Knoflook

Verse knoflook. Uit een potje?

Ooit had ik het plan een punkband te beginnen met de naam knoflook. Het is er nooit van gekomen en dat is maar goed ook, want ik heb niet zo veel talent voor het maken van muziek. Met een snufje Red Hot Chili Peppers en een flinke dosis Fresh Fruit For Rotting Vegetables zou wel een goeie band geworden zijn. Tegenwoordig is er een Nederlands bandje dat Rosemary and Garlic heet. Ze maken geen punk, maar een beetje zweverige folky muziek. Best aardig.

Blijft de vraag: wat is er zo punk aan knoflook? Om te beginnen is het een van de weinige planten die niet pas lafjes in het voorjaar start als alles weer warm, groen en snoezig begint te worden. Nee, een knoflookteentje gaat hardcore in de herfst de grond in, steekt na een paar weken een opstandig groen sprietje omhoog dat de hele winter blijft staan om in het voorjaar uit te groeien tot een flinke plant. Onderaan de plant net onder de grond zit de bekende bol met tenen. Deze kan je in juli oogsten.

Vanaf eind september, begin oktober kan de herfstknoflook dus de grond in. Er is ook voorjaarsknoflook. Die plant je, als het weer het toelaat, in de loop van februari. Je plant de teentjes ongeveer vijf centimeter diep, een centimeter of 10 in de rij, 25 tussen de rijen. Knoflook houdt van lekker losse grond met een beetje extra kali voor de vorming van de bol. Die teentjes, dat kunnen best teentjes zijn van een bolletje uit de supermarkt. Zoek dan wel de dikste tenen uit, anders krijg je hele iele plantjes. Het werkt, maar echt briljant worden de nakomelingen van supermarktteen nooit. Je krijgt dan een soort Greenday knoflook: het lijkt punk, maar het is het net niet. Een stuk beter werken die mooie dikke bollen die je in Frankrijk vindt. Je kan ze ook bestellen bij de betere zaadhandel. Als je daar een rauwe teen van in je mond steekt, dan weet je zeker: Dead Kennedys!

Als je niet zo thuis bent in de punkbands en je wilt toch weten waarom het de moeite waard is je knoflook zelf te verbouwen, dan moet je het gewoon een keer proberen. Van supermarkttomaten met supermarktknoflook maakt je hooguit een middelmatige salade.  Een salade van supermarkttomaten met home grown knoflook zit qua smaak in een geheel andere wereld.

Bovendien heeft supermarktknoflook een tamelijk belabberde reputatie. Het meeste van dat spul komt uit China en zit dus tijden in een muffe container op zee te dobberen voordat het in de schappen ligt. Ook doen er nogal wat verhalen de ronde over buitensporige hoeveelheden kiemremmers en andere gif in Chinese knoflook. Wat daar allemaal van waar en niet waar is weet ik niet, maar als je het zelf verbouwt hoef je je daar ook geen zorgen over te maken.

Kortom: weinig tijd, weinig plek of je weet niet waar je de revolutie moet beginnen? Begin met een kruidentuintje en meteen daarna met knoflook. In plaats van die commerciële kant en klaar smaak, voortaan de eigenwijze doe-het-lekker-helemaal-zelf-sound in je keuken. Want knoflook is punk.

 

 

 

 

 

Aardappeloogst

De nieuwe oogst

De dag dat de laatste aardappel de moestuin uit komt markeert zo’n beetje het einde van het moestuinseizoen. Niet dat er daarna niets meer groeit of gebeurt. De winterprei en boerenkool staan klaar voor de winter; in de kas hangen nog handenvol groene tomaten en pepers te wachten op de nazomerzon. Normaal word ik erg vrolijk van aardappels rooien. Tomaten, appels, boontjes: je ziet ze groeien, maar bij aardappels is altijd weer een verrassing wat je aantreft.

Dit jaar ben ik minder vrolijk. De vroege aardappels gingen prima; die waren voor de ergste droogte al uit de grond.  De oogst van de late aardappelen is ronduit belabberd. Normaal is de aardappelziekte phytophthora mijn grootste en eigenlijk enige zorg bij de aardappels. Dit jaar geen spoor van de ziekte gezien. Niet bij de aardappels en ook niet bij de volle grond tomaten. Door de aanhoudende droogte had de schimmel eenvoudig geen kans zich te ontwikkelen. Dit jaar was het de droogte die de aardappel de das om deed.  Ik  had op een kilo of 30 gerekend aan minimale opbrengst. Daar halen we nog niet de helft van.

Nu valt er van extremen veel te leren. Net als van experimenten. Dit jaar heb ik drie teelmethoden toegepast: normaal op ruggen, in bakken en zakken en onder mulch. De vroege aardappels zaten in bakken en zakken. Dat gaat prima, zolang je niet vergeet ze water te geven. De aardappels op ruggen deden het het minst. Het is me niet helemaal duidelijk of dat aan de teelwijze of aan de grond lag. In het hoekje waar ze stonden zit nogal wat puin in de grond. Misschien dat dat ze in combinatie met de droogte fataal is geworden.

De teelt onder mulch gaf de meest interessante resultaten. Deze methode gebruikte ik dit jaar voor het eerst. Voor de vroege aardappelen werkte het voor geen meter. De planten kwamen laat op, als ze al opkwamen, en kwamen verder ook amper tot ontwikkeling.

De late aardappels reageerden beter op de mulchmethode, maar ook hier kwamen ze later op en was de uitval groter. De planten bleven een stuk kleiner dan ik van de teelt op ruggen gewend ben, maar doorstonden de droogte vrij goed. De dikke mulchlaag helpt verdamping tegen te gaan en houdt het vocht beter vast in de bodem. Eind augustus stonden de planten er nog opmerkelijk fris bij. Toch viel de oogst tegen.

Aardappels onder mulch doet wonderen voor de bodem

Het meest opvallende is wat de methode met de bodem doet. We zitten hier op zware klei. Het stuk waar de aardappels stonden is wat dat betreft een van de ergste van de moestuin. De mulchlaag is in de loop van de zomer grotendeels vergaan en heeft een vijf centimeter dikke laag compostrijke teelaarde achter gelaten. Voor het bodemleven doet de mulchmethode wonderen. In een spade grond (20 x 20 cm) telde ik meer dan 30 wormen tegen ongeveer vijftien elders in de moestuin.

Mijn belangrijkste conclussie is dat de teelt van aardappels onder mulch een goede verzekering biedt tegen droogte, maar voor de zware Groninger klei niet zo geschikt is. Klei warmt in het voorjaar langzaam op. De mulchlaag werkt als een isolatiedeken en heeft er waarschijnlijk toe geleid dat de grond in het voorjaar langer koud bleef, waardoor de planten minder snel op gang kwamen, zeker als je ze vergelijkt met de bakken en zakken of ruggen,die een stuk sneller opwarmen. Omdat aardappels telen zonder gif om blitzkriegtactieken vraagt (zie deze afleving) wegen de voordelen van de mulchmethode toch niet op tegen de trage start. Bij de mulchmethode moet je bovendien niet vergeten op tijd extra mulch aan te brengen of aan te aarden. De aardappels liggen dichter aan de oppervlakte en worden dus sneller groen als je ze niet op tijd onder een extra laag mulch bedekt.

 

 

 

 

 

 

 

Kringloop consumenten

Beleid is te vaak een diarree van bedilzucht en wantrouwen uitgestort over mensen van goede wil. Vijftien jaar professioneel roeren in beleidsvraagstukken en evaluatieonderzoek heeft mij in de eerste plaats dit inzicht bijgebracht. Overheidsbeleid wordt pas interessant als je de dode letters op papier vergeet en analyseert wat er daadwerkelijk gebeurt.

Nederland heeft een nieuwe visie op landbouw, las ik zaterdag in de krant. De agrarische sector moet in kringlopen gaan werken en de supermarkt, voedingsindustrie en consument moet meedoen.  Dat vindt Carola Schouten, onze landbouwminister en zo geschiedde.

Tegen beter weten in heb ik het stuk met een schuin oog bekeken.  Landbouw, natuur en voedsel, waardevol verbonden, heet het, met de ondertitel Nederland als koploper in kringlooplandbouw. Het jargon en de ideeën zijn prachtig. Als je een heel optimistisch bent of een volstrekt naief karakter hebt zou je haast denken dat er in Den Haag een andere wind is gaan waaien. Een citaatje:

Boeren, tuinders en vissers zijn onmisbaar en voeden de mensen. Zoals dit nu – wereldwijd – gebeurt, is echter niet vol te houden.

Dat klinkt bijna als iets wat ik zelf op had kunnen schrijven. Er is te veel verspilling; reststromen worden niet goed benut, er wordt te veel kunstmest gebruikt, natuur en landbouw staan teveel tegenover elkaar; de afstand tussen boer en consument is te groot;  de consument moet zijn voedel meer gaan waarderen en daar een eerlijke prijs voor willen betalen. Kortom: het huidige systeem van voedselproductie is onhoudbaar

Dat is de analyse van de minister. Tja, mooi dat ze daar in Den Haag vijfenveertig jaar na het rapport van de Club van Rome achter zijn gekomen. Als we het tempo van de politiek aanhouden gaan we de race duidelijk niet winnen.

Hoe sympathiek het ook is  een ander geluid uit Den Haag te horen, beleid gaat de wereld niet veranderen. Integendeel; je ziet de diarree al weer op je afkomen als je verder bladert en de visie van de minister concreet dreigt te worden. Lees en huiver bij het volgende citaat:

Daarom zal de overheid passende wet- en regelgeving ontwikkelen zodat er meer ruimte ontstaat voor productie van kleinschalig geproduceerde streekproducten. Uitgangspunt is rekening te houden met specifieke omstandigheden van productie zonder afbreuk te doen aan voedselveiligheid.

In de psychologie van de beleidsmens ontstaat kleinschalige productie pas als je daar passende wet- en regelgeving voor ontwikkeld. Maar niet zomaar wetgeving, wel een die rekening houdt met de specifieke omstandigheden én de voedselveiligheid.

Tja… zo dreigde een optimistische begonnen zaterdagochtend weg te zinken in een cynische tirade van ondergetekende tegen het systeem in het algemeen en de landbouwminister in het bijzonder. Een tirade verandert de wereld evenmin als beleid. De wereld verandert pas als je dingen anders gaat doen.  Daarom tien concrete tips om uw eigen voedselsysteem circulair te maken:

  1. Ga koken. Echt eten komt niet voorverpakt uit de supermarkt.
  2. Start een moes-, kruiden-, bloemen-, school-, buurt- of andere tuin.
  3. Bouw een composthoop.
  4. Neem kippen.
  5. Neem een regenton.
  6. Eet met de seizoenen mee.
  7. Koop eens wat vaker iets rechtstreeks bij de boer.
  8. Neem een voorraadkelder.
  9. Plant een fruitboom.
  10. Laat een paar konijnen je gazon maaien.

 

 

Zaden winnen

De collectie tomaten

Het is simpel. Je hebt een zaadje. Je stopt het in de grond, de natuur laat een plantje groeien. Aan dat plantje komen nieuwe zaden en het hele circus herhaalt zich.  Dit inzicht heb ik niet van mezelf, maar van het personage Neil uit de legendarisch Britse sitcom The Young Ones uit de jaren 80.

Zo simpel als het miljoenen jaren was, is het niet meer. Het simpele zaadje van vroeger is het hightech en gentech intellectueel eigendom van een conglomeraat van een handje vol zaad- en landbouwgif reuzen geworden. Bayer-Monsanto, Syngenta en Dow Chemical – Du Pont zijn de bekendste. Waren zaden vroeger van iedereen in het algemeen of niemand in het bijzonder; nu draait de strijd om de economische controle over zaaigoed om de vraag wie het recht heeft om een zaadje te planten. Is dat degene die het zaadje geoogst en bewaart heeft of degene die “auteursrechten” heeft betaald aan de multinational die het intellectueel eigendomsrecht op dat zaadje claimt?

Een interessante vraag, waar we het in een toekomstig blog ongetwijfeld nog eens over gaan hebben. Nu is het september en de perfecte tijd voor de meer praktische kant van de zaak: zaden bewaren, hoe doe je dat?

Zaden bewaren

Het antwoord op die vraag verschilt nogal per plant. Bij een eenjarige plant gaat dat wat anders in zijn werk dan bij een tweejarige. Ook zijn er planten die je niet met zaad, maar met een wortelknol vermeerderd, zoals aardappels en knoflook. Gelukkig zijn er op internet tal van beschrijvingen te vinden voor het winnen van zaad van de meest uiteenlopende planten. De basis is meestal vrij simpel: haal de zaadjes uit een rijpe vrucht en droog die op een keukenrol of een stukje bakpapier.

Bij tomatenzaadjes is het handig om de geleiachtige substantie waar de zaadjes inzitten een paar weken weg te zetten in een potje met een beetje water. De boel gaat schimmelen en stinken en dat is precies wat we willen. Na een week of zes vis je de zaadjes uit de schimmelprut en droog je die. Niet vergeten je huisgenoten te waarschuwen de stinkende potjes niet leeg te gooien in de wc.

Als de zaden goed droog zijn bewaar je ze op een droge, donkere en koele plek tot het tijd is om ze opnieuw te zaaien of te ruilen met andere enthousiaste tuiniers. Dit ruilen kan op steeds meer plekken, bijvoorbeeld op de Noordelijke Zadenmarkt, die elk jaar in het voorjaar gehouden wordt.

Er zijn een paar valkuilen bij het bewaren van zaad. Niet ieder plantenras is geschikt om de zaden van te bewaren. De zogenaamde F1-hybride plantenrassen produceren zaden die zorgen voor planten met hele andere eigenschappen dan hun ouders en zijn niet geschikt om zaad uit te winnen. Bewaar ook alleen zaad van mooie rijpe vruchten van gezonde en krachtige planten. Pas op voor kruisbestuiving als je meerdere rassen van een plantensoort vlak bij elkaar teelt en gebruik alleen het zaad van planten en vruchten die de eigenschappen hebben waar je naar op zoek bent.