Spek roken

Rookspek

Dit is een vervolg op de post spek pekelen.

Na een week pekelen en een dag drogen is het tijd om de spek te roken. We gaan het spek koud roken op mot van de eik die we vorig jaar in de tuin hebben laten vellen. Koud roken betekent dat de temperatuur van het vlees tijdens het rookproces niet boven de 25°C uit komt. Het spek gaart dus niet tijdens dit proces. Door het pekelen is het spek geconserveerd. Het roken en drogen conserveert het verder.

Om koud te roken heb je koude rook nodig. De simpelste manier om koude rook te maken is met een zogenaamde koude rookgenerator. Dat klinkt als een flink apparaat, maar is in feite niet meer dan een stuk fijn metaal gaas in een spiraal vorm. In de spiraal gaat rookmot oftewel zaagsel. Krullen en snippers zijn te groot voor een koude rookgenerator. Je hebt echt dat hele fijne spul nodig.

Houtmot maken

Roken is tegenwoordig hip. Vandaar dat er een ruim aanbod aan hipsterige rookmotten te koop is. Cherry, alder, maple, whiskey oak barrel en ga zo maar door. Hoe hipper de mot, hoe hoger de prijs. Tien à twintig euro voor een zak zaagsel. Tja, … ik zaag mijn zaagsel liever zelf.

Het begint met een blok schoon (haard)hout. Ik neem bijvoorbeeld kersenhout als ik cherry wil, een stammetje van een appelboom als ik apple wil en ga zo maar door. Vervolgens schaaf ik een berg mooie, fijne krullen met een elektrische schaaf. Voor de koude rookgenerator zijn deze krullen nog wat te grof, dus maal ik ze met mijn vertrouwde koffiemolen tot zaagsel. Voor een echt fijn rookmot haal ik de mot ook nog een keer door een zeef.

Koude rook maken

Koude rook generator gevuld met mot
Zorgvuldig stoppen

Vroeger werd in menig kinderboek aan het eind van het avontuur door een tevreden kabouter, zeeheld of grootvader zorgvuldig een pijpje gestopt. Het is met precies die zorgvuldigheid dat je de spiraal van de rookgenerator stopt met rookmot. Voor het aansteken van de generator gebruik ik een gasbrander. Deze zet ik op het begin van de spiraal, net zo lang tot er een mooi gloeiend kooltje ontstaat. Nog een beetje blazen om het kooltje echt goed aan de gang te krijgen en dan kan het geheel de rookkast in. Mijn rookgenerator rook acht à tien uur op één vulling, afhankelijk van het soort hout, hoe fijn en hoe droog de mot is, etc.

Hij doet het niet

Soms werkt de rookgenerator voor geen meter. Dat ligt in mijn ervaring nooit aan het apparaat zelf, maar altijd aan de gebruiker. De belangrijkste oorzaak: haast. Te haastig gestopt met te vochtig mot, te grof mot, het ding na gebruik niet goed schoon gemaakt, waardoor het gaas vol zit met roet. Te haastig aansteken kan ook. Niet lang genoeg geblazen, geen mooi kooltje gemaakt.

De rookkast

De gekste dingen kan je als rookkast gebruiken: een een flinke blikken koektrommel, een verhuisdoos, een metalen vat of een peperdure barbecue van een hip merk. Mijn rookkast is een simpel ding van triplex en een paar regels. Om de rook af te voeren zitten er twee gaten aan de bovenkant. Onderin zit een gat voor de zuurstoftoevoer. Extreem basic, maar voor het koud roken van vis of vlees werkt het prima.

Roken

Het volgende station is wederom geduld. Ik rook de spek minimaal vier keer acht uur. Soms steek ik de generator twee keer op een dag aan, maar meestal zit er een nacht tussen de verschillende sessies. Of het spek genoeg rook gehad heeft is voor mij een kwestie van gevoel. Ik kijk naar de kleur, ruik de geur en probeer in te schatten of het genoeg is. Daarna kan het rijpingsproces beginnen.

Spek pekelen

Rookspek en winterkost horen bij elkaar. November is de slachtmaand. Na Sint Maarten werd het varken, dat de hele zomer was vet gemest, thuis geslacht, verwerkt en geconserveerd door te wecken,  te zouten, te roken en te drogen. Tot in de jaren 60 was dit huisslachten een vrij algemeen fenomeen op het platteland. Mijn moeder, die opgroeide in de Groninger veenkoloniën, vertelt er vaak over. Het varken op de ladder om uitgebeend te worden, de emmers bloed vermengd met graan en vetspek voor de bloedworst.

Een paar novembers geleden rookte ik voor het eerst een varkensbuik. Niet dat er bij ons een vetgemest varken in de tuin stond dat nodig op moest. Het was meer uit nieuwsgierigheid. Het ongenoegen over de eindeloze rij E-nummers op het etiket van het gemiddelde stuk rookspek uit de supermarkt had er ook mee te maken.

Voor het maken van rookspek heb je een verse varkensbuik nodig. Het leuke van een verse varkensbuik is dat je hem niet achteloos in je winkelmandje kan mikken. Je moet er naar op zoek. Bestellen bij de lokale groene slager, de biologische varkensboer een paar kilometer verderop of bij een vriendin, die vanwege haar wetenschappelijke belangstelling slachthuizen frequenteert.

Uitbenen

Afgelopen week kwam ze langs met twee varkensbuiken en sloegen we aan het ontbenen en pekelen. Bij het ontbenen gaat het er om de ribben en de  grotere stukken kraakbeen netjes weg te snijden. Ik snijd de buik in stukken van ruim een kilo. Dat maakt ze wat makkelijker te hanteren bij het pekelen en in de rookkast. Ook is het raadzaam om rafelrandjes weg te snijden. Samen met de ribbetjes heb ik hier een prima bouillon voor een linzensoep van getrokken.

Pekelen

Voor de pekel gebruik ik twee delen zout op één deel bruine suiker. Ik meng de pekel meestal een dag van te voren en voeg dan gelijk de kruiden of specerijen toe. In dit geval, hoe kan het ook anders, wat kruidnagel, samen met jeneverbes en kardemom.

Bij het pekelen zijn er twee methoden: nat pekelen en droog pekelen. Bij nat pekelen los je het zout op in water en gaan de stukken spek in het pekelbad. Bij droog pekelen wrijf je de stukken spek in met het pekelmengsel. Bij nat pekelen hou je ook de verhouding twee delen zout op een deel bruine suiker aan. Voor de natte pekel gebruikten we vier liter water op 400 gram zout en 200 gram suiker. Voor rookspek is nat pekelen minder gebruikelijk.

Het spek blijft een week in de pekel staan. Daarna een dagje rustig drogen. Het pekelen en drogen doe ik doorgaans in de kelder. Als het vlees goed gedroogd is neemt het de rooksmaak beter op. Neem rustig de tijd voor het pekelen en drogen. Volgende week gaan we  roken.

Coloroso of keukenzout?

De meeste recepten die ik online tegenkomt schrijven coloroso zout of nitrietzout voor bij het pekelen van vlees. De nitriet gaat de groei van bacteriën tegen, maar staat ook in een kwaad daglicht in verband met de kanker verwekkende eigenschappen.

Ik gebruik nooit nitriet of coloroso. Waarom niet? Omdat het ook zonder kan. In een industriële setting hebben die middelen een zekere logica, met duizenden schakeltjes in de keten die allemaal potentieel een bron van besmetting op kunnen leveren, die zich in no time door de hele keten verspreidt. Bij mij in de keuken is het een stuk overzichtelijker en is het aantal schakels beperkt. Waarom zou ik de moeite nemen om thuis een industrieel product na te maken?

Het conserveren van vlees is echter een serieuze zaak. Voedselvergiftiging door bijvoorbeeld een botulisme besmetting is geen pretje. Ik ga dus secuur en hygiënisch te werk. Maar goed, dat lijkt me een basis gegeven als je met grote stukken vlees buiten de koeling in de weer bent.

 

 

Pompoensoep

Leve de voederbiet

Halloween en Sint Maarten zijn weer achter de rug. Tijd om soep te koken van de uitgeholde pompoenen. Als het oorlog was zou dat ook met de uitgeholde voederbieten kunnen, maar gelukkig is het al weer een tijdje vrede in onze contreien. De voederbieten die een dorpsgenoot voor de deur had achtergelaten voor de Sint Maarten lampions belandden daardoor niet in de soep, maar uit gehold en van een lichtje voorzien voor het raam.

De pompoenoogst uit de tuin viel dit jaar wat tegen. Het zal de droogte geweest zijn. Een half dozijn, verder kwamen we niet. Dat is jammer, want pompoenen kan je prima bewaren en het is dus een uitstekende wintergroente voor de fanatieke moestuinier. Bij ons in de kelder blijven ze zeker tot februari goed. Als ze voor die tijd niet in de soep verdwenen zijn.

Ingrediënten

  • een pompoen
  • een paar winterwortels
  • paar teentjes knoflook
  • paar eetlepels olijfolie
  • ongeveer driekwart liter runderbouillon
  • kopje verse room
  • komijn, venkelzaad, karwijzaad, kruidnagelen, zwarte peperkorrels, zwart mosterdzaad

Voor een simpele runderbouillon:

  • liter water
  • dikke theelepel zout
  • twee mergpijpjes
  • bouquet garni (bundeltje verse rozemarijn, tijm, salie, laurier)
  • paar korrels zwarte peper, jeneverbessen

Bereiding

Vet een braadslee in met olijfolie. Niet te zuinig zijn met de olie. Slacht de pompoen, verwijder zaden en schil en snijdt de pompoen in blokjes. De zaden kan je bewaren voor volgend jaar. Kippen zijn er ook dol op en als je van peuteren houdt dan kan je het pitje er uit peuteren en opeten.

Hak de winterwortels in stukken en pel de knoflook. Mik alles in de braadslee en besprinkel met olijfolie. Verwarm de oven voor op 200°C en laat de pompoen, wortel en knoflook een kwartiertje a 20 minuten in de oven roosteren. Pureer het geheel daarna in een keukenmachine of met een blender. Doe de puree in een soeppan en voeg de bouillon en room of kokosmelk toe. Roer het geheel tot een gladde soep. Maak een kruidenmix van de komijn, kruidnagel, venkel, karwij, peper en mosterd. Dit kan in de vijzel, maar een elektrisch koffiemolentje geeft een beter resultaat. Roer de kruidenmix door de soep.

Bouillon

Trek een lekkere en betrekkelijk snelle bouillon van een paar mergpijpjes en wat verse kruiden. Mijn eerste zelf getrokken bouillons waren over het algemeen te slap en te flauw. Gebruik dus niet te veel water of te weinig zout en smaakmakers. Het vergt een beetje ervaring om de goede verhoudingen in te kunnen schatten, maar als je er eenmaal wat gevoel voor hebt is het dood eenvoudig.

Breng een liter water aan de kook, voeg het zout, de mergpijp en de specerijen toe. Maak van de verse kruiden een bundeltje (bouquet garni) en kook deze mee. Laat de bouillon minimaal een half uur, maar liever wat langer, op een laag vuur trekken. Als de bouillon klaar is kan je het kruidenbuiltje en de mergpijp er uit halen en het geheel even door een zeef halen.

 

 

Winterkwartier

Haantjes in de kas

Vorige week heb ik de kas opgeruimd. Tomaten, aubergines en peperplanten er uit, drie kruiwagens compost en flink wat gieters water er in. Na een lange, gortdroge zomer mag de grond een halfjaartje rusten.

Ondertussen zijn de kuikens van afgelopen voorjaar uitgegroeid tot voorbij het puber stadium. Vier haantjes en drie hennetjes zijn het geworden. Met drie moeders en een haan maakt dat een aardig druk kippenhok. De hennetjes blijven thuis wonen en de jonge haantjes mogen op kamers. Met ander woorden: ze verhuizen naar een tijdelijk verblijf in de kas. Daar mogen ze nog een paar maanden met hun hanepoten door de bodem harken, hun borst tegen elkaar opzetten, oefenen met kakelen en pronken met hun veren. Totdat in januari het doek valt en ze onderdeel worden van de gezinsmaaltijd. Het vrijgekomen hok in de kas wordt dan het winterverblijf voor de kippen.

Dit winterverblijf in de kas heeft een aantal praktische voordelen. De kippenmest belandt precies waar ik het hebben wil en er worden wat slakken opgeruimd in de kas. Bovendien betekent een leegstaand zomerhok dat eventuele parasieten, zoals de gevreesde bloedluis, daar ook een tijdje niets te eten hebben. Het helpt op die manier mee om zonder fipronil en andere chemische rommel de beesten gezond te houden.

De combinatie van kippen en kas is een mooi voorbeeld van het integreren van verschillende functies in de moestuin. De kippen ruimen keukenkliekjes en slakken op en zetten die om in eieren. Tegelijkertijd bemesten ze de grond in de kas en door de verhuizing vermindert de druk van parasieten.

Het winterverblijf is een simpele constructie: een paar panlatten, een paar schroeven, wandjes van de fruitnetten en de gegalvaniseerde gazen matten, die we in de zomer als klimrek voor de erwten en peulen gebruiken. Deze overlappen elkaar voor de helft, zodat de mazen klein genoeg worden. Een dakje van tonkinstokken maakt het geheel compleet. Het staat er in een uurtje en het is in het voorjaar, als de erwten de grond in gaan, ook weer in een uurtje opgeruimd. Het verhuizen van de kippen doen we ’s avonds als ze op stok zitten. Ze zijn dan zo ingedut dat ze amper iets in de gaten hebben. Mijn vrouw licht bij en ik pluk ze een voor een van hun stok. Geen gestres, geen gekakel.