel mee met onze 70 kilo de neus. Milieu Centraal weet verder te melden dat 60% van het restafval prima te recyclen is. Dat is GFT, papier, textiel, etc. dat onterecht toch in de grijze bak belandt. Haal je dat er af  dan houd je per Nederlander 92 kilo onversneden grijs restafval over.

Nu ben ik een behoorlijke nazi als het op het scheiden van afval aankomt.  Alles van organische oorsprong belandt bij de konijnen, de kippen of op de composthoop. Glas in de glasbak, papier bij het oud papier, KCA in de KCA-bak, textiel in de textiel container. Mijn gezinsleden zijn wel eens iets minder zuiver in de leer. Daarmee schat ik dat onze 70 kilo voor 90% zuiver zal zijn. Dan nog vind ik 70 kilo veel. Nu doet onze gemeente niet aan het gescheiden inzamelen van plastic en drankkartonnen. Daar zal een deel van de schade in zitten. Maar dan nog: we halen veel uit de moestuin, maken en recyclen de gekste dingen, letten op overbodige verpakkingen en dan nog maken we er een bende van. Dat moet toch beter kunnen?

Nu zijn er voorbeelden te over van mensen die plastic vrij op een zero waste dieet leven. Alles kan. Het is een kwestie van prioriteiten stellen. Maar dan nog vind ik dit best een taaie. Wordt vervolgd zullen we maar zeggen.

 

 

Klompen

Klompen op weg naar hun levenseind

Als het even kan loop ik in de tuin op klompen. Toen ik voor het eerst in jaren weer een paar aanschafte was het even wennen. Geen air cushions, geen meeverende rubberzool, maar gewoon een blok hout aan de voeten.  Na een tijdje begonnen mijn voeten de klomp te herkennen en voelden ze wat minder bokkig aan. Nu weten ze niet beter.

Mijn waardering voor de klomp heeft niets te maken met eng nationalistische gevoelens. Tulpen, kaas, klompen en molens; het liefst met boertjes in klederdracht en vrouw Antje achter de haringkar. Groeten uit Holland! Dat soort ellende. In tegendeel. De klomp is bij uitstek een revolutionair stukje schoeisel en niet alleen omdat het voornamelijk door boeren en arbeiders gedragen werd.  Neen! Klompendragers zijn de uitvinders van economische sabotage. De klomp in het Frans is le sabot. Tijdens de grote Luikse stakingen van 1886 in de Waalse industrie ontwikkelden opstandige arbeiders de gewoonte om met hun klompen de industriele machines te saboteren. Gans de fabriek staat stil als uw nederige klomp dat wil, zeg maar.

De teloorgang van de arbeidersbeweging en de gekrompen macht van vakbonden heeft dus niet zoveel te maken met historische verschuivingen in de dialectiek van kapitaal en arbeid of een verminderd klassenbewustzijn. Welnee. Het heeft vooral te maken met de nieuwerwetse gewoonte van arbeiders om schoenen te dragen in plaats van klompen.

Thermoklomp op grootmoeders wijze

Terug naar de klomp. Elke twee jaar verslijt ik een paar. Op een gegeven moment ben je door de bodem en wordt het tijd voor nieuwe. Een oude klomp kan dan in de open haard, met een bloemtje erin naast de voordeur (mij te truttig) of op de composthoop langzaam terugkeren tot de aarde. Ze dragen niet bij aan de plastic soep en dat is voor een gebruiksvoorwerp tegenwoordig een hele prestatie. De klomp  is het originele, 100% duurzame, circulaire ecoschoeisel. De eerstvolgde keer dat je een duurzaam persoon over een betere wereld hoort preken, let dan vooral op zijn voeten.

Naast historisch verantwoord en gewetensvol is de klomp vooral praktisch. Je stapt er in, je stapt er uit, geen geklooi met veters, geen modderpoten in de keuken. Ze maken een heerlijk klepperended geluid, zijn anti-transpirant, koel in de zomer, warm in de winter. Als het echt hard gaat vriezen doe ik er nog wel eens een handje hooi in voor wat extra isolatie. Ik denk dat mijn oma ooit met die tip kwam, toen ik als kleine jongen logeerde op de boerderij.

Bovendien weet de certificeringspolitie al sinds 1997 dat een beetje klomp qua arbo en veiligheid niet onder doet voor welke staalgeneusde, shockproof en oilresistant werkschoen ook. Kleeft er dan geen enkel nadeel aan de klomp? Zeker wel. Klompen en autorijden is niet direct een lekkere combinatie. Maar goed, dat past dan weer bij het groene imago van dit Hollands kwaliteitsproduct.

 

Zout

Het kind en de kunstenaar

Twee zomers geleden stond ik met een jerrycan op de zeedijk, ergens tussen Noordpolderzijl en de Eemshaven. Ik ging vers zeewater halen voor een van mijn keukenexperimenten: het winnen van waddenzeezout.

Het idee was simpel. Je haalt een paar liter zeewater, filtert het en laat vervolgens in een ondiepe bak het water langzaam door de zon verdampen. Op den duur wordt de zoutconcentratie zo hoog dat er zoutkristallen gevormd worden. Als je maar lang genoeg wacht zal al het water op den duur verdampen. Per liter zeewater houd je een half kopje zeezout over. Zo simpel als het lijkt is het ook. Deze methode wordt al millennia gebruikt om zout te winnen.

Waddenzout, pre – MSC Zoe

Aan de voet van de dijk waar we het zeewater gingen halen heb je een prachtig uitzicht over de waddenzee. Bij vloed staat de zee tot aan de dijk en hoef je niet door de kwelder en het slik te baggeren om aan de waterlijn te komen. Het is ver genoeg van de Eemshaven en de monding van de Eems om je de illusie te geven dat je niet direct in de industriele aars van Delfzijl en Ostfriesland staat te pootjebaden. Een mooie plek om uit te waaien en een paar wilde mossels te zoeken voor in een soepje of een schotel met rijst.

Het werd een vrolijke middag

In de nacht van 1 op 2 januari sloegen een eind ten noorden van deze plek een kleine 300 containers met consumentenzooi overboord. Waar ik twee zomers geleden zout zocht vind ik nu plastickorrels. Een paar dagen eerder, vlak voor de jaarwisseling, was ik met mijn vrouw en kinderen in de Bierumer School, een paar kilometer verderop.

Mijn broer, de beeldend kunstenaar Peter Schudde, geeft daar in een inktzwarte installatie zijn visie op de relatie tussen mens, natuur en eletronica. Verder in het pand een expositie over de Eems met hoofdrollen voor dode kraaien en drijvend plastic. Het werd een vrolijke middag met een workshop voor kinderen en volwassenen waarbij de ingewanden van verschillende TV-toestellen werden blootgelegd.

Protestkliko

Gister beplakte ik onze kliko met een protestposter. Donderdag schreef ik een stuk in de Volkskrant over de aardbevingsellende in Groningen en het gebrek aan publieke verantwoording. Honderden vrijwilligers hebben inmiddels meegeholpen de dikste rommel van de MSC Zoe op te ruimen. Afgelopen zomer vertikte een Zweeds meisje het om nog langer naar school te gaan. Het zijn twee sombere weken in januari. Om moedeloos van te worden. Ik ben alleen te koppig om me er bij neer te leggen. Ik ben gelukkig niet de enige.

Op 12 maart 1930 begon een kaal mannetje aan een protestmars naar de Indische Oceaan. Om zout te maken.

Wie is de mol?

Wie is de mol?

Ik kijk er nooit naar en toch moet ik het er over hebben. Wie is de mol? Sinds een week of drie huist de mol bij mij in de kas. Ik zie hem of haar alleen nooit; alleen de sporen die het beest achter laat. De jonge haantjes die tijdelijk in de kas wonen houden wijselijk hun mond. Over een week of vier valt voor hun het doek. Misschien zijn ze alvast begonnen  met een ontsnappingsroute; hulp ingeroepen van buitenaf. Wie weet. Ondertussen blijf ik met die vraag zitten: wie is de mol? Is de mol wel een mol en geen woelmuis of een ander beest?

Voorlopig laten we het beest even zitten. Al dat ondergrondse graafwerk verluchtigt de bodem en dat is op zich niet verkeerd. Meestal rekent onze poes, een zwart onderdeurtje met een uitstekend jachtinstinct, dat dankzij onze kinderen met de wonderlijke naam Hello Kitty door het leven gaat, wel met dit soort ongenode gasten af. Maar Hello Kitty mag niet in het kippenhok, dus zolang de jonge haantjes nog onder ons zijn, heeft de mol een vrijstelling. Leven en laten leven geldt hier evenzeer als eten en gegeten worden.

Krakers in het raamkozijn

Ondertussen is een hoek van het raamkozijn in onze slaapkamer gekraakt door een bende vrijgevochten lieveheersbeestjes. Fuck het insektenhotel, lijken ze te denken, wij willen ook cv en dubbel glas. Mooi laten zitten, die hoek van het kozijn stond al langer dan een jaar leeg en dan mag je het in bezit nemen. Zodra het voorjaar wordt verhuizen ze vanzelf weer naar de tuin om dood en verderf te zaaien onder de lokale bladluis gemeenschap. De jonge scheuten van onze appelboompjes hebben wel eens last van bladluizen. Ook de vlier zit er vaak onder.

Mooi laten zitten, dan ben je er het snelst van af. Zonder luizen geen luizenopruimers en zonder luizenopruimers worden luizen een plaag. Plagendieren zijn informatie. Ze vallen aan wat ziek, zwak en misselijk is en laten zo zien waar het ecologisch evenwicht in de tuin verstoord is. Ik kan ze opruimen, maar dat neemt de oorzaak niet weg.

Die oorzaak, dat is vaak even zoeken. Staat de plant niet in de verdrukking? Te droog? Te nat? Te weinig zon? Te veel? Niet gesnoeid? Verkeerd gesnoeid? Armoedig bodemleven? Verkeerde bemesting? Te weinig rommel in de tuin? Gebrek aan schuilplaatsen voor opruimbeestjes? Te weinig vogels? Te veel Hello Kitty?

Van vrienden kregen we in december het Plaagdierenboek van de Vlaamse ecoclub Velt. Heerlijk boek en een absolute aanrader voor iedereen die meer wil weten over leven en laten leven in zijn of haar (moes)tuin.

Vaarwel 2018, hallo 2019!

Ieder mens heeft zo zijn eigen eigenaardigheden. Zonder zouden we maar saai zijn. Ik heb meerdere van die dingen. Eén er van is een liefde voor cijfers. Deze kronkel heeft er toe geleid dat ik redelijk nauwkeurig bijhoud wat er zoal uit de kas, moestuin en het kippenhok komt. Dat was dit jaar zo’n 330 kilo groente, fruit, eieren, kip, honing, etc. Zonder kunstmest, zonder pesticiden, zonder gentech.

In een grafiek is 2018 gereduceerd tot vier op elkaar gestapelde blokjes. Achter elk blokje gaan tientallen verhalen schuil. Haantjes slachten in januari, stammen splijten in februari, aardappels poten in maart, kleien in april, Yvets eerste bijenvolk in mei, de shiitakes van juni, de zongedroogde tomaten van die hete, droge zomermaanden, de enorme berg peren in het najaar en spek roken voor de winterkost.

Viva extremistan! schreef ik in mei. Dat hebben we geweten: een aardbeving van 3.4, een storm van 11 Bf, een plensbui van 45 mm, een neerslag tekort van 296 mm. De extremen hebben we wel gehad in 2018.

Wat 2019 gaat worden? Geen idee. In ieder geval door met bloggen. Elke week stuk. Een paar plannen hebben we al wel. Een extra bijenvolkje, een paar groentebedjes in de voortuin. Een extra regenton, wat extra aandacht voor insecten, minder plastic gebruiken, minder afval produceren. Meer fietsen, minder auto. Meer isoleren, minder gas stoken. Kleine avonturen in de achtertuin; grootse experimenten in de keuken? We gaan het zien in 2019.

Gelukkig nieuwjaar!