Stikstof

Spontane brandnetel tussen de aardbeien en de Oost-Indische kers

Een netelige kwestie. Stikstof. De kranten staan er vol mee. Onze kinderen behandelen het bij “nieuwsbegrip” op de basisschool, maar wat is het eigenlijk?

Losgeslagen N

Overal om ons heen is stikstof. De atmosfeer bestaat voor 78% uit stikstofgas: N2. In de lucht doet dit stikstofgas niet zoveel. De twee N-atomen zitten stevig aan elkaar vast. Zo stevig, dat ze niet de behoefte hebben om te reageren met allerlei andere atomen. Bliksem is een van de weinige natuurlijke manieren om ze los te peuteren.  Het kan ook synthetisch via het Haber-Boschproces en dan heb je de grondstof voor explosieven en kunstmest te pakken. Een losgepeuterd stukje N is namelijk een heel ander verhaal. Een losgeslagen N reageert als een wilde. Met zuurstof, met waterstof. Je krijgt dan dingen als ammoniak, nietriet en nitraat. Deze verbindingen vormen de essentiele bouwstenen voor iedere levensvorm: zonder stikstof geen DNA, geen eiwitten of aminozuren. Maar dus ook geen springstof en kunstmest.

Stikstofkringloop

Net als water kent stikstof een natuurlijke kringloop. Planten nemen stikstof op uit de bodem en gebruiken dit om organisch materiaal te maken, dat door mensen, dieren, schimmels en bacterien wordt opgegeten en verteerd. Tijdens dit verteren komt de stikstof weer in minerale vorm beschikbaar voor planten en zo begint de cyclus opnieuw. Vlinderbloemigen, dat zijn planten zoals klaver, bonen, erwten en lupine, hebben een bijzondere plek in deze natuurlijke cyclus. Door hun samenwerking met een speciale groep bacterien hebben deze planten de unieke eigenschap om stikstof uit de lucht vast te leggen in de bodem.

Explosieve vruchtbaarheid

In de moestuin ben ik dol op stikstof, simpelweg, omdat ik zonder stikstof niet kan tuinieren. Het is een van de essentiele elementen om de bodem vruchtbaar te houden. Stikstof is explosieve vruchtbaarheid. Deze kennis is eeuwenoud en terug te vinden in religieuze voorschriften, voedselwetten, volksverhalen en sprookjes. Zou vinden we in de bijbel het gebod om geen bloed te eten, maar dit bloed over de akkers te laten lopen, om de welvaart van jezelf en je nageslacht te verzekeren (Deuteronomium 12: 23-25). Bloed is een enorm krachtige stikstofbemesting en wordt als zodanig ook in de (biologische) landbouw gebruikt in de vorm van bloedmeel. In menig sprookje spelen vlinderbloemige toverbonen de hoofdrol als armlastige boeren iets van welvaart proberen te vergaren.

Stikstof is dus explosieve vruchtbaarheid. In de moestuin gaan we daar voorzichtig mee om en proberen we zoveel mogelijk aan te sluiten bij de natuurlijke stikstofkringloop. Dat betekent voldoende erwten, boontjes en andere vlinderbloemigen opnemen in het teelplannen en zorgen dat de stikstof die is vastgelegd in plantenresten door compostering en mulchen ook weer beschikbaar komt in de bodem.

Brandnetel als signaalgewas

Sommige planten zijn extra dol op stikstof. Brandnetels bijvoorbeeld of smeerwortel. Op plekken in de tuin waar deze spontaan gaan groeien zit voldoende stikstof in de bodem. Het is dus een signaalgewas voor de aanwezigheid van stikstof. Vaak is dat op de randen van heggen, paadjes en groentebedden. Regelmatig pluk ik deze brandnetels om ze in de vorm van mulch of brandnetelgier aan planten te geven die nog wel een beetje stikstof kunnen gebruiken. Kool is er dol op.

Ik zou deze brandnetels natuurlijk ook gewoon kunnen eten: blancheren en dan in een soep verwerken of een paar jonge toppen in een glas kokend water nuttigen als heilzame brandnetelthee. Meestal vind ik dat zonde en gebruik ik het liever om er een composthoop of een kwart kuub regenwater mee te pimpen.

 

Groenbemesters

Opschietende groenbemesters in een leeg groentebed

De eerste plekken raken weer leeg in de moestuin. Een groot deel van de aardappels is gerooid. Ik houd niet van lege plekken. Ik bedek ze doorgaans zo snel mogelijk onder een laag mulch. De natuur is immers een kuis wezen. Naakte grond dekt de natuur toe met plantjes die dol zijn vers gespitte aarde. Deze plantjes noemen we onkruid.

Dit jaar probeer ik eens wat anders. Groenbemesters. Dat zijn planten, die niet voor hun blad, zaden, knollen of vruchten gezaaid worden, maar om de bodem te beschermen, de bodemstructuur te verbeteren en de bodemvruchtbaarheid te vergroten. Ook worden ze gebruikt om te voorkomen dat voedingsstoffen in de bodem uitspoelen. Vanggewas noem je ze dan. De plant legt mineralen vast in zijn blad, stengels en wortels. Als het vastzit in een plant, kan het niet wegspoelen met het regenwater, zo is de gedachte. Zodra de plant vergaat in de winter of het volgend voorjaar komen de vastgelegde mineralen weer beschikbaar voor een nieuw teelseizoen.

Veel groenbemester horen bij de familie van de vlinderbloemigen. Deze plantenfamilie heeft de bijzondere eigenschap dat ze stikstof uit de lucht kan vastleggen in de bodem en stikstof, daar houden planten van. Erwten, bonen, klaver, lupine: allemaal vlinderbloemigen en dus geschikt om stikstof in de bodem vast te leggen.

Planten met een stevige, diepe wortel, zoals lupine, kunnen helpen de bodem los te maken en de structuur te verbeteren. Ook zijn er groenbemesters waar bijen dol op zijn. Phacelia is zo’n plant. Als je tegenwoordig in de nazomer grote akkers met paarse bloemetjes ziet is de kans groot dat het een groenbemester is zoals phacelia, lupine of klaver of een combinatie van deze.

Ik ga voor een mix van lupine, phacelia en mosterd. Het is al best laat in het seizoen voor een aantal van deze planten, maar met een beetjes mazzel en een zachte herfst zien we misschien zelfs nog wat bloei als de moestuin steeds leger raakt.

Veel groenbemesters gaan dood na de eerste vorst. De dode planten vormen dan een laagje organisch materiaal, dat je kan vergelijken met een mulchlaag. Lekker laten liggen in het voorjaar. Niet onderspitten.  Hooguit bij elkaar harken en op de composthoop mikken. Hoe minder je de grond spit, beter hij wordt, maar daarover later meer.

Wordt vervolgd…

 

 

 

 

 

 

Bonen

De IJsheiligen hebben het land verlaten

De boon. Zo noemden mijn punk huisgenoot en ik het niet zo smakelijk gerecht dat wij op maandag en dindag altijd aten in ons flatje in Beijum, zo ergens halverwege de jaren 90. Er ging in: gehakt, een bamipakket, twee blikken bruine bonen, een pakje chiliconcarnemix en een blikje tomatenpuree.

In vijfentwintig jaar kan een hoop veranderen, maar mijn liefde voor bonen is gebleven, zowel in de keuken als in de tuin. In de tuin is het nu tijd voor de boon. De ijsheiligen (11 t/m 14 mei) zijn het land uit. Dat betekent dat de kans op nachtvorst praktisch verdwenen is en alles wat vorstgevoelig is de grond in kan en in dat rijtje horen ook de bonen thuis.

Vlinderbloemigen

Een van de redenen om verliefd te worden en te blijven op de boon is de magie die rond hun wortels plaatsvindt. Bonen zijn lid van de plantenfamilie van de vlinderbloemigen, de leguminosae in het latijn Deze plantenfamilie heeft als eigenschap dat ze rond hun wortels innig samenwerken met een bacteriesoort, de Rhizobium, die stikstof vastleggen in de bodem. En deze stikstof is weer een van de belangrijkste voedingsstoffen voor de plant. Een briljante plantenfamilie dus, die arme grond weer vruchtbaar kan maken.

In de tuin kan je gebruik maken van deze mooie eigenschap van  de familie van de vlinderbloemigen, waartoe ook bijvoorbeeld erwten, peulen, klaver en lupine behoren. Sla houdt van stikstof en past dus prima in de ruimte tussen je bonenstaken.

De Drie Gezusters

Las Tres Hermanas: de cominatieteelt van bonen, mais en pompoen
Las Tres Hermanas: de cominatieteelt van bonen, mais en pompoen

Een andere combinatie wordt de Drie Gezusters genoemd. In deze combinatie teel je stokbonen samen met mais en pompoen. Deze drie planten profiteren van elkaar. Mais en pompoen kunnen veel stikstof gebruiken en die krijgen ze van de bonen. De bonen willen klimmen en dat kunnen ze prima langs de steel van de maisplant. De pompoen is een bodembedekker. Door zijn grote bladeren zorgt hij ervoor dat onkruid minder kans heeft en er een microklimaat ontstaat waardoor de bodem minder snel uitdroogt. Bovendien beschermen de stekelige bladeren van de pompoen de bonen en het mais tegen al te vraatzuchtig gespuis. Drie planten met elkaar aanvullende eigenschappen, die het gezamenlijk beter doen dan in hun eentje. Briljant niet? Wederom niet ontwikkeld in Wageningen of door onze vrienden van de agrochemische-industrie, maar elders in de wereld. In dit geval door de oorspronkelijke inwoners van Noord-Amerika.

In de moestuin heb ik de Drie Gezusters nog niet eerder uitgeprobeerd. Tijd voor een experimentje dus.

Wordt vervolgd…