Groningen is inmiddels de enige provincie van Nederland waar het nog legitiem is met een fakkel naar de politiek te zwaaien. Hoe dat zo gekomen is, is de laatste dagen in tal van blogs, kranten en commentaren te lezen. Eigenlijk is er sinds de post Wakker worden, die ik na de beving in Westerwijtwerd in 2019 schreef, weinig veranderd. De bodem beeft nog even hard, de bureaucratie is toegenomen en de kleine stappen vooruit die in de loop der jaren geboekt zijn gaan inmiddels gepaard met veel grotere stappen terug.
Afgelopen zomer wonnen we de rechtszaak die we aangespannen hadden over onze schade uit 2018. Afgelopen najaar kregen mijn ouders, woonachtig in Loppersum, de uitnodiging om hun woning volgens de nieuwste aanpak te laten inspecteren. Een wonderlijke uitnodiging, omdat de woning in 2017 reeds van boven tot onder geïnspecteerd is en het bevoegd gezag, de Nationaal Coördinator Groningen, ook na herhaald aandringen en een ingebrekestelling niet van plan is de resultaten van die inspectie vrij te geven.
Ondertussen ligt een bezwaarzaak over de schade afhandeling die ik voor mijn ouders indiende in 2019 al meer dan anderhalf jaar stil. Onze eigen woning in Westeremden, waar in 2006 de eerste beving boven de 3.0 Richter plaats vond, is afgelopen augustus door de NCG geïnspecteerd. Sindsdien hebben we taal nog teken van de NCG vernomen. In het hele dorp zijn ongeveer 180 adressen, dus dat geeft een indruk van de voortvarendheid waarmee de versterking hier aangepakt wordt. Volgens de wethouder die verantwoordelijk is voor het vaststellen van de versterkingsprioriteiten is het overigens niet mogelijk of nodig om de burgers die het betreft daar zelf bij te betrekken. Die burgerbelangen, daar past zij wel netjes op.
Dit zijn maar een paar voorbeelden van de manier waarop de mijnbouw in Groningen mijn persoonlijk pad kruist. Tussen de gevechten met de bureaucratie door volg ik her en der nog een kamer- of raadsdebat, lees eens wat beleidsstukken, houd de groeiende jurisprudentie over Groningers vs de Staat der Nederlanden bij, geef nog eens een advies aan mede gedupeerden en meng me af en toe een klein beetje in het debat.
In een slechte week is het meer dan een dagtaak. In een goede week lukt het me om alles in een hoek te mikken en er niet aan te denken. Maar ja, de termijnen voor de burger zijn fataal in het bestuursrecht, dus langer dan twee weken is het nooit uit mijn systeem. Aan de ene kant voelt het als zinloze, verspilde tijd. Aan de andere kant zie ik langzaam een momentum in de samenleving ontstaan die genoeg zou moeten zijn om het van overheidswege vertrappen van burgerrechten te stoppen.
Vanavond lopen we met zijn allen mee in de fakkeloptocht voor Groningen. Maandag weer eens bellen met die vriendelijke mensen van de IMG en de NCG. Ik hoop dat die ook wakker zijn geworden.
Na een koud voorjaar, een koele en natte zomer en een zachte herfst komt het einde van het eerste seizoen op de nieuwe tuin in zicht. Het was hard werken en dan schiet het blog er al snel bij in. Nu is hard werken een relatief begrip. Als ik het arbeidsvermogen van de mens omreken in paardekrachten dan kom ik in mijn sommen niet verder dan een schamele 0,5 PK aan arbeidsvermogen in mijn logge lichaam. Dat is niet veel, maar met een paar van die halve paardekrachten hebben we toch een hoop voor elkaar gekregen.
Ik had me voorgenomen om dit eerste jaar zo weinig mogelijk gebruik te maken van allerhande externe inputs. Dus geen grote machines, geen vrachtladingen compost, mest of houtsnippers van elders, geen lange lappen gronddoek of folie. Dat leek me, met een aantal ontwerpprincipes uit de permacultuur in het achterhoofd, het meest zinvolle uitgangspunt voor dit eerste jaar. Ik pas een vrij losse vorm van permacultuur toe. Sommige van onze keuzes zijn principieel gedreven en andere zijn meer het resultaat van de onvermijdelijke compromissen van elke dag. Aan de hand van de 12 principes van David Holmgren, een van de grondleggers van de permacultuur, neem ik jullie mee door de ervaringen van het afgelopen jaar.
Observeer en neem deel aan de natuur
Als het waait, dan waait het hard. Dat was mijn eerste observatie in januari. Op het land is vrijwel geen beschutting voor de wind die vanuit het zuidwesten ongestoord over kilometers leeg grasland aan komt denderen. Overal zit leven. Dat was de tweede. Fazanten, zwaluwen, in de weilanden om mij heen een paar kieviten. Een paar mollenfamilies onder mijn voeten. Veel veld- en spitsmuisjes die bij het zeisen voor mijn voeten wegschieten. Af en toe bezoek van een paar hazen. Veel kikkers. Verschillende vlinders en hommels. Een paar libellen. Gras, vooral grote vossenstaart en kweek, speenkruid en kruipende boterbloem, veel brandnetel, een paar stukken met distel, her en der wat fluitekruid en om het hele land een dikke rietkraag, die op sommige plekken een meter of twee het weiland in groeit. Aan de westkant ligt een strook die een kleine halve meter hoger ligt dan de rest en langzaam afloopt naar de sloot. Verder een paar lage stukken, ongetwijfeld bedoeld als afwatering. In een natte periode staat hier soms wat water. Verder geen poelen of plassen. Op een aantal plekken zitten dikke pakketten schimmel tussen de graspollen die na een week regenachtig weer paddestoelen geven. Ik vermoed dat het weidechampignons zijn, maar ik heb ze nog niet geproefd. In augustus zag ik nog een tijgerspin. Een nieuwkomer met een prachtig gestreept lijf, die door de opwarming van het klimaat steeds noordelijker te zien is.
Vang en bewaar energie
Alle planten vangen energie en slaan dit op als kool-waterstof verbindingen zoals suikers en cellulose. De stekken van de wilgen die we uitgezet hebben zijn goed aangeslagen. Deze zullen we de komende tijd uitplanten naar hun definitieve plek. De hoeveelheid gras die van het land komt heeft me verbaasd. Ongeveer de helft hebben we gebruikt voor de diepe mulch bedden van het afgelopen seizoen. Een klein deel hebben we opgeslagen als hooi voor komende winter. Een deel ligt nog in hopen op het land de winter af te wachten. Dit wordt de belangrijkste mulchlaag voor de aardappelbedden van volgend jaar.
Zorg voor een opbrengst
De afgelopen jaren hield ik de opbrengst van de moestuin om het huis nauwlettend in de gaten. Ruim 350 kilo vers voedsel produceerde onze bescheiden moestuin ieder seizoen, variërend van groenten, fruit, verse kruiden en aardappelen tot eieren, honing, paddestoelen en eetbare bloemen. Dit jaar heb ik geen opbrengsten geturfd. Het leek me niet zinvol om sterk te focussen op opbrengst in zo’n eerste seizoen. Vierentwintig groentebedden van 10 bij 1 meter, twee keer met de zeis het hele perceel over en minimaal twee kuub compost van eigen productie… en een keet. Dat waren ongeveer de beoogde mijlpalen voor dit jaar. Toch is het heerlijk om in de tweede helft van het seizoen zoveel te kunnen oogsten en dat met anderen te kunnen delen.
Pas zelfregulering toe en accepteer feedback
Een moestuin die zichzelf regelt; dat zou mooi zijn. De afgelopen jaren heb ik geleerd dat veel dingen in de tuin zichzelf prima kunnen regelen als het in de basis goed zit. Het begint bij het klimaat en de bodem. Veel gedonder ontstaat, omdat we van alles willen wat niet bij ons (micro)klimaat past. Tomaten in de volle grond. Ik kan het niet laten. Te vroeg in het seizoen wonderen verwachten van de eerste warme dagen. Blijft voor mij een valkuil. Elk seizoen mislukt er van alles op magistrale wijze. Ik probeer deze aanwijzingen van de natuur op te vatten als positieve feedback.
Beste tuinder, omdat u te vroeg in het seizoen 10 meter voorgetrokken koolplanten hebt uitgeplant op een winderig groentebed, dat nog maar twee maanden in plaats van de benodigde 2 jaar de tijd heeft gehad om de juiste combinatie van structuur, bodemleven en organisch stofgehalte te bereiken, hebben wij besloten u een seizoen lang geheel gratis ruim voldoende medewerkers van de afdeling afbraak en destructie te sturen (lees: naaktslakken) om die goedbedoelde onzin van u op te ruimen. Met vriendelijke groet, Moeder Natuur.
Die positieve feedback van moeder natuur kan keihard aankomen en het is de kunst om te weten wanneer je moet luisteren en wanneer je koppig op de ingeslagen weg door moet gaan.
Gebruik en waardeer hernieuwbare hulpbronnen
In september en oktober heb ik de slootwal met de zeis gemaaid. Een flinke klus met als beloning een grote berg gemaaid riet. Riet is een fascinerende hulpbron. Het groeit razend snel en geeft een sterke en duurzame vezel die niet voor niets al duizenden jaren als dakbedekking wordt gebruikt. Een groot deel van het riet heb ik gebruikt om een windscherm langs de westkant van de groentebedden aan te leggen. Ook ligt er een deel als bodembedekker op de paden tussen de groentebedden. Elke week gaat er een bundel riet mee naar huis om als strobed voor de kippen en konijnen te dienen.
Produceer geen afval
In onze compost kom ik altijd wel wat plastic tegen: legoblokjes, glitters, dopjes van sappakken, tape, coatings van karton, stukjes nylondraad, fragmenten van plastic bakjes, etc. Op verschillende plekken in de tuin kwam ik halfvergane lappen gronddoek tegen van een vorige eigenaar. Plastic is overal en het is spotgoedkoop. Dat maakt het heel verleidelijk om gronddoek of folietunnels te gebruiken om snel meters te maken. Ik heb beide overwogen, maar er toch van af gezien. Het koude voorjaar heb ik uiteindelijk maar voor lief genomen en in plaats van gronddoek werkt een consequente mulchlaag van gemaaid gras ook prima.
Ontwerp van patroon naar detail
Het ontwerp van de nieuwe tuin staat nog in de kinderschoenen. Een paar grote keuzes liggen vast of zijn al wel gemaakt. Er is maar één weg naar het land, dus de toegang en het belangrijkste pad liggen wel zo’n beetje vast. De rudimentaire heg halverweg het perceel blijft. De keet staat en de eerste 18 groentebedden liggen op hun plek. Een seizoen verder vormen zich her en der wat vaste looppaden. De wind en de paar subtiele hoogte verschillen sturen me vanzelf in een bepaalde richting. Van nature ben ik meer van de grote lijnen en minder van de details.
Integreer in plaats van te segregeren
Sinds de industriële revolutie is de mens meer en meer functies gaan opknippen, opdelen, specialiseren en segregeren. Van de productie van voedsel tot het opvoeden van kinderen; overal is een apart hokje voor in het bestemmingsplan, een opleiding met kerncurriculum en competenties, een financiële stroom, een toezichthouder namens de overheid, een marketingstrategie en een consument die de lauwe prak weg mag kauwen en de rekening betalen. Deze doorgeschoten segregatie zorgt voor een uiterst fragiele samenleving, die bij de eerste de beste grote crisis terugvalt op de veel robuustere strategie van het integreren van functies. Opeens was de huiskamer ook een kantoorwerkplek en een klaslokaal voor de kinderen.
Dat soort gedachten had ik het afgelopen jaar wel eens bij het aanleggen van een mulchbed. Die techniek integreert verschillende functies. De mulch beschermt de bodem tegen uitdrogen, verhindert de groei van onkruid en voedt tegelijkertijd het bodemleven doordat het langzaam wordt afgebroken. Daardoor worden belangrijke minerale voedingsstoffen in het systeem gerecycled. Op veel meer manieren zijn functies te stapelen en te integreren, zoals bijvoorbeeld een trampoline met een regenwaterinfiltratiesysteem.
De kunst is om elk element meerdere functies te laten vervullen en iedere functie door meerdere elementen te laten ondersteunen. Het rieten windscherm geeft beschutting tegen de wind. In zomer wordt deze functie ook ondersteund door de rietkraag die in de slootwal groeit. Door daarnaast een windkering van bomen en struiken te planten wordt functie op drie manieren ondersteund. Het windscherm werkt tegelijk ook als een insektenhotel voor nuttig volk als lieveheersbeestjes, etc. Door op die manier functies te stapelen en te ondersteunen, ontstaat een veel robuuster systeem.
Gebruik kleine en langzame oplossingen
De nieuwe tuin is voor mij een flinke sprong in schaalgrootte. Er is een schaalgrootte die past bij een systeem dat draait op 0,5 PK aan handenarbeid. Die ligt denk ik ergens rond een halve hectare. Kleiner kan, maar maak je het gek veel groter, dan moet je de arbeid opschalen. Meer handen, meer spieren of meer machines.
Een zeis is een kleine en langzame oplossing om het gras te maaien. De tijd gaat trager met de zeis. Ik zie meer. Zoals een tijgerspin in een web aan de rand bij de sloot. Mijn zeistechniek wordt langzaam beter, net als het geheugen van mijn spieren en het geheugen van mijn huid. Elk stuk intensief gebruikt handgereedschap komt met een nieuw setje blaren, die na verloop van tijd overgaan in een laagje eelt.
Gebruik en waardeer diversiteit
Een appelboom heeft een andere appelboom en het liefst een van een ander ras nodig als bestuiver. Een voorliefde voor diversiteit zit als het ware ingebakken in de natuur. Een monocultuur is een makkelijke prooi voor plagen, terwijl deze maar beperkt grip krijgen op een polycultuur. Bovendien helpt diversiteit om de risico’s te spreiden. Als de kool niet loopt dan doen de bietjes het wel en vice versa. Doen de vroege rassen het slecht, dan doen de late rassen het hopelijk beter. Ook binnen de bedden plant ik steeds diverser. Blokje kool, blokje lente ui, blokje groenlof. Mais in combinatie met pompoen. Oostindische kers tussen de kool. Verschillende soorten blad- en sluitkool door elkaar, etc.
Gebruik randen en waardeer het marginale
Ons perceel is smal en langgerekt. Daardoor hebben we veel rand ten opzichte van de oppervlakte. Dat maakt het een interessante plek, want randen zijn de meest interessante plekken in een ecosysteem. De Waddenzee is zo’n geweldig randsysteem. Geen land en geen zee. De rand is vaak de plek waar vruchtbaarheid samenklontert. Bij ons bestaat die rand uit sloten met riet en een wal vol brandnetels. De meest vruchtbare grond op het perceel is die slootwal. Die wordt al decennia jaarlijks verrijkt met een mulchlaag van bagger, riet en biezen. Geen wonder dat de stikstofslurpers zoals brandnetel er graag groeien. Dat geeft mij een mooie voorraad stikstofrijk materiaal dat ik als mulch of in een gier verwerk. Ook de kippen lusten op hun tijd best een emmer jong brandnetelblad.
Ga creatief om met verandering
Een voedselsysteem dat met elke verandering sterker wordt, dat is misschien wel het ultieme systeem om naar te zoeken in de 21e eeuw. De veranderingen die op ons af komen zijn immens. De manier waarop extreme hitte, wind of regen ten goede zijn te gebruiken heb ik nog niet ontdekt. Wel ben ik er van doordrongen dat deze extremen cruciale informatie bevatten over de zwakke plekken in ons systeem. De extreme droogte van 2018 en 2019 heeft mij extra alert gemaakt op zaken als regenwaterinfiltratie en het vermogen van de bodem om vocht vast te houden. De kou van het afgelopen voorjaar daagt weer uit om na te denken over microklimaat en de keerzijde van dikke mulchlagen in het voorjaar, namelijk het tragere tempo waarin de bodem opwarmt onder die laag. Elke verandering en elke mislukking is informatie. Die informatie zien, begrijpen en op waarde schatten, dat maakt die andere wereld zo mateloos intrigerend.
Hoog zomer en hoog tijd voor een update over de diepe mulch bedden. Na de groeispurt van juni en begin juli ligt de tuin er diep groen bij. Aan materiaal voor de diepe mulch bedden geen gebrek. Viertien bedden liggen er nu. Het idee is dat we door een diepe laag mulch op de graszode aan te brengen een vruchtbaar bed voor de groente opbouwen, zonder dat we daarvoor te hoeven ploegen, spitten of frezen. Hierdoor blijft het bodemleven intact en wordt structuur van de grond uiteindelijk beter. Over de achtergrond van het idee om niet langer te spitten schreef ik eerder de post Spitten.
De eerste bedden zijn in januari opgebouwd uit een laag slootmaaisel. Grof, koolstofrijk materiaal, dat voornamelijk uit riet bestaat. Onder deze bedden zijn in maart en april de aardappels en plantuien gepoot. In de loop van april zijn deze bedden aangevuld met een laag gemaaid gras. Eind mei kwamen eindelijk de eerste aardappelscheuten door de mulch heen. In de loop van juni hebben de aardappels nog een derde laag gemaaid gras gehad.
Poten onder diepe mulch
De kou en overvloedige regen van het voorjaar zorgden voor een tergend trage start. De vroege aardappels hebben hier meer last van gehad dan de late. Het bed van vroege aardappels heeft her en der wat gaten en de meeste planten zijn niet sterk uitgegroeid. Momenteel staan ze in bloei. Het groeiseizoen voor de vroege aardappels begint op zijn eind te lopen. Met een week of twee gaan we de vroegen rooien. De late aardappelen staan er beduidend beter bij. Amper gaten en goed uitgegroeid. De late aardappels mogen nog een week of acht.
Met de phytophthora valt het tot nu toe mee. Dat is een klein wonder, want de combinatie van warm en vochtig weer die we de laatste weken hebben is perfect voor de aardappelziekte. We hebben uitsluitend resistente rassen gepoot en dat scheelt enorm.
Voor de plantuien was de kou en regen van het voorjaar te veel. Op één doorzetter na wist geen van de uien op te komen. Met een warm en droog voorjaar en een iets dunnere mulchlaag was het misschienwat geworden met de uien.
Planten in diepe mulch
Het uitplanten van jonge planten in de mulchbedden werkt prima. Met de hand maak ik een opening in de tien tot twintig centimeter dikke laag gemaaid gras tot ik op de klei zit. Plant in het gat, even aandrukken en de volgende.
Vergeleken met uitplanten in de volle grond of in een laag compost hebben de planten iets langer nodig om goed wortel te schieten. Aan het vaal groene blad te zien, lijken de zaailingen wat stikstof te kort te komen. Als ze na een paar weken goed geworteld zijn, dan zie je de groei in kracht toenemen en kleurt het blad diep donkergroen.
Het proces van de biologische afbraak van de mulch neemt aardig wat stikstof op uit de bovenste bodemlaag. Dieper in de bodem is voldoende stikstof aanwezig, als ik op brandnetels af ga die overal op het terrein uitbundig groeien.
Karton
Een dubbele laag karton onder de lagen mulch helpt om de voorkomen dat het gras en de onkruiden te snel weer door de mulchlaag heen groeien. Bij het uitplanten plant ik dwars door die kartonlaag heen. Dat voorkomt dat de plant veel energie verbruikt om door het karton heen te wortelen. Tegelijk geeft het grassen een kans om via het plantgat weer op te komen, maar dat is dan maar zo. De kartonlaag is sowieso slecht tijdelijk en wordt in een paar maanden door het bodemleven volledig afgebroken. Zonder karton kan het ook, maar dan komen de grassen een stuk makkelijker weer op; zeker bij de bedden die pas in april en mei zijn aangelegd.
Slakken
Het is de kunst om de planten door het eerste stadium heen te loodsen zonder dat ze worden opgeruimd door de slakken. Die zijn er in overvloed en vinden juist in de diepe mulch een hoop schuilplekken. Vooral de verschillende koolsoorten, courgettes, sla, jonge sperziebonen en zonnebloemen zijn een geliefd doelwit voor de slakken. De andijvie, tuinbonen, lenteuitjes, suikermais en pompoen lijken er wat minder last van te hebben.
Relatief grote en goed afgeharde zaailingen uitplanten en veel planten op reserve houden om de onvermijdelijke slachtoffers te vervangen was mijn voornaamste strategie. Het werd een soort Verdun 1916; hoe meer contingenten palm-, rode en boerenkool ik het veld in stuurde, hoe meer er verdwenen. De ene na de andere lichting sneuvelde onder de aanhoudende aanvallen van onze ongewervelde tegenstander uit de klasse der gastropodae.
Nu is tien keer hetzelfde kunstje proberen en hopen op een andere uitkomst nu niet direct de meest intelligente strategie. Uit frustratie toch maar wat “verantwoorde” slakkenkorrels strooien is dat uiteindelijk ook niet. Uiteindelijk is een overschot aan slakken vooral een gebrek aan slaketers. Maar daarover later wellicht meer.
De laatste weken hadden we behoorlijk de handen vol aan ons nieuw project. Zo vol dat van bloggen even niets gekomen is. Grootse plannen en dan ineens het natste en koudste voorjaar in tijden. Thuis is dat niet zo’n probleem. Zaaien en verspenen kan ook in de kas en dan maakt een buitje meer of minder niet zo veel uit. Op een weiland waar de noorderwind rechtstreeks vanaf zee mijn goede voornemens uit mijn hoofd probeert te blazen is dat toch anders. Tijd om voor beschutting te zorgen. Die kwam in de vorm van een oude bouwkeet, die we voor een schappelijke prijs op marktplaats op de kop konden tikken en die we met de landrover van mijn broer op zijn nieuwe bestemming wisten te krijgen.
Ondertussen had het voorjaar besloten toch maar te beginnen. Met de warmte kwam de groei. Zielletogende tomaten kregen weer wat levenslust. De bonen staken hun kopjes boven de grond, de tweede en soms derde zaaipoging van allerlei warmteminnende planten, zoals courgette, komkommer en pompoen sloegen eindelijk aan.
De zeis
Ook het gras op ons landje starte een groeispurt. Eind mei stond het ruim boven de knieen. Tijd om te maaien en een poging te wagen om hooi te maken. Ik had verzonnen om het maaien met de zeis te doen. Bosmaaiers vind ik ruk. Ze maken enorm veel herrie en zijn iet echt lekker om mee te werken. Een trekker klinkt leuk, maar leek me wat overkill voor amper eenderde hectare. Het moest de zeis worden. Sinds januari was ik me in het zeisen aan het verdiepen. Ik had een antiek exemplaar op de kop getikt en een nieuwe. Ook de zeisboom was even zoeken, maar uiteindelijk kwam ik via zeisles.nl aan het Oostenrijks model dat ik zocht. Na een paar keer klooien was ik verkocht.
Er zit iets magisch aan maaien met een zeis. Als het materiaal goed is afgesteld en de zeis vlijmscherp is, dan gaat het verrassend licht. Geen herrie, geen stank, alleen het ritmisch geluid van een stuk smeedijzer dat door gras snijdt. Af en toe even stilstaan om de zeis te slijpen, te genieten van het uitzicht en de rust.
Over de technische kanten van het zeisen volgt later ongetwijfeld een appart blog. Voor nu is het voldoende om even stil te staan bij de verbazingwekkende eenvoud en doeltreffendheid van een vergeten stuk gereedschap.
Bedden
Het grootste deel van het maaisel gebruiken we om nieuwe groentebedden aan te leggen. Je hebt verrassend veel gemaaid gras nodig om een bed van 10 bij 1 meter van voldoende mulch te voorzien om de zode die er onder ligt af te laten sterven. We hebben nu 14 bedden liggen. In deze bedden planten we nu rechtstreeks allerlei groente die we thuis hebben voorgekweekt. Tot nu toe werkt de methode vrij aardig. Zolang de mulchlaag dik genoeg is komt er amper gras door. Brandnetels en distels weten wel hun weg naar boven te vinden, maar die zijn vrij makkelijk te verwijderen. Na het uitplanten hebben de planten even tijd nodig om te wennen aan hun nieuwe plek. Wie niet snel genoeg went wordt op geruimd door de slakken. Vooral de stokbonen waren een favoriet doelwit.
Hooi
Gras dat niet nodig is voor de bedden gaat naar de kippen, wordt gecomposteerd of… zetten we om in hooi. Twee ochtenden maaien, een dag laten drogen, keren, nog een dag drogen, weer keren, nog een dagje, etc. En dan heb je opeens een enorme berg hooi. Met behulp van een oude regenton, een paar kinderen, wat touw en een latje maken we van die berg vijfentwintig handzame balen, waarvan er precies twee achter in de auto passen.
Voor de grap is het natuurlijk prachtig, maar hoe efficient is zo’n ultra lowtech, carbon negative, handmade artisan hooiberg nu eigenlijk? Alles bij elkaar zit er ongeveer 25 uur werk in die 25 balen, waarbij maaien, harken en keren en verwerken tot balen elk ongeveer een derde van de tijd in beslag nemen. Het resultaat is tussen een halve en driekwart ton hooi, die een economische waarde vertegenwoordigt van om en nabij de 150 euro. Tientje eraf voor het touw. Omgerekend komen we dan wederom op een verdienste van ongeveer 6 euro per uur, wat in de buurt komt van het minimumjeugdloon. Opnieuw een voorbeeld van de Wet van Schudde, die stelt dat de economische waarde van vrije, zelfvoorzienende arbeid gelijk is aan de verdienste van de economisch laagst gewaardeerde arbeid in een kapitalistische economie.
De kinderen vonden het prima. Die hadden een leuke middag op het land met een pichnick bij de keet en dikke ijsco’s om het af te sluiten. Later die week verloor Shell de klimaatzaak voor de rechter. Ik voorspel een herwaardering van handarbeid in het algemeen en het minimumjeugdloon in het bijzonder.
De spoorlijn Groningen – Delfzijl speelt een belangrijke rol in het landschap van mijn herinneringen. Ik herinner me vaag nog de Blauwe Engel die er reed, voordat die werd vervangen door de nikszeggende Wadloper.
Het landschap rond het dorp Loppersum, waar ik ben opgegroeid, was kleinschalig. We speelden vaak op het Zwarte laantje. Toen een onverhard landweggetje aan de zuidrand van het dorp, dat tussen tuinderijen en weilanden omzoomd met holle wilgen doorliep. In droge sloten tussen het riet stookten we fikkies en vochten we denkbeeldige veldslagen uit.
Later speelden we vaak bij de spoorbrug, iets verderop aan het Maar. Een andere mooie plek was de onbewaakte spoorwegovergang bij de Zuider Lopsterweg, aan de oostkant van het dorp. Een vergeten en verwilderd hoekje, waar in die tijd nog wel eens wat puin werd gestort. Ideaal om je crosfiets te testen, fikkies te stoken en kwajongen te zijn.
Ruilverkaveling
In de jaren 90 van de vorige eeuw ging de buldozer over het landschap van mijn jeugd. De ruilverkaveling brak los. Lijnen en landschapselementen die het geografisch geheugen van een eeuwenoud cultuurlandschap markeerden, werden zonder pardon geofferd op het altaar van de vooruitgang.
Het Zwarte Laantje werd een strak betonpad, het Juisterpad werd verbreed en rechtgetrokken. De rommel bij het spoor verdween en maakte plaats voor een bosje. Verder veranderde er niet zoveel aan de Zuider Lopsterweg. Deze plek overleefde wonderwel de kaalslag van de ruilverkaveling. Dit weggetje bleef een kronkelend en onverhard met een onbewaakte spoorwegovergang, waar twee keer per uur de boemel naar Delfzijl en een paar keer per week de chloortrein naar Rotterdam langs trok.
Het is een mooie plek om te wandelen, stil te staan en je ogen langs de horizon te laten gaan. Met je neus naar het noorden zie je de Jacobus Kerk van Zeerijp (begin 14e eeuw). Achter je ligt dan de boerenkathedraal van de Petrus en Pauluskerk van Loppersum (13e-16e eeuw). Iets naar het noordoosten het bescheiden scheve kerkje van Eenum. (12e eeuw). Acht eeuwen cultuurgeschiedenis in één oogopslag. Mooier wordt het cultuurlandschap in Nederland niet.
Chloor, spoor en veiligheid
Die chloortrein had een gevaarlijke reputatie en was de lokale politiek jarenlang een doorn in het oog. Een ontspoorde chloortrein in een grote stad als Groningen zou van de inzet van chloor bij Ieper in 1915 een lachtertje hebben gemaakt. Maar zoals dat ging in die jaren gingen de financiële belangen van de industrie boven de veiligheid van de Groningers. Niet alleen de firma Shell, ook de firma Akzo, de producent van het Groningse chloor, was goed vertegenwoordigd in de bestuurlijke top van Nederland. Die Groningers moesten niet zeuren. Er was niks om je zorgen over te maken. De risico’s van de chloortrein waren verwaarloosbaar. Waar kennen we dit toch van en zou er inmiddels iets veranderd zijn?
Pro Rail
De chloortrein is inmiddels verleden tijd. Toch is men wakker geworden bij de spoorwegen. Die onbewaakte overweg ten oosten van Loppersum, aan dat slingerende landweggetje, waar de tijd lijkt stil te staan. Die moet weg. Die is levensgevaarlijk. Pro Rail wil van de overweg af en sluiten is volgens hen de enige optie. Twee andere onbewaakte overgangen aan de spoorlijn worden wel beveiligd en daarmee is de pot geld leeg.
Dat er geen geld is om de spoorwegovergang te beveiligen, is natuurlijk een leugen, waar Mark Rutte nog een puntje aan kan zuigen. Er is in Groningen ongeveer 400 miljard euro aan de gaswinning verdiend. Van dit geld is ongeveer 0,3% naar Groningen gegaan. Het overige is verramsjd door politiek Den Haag en omgezet in asfalt en beton in randstedelijke infraprojecten. In dit licht lijken me de kosten nog het zwakste argument om deze spoorwegovergang te sluiten.
Zo ver zal het gelukkig niet komen, want ik weet dat iedereen die dit stukje leest van verontwaardiging van zijn stoel zal vallen en de petitie voor het openhouden van de Zuider Lopsterweg zal tekenen. Delen mag. Graag zelfs.
Teken hier de petitie voor het openhouden van de Zuider Lopsterweg:
Vlak voor de kerst kochten mijn echtgenote en ik een weiland. Het ligt twee dorpen verderop. Het is ruim eenderde hectare groot en heeft een beetje de vorm van een sok met de punt naar het zuiden. Om het weiland ligt een sloot. Er staat een oude wilg en een lage haag met een paar jonge fruitboompjes en bramen deelt het perceel door midden.
Er is jaren niet zoveel met het landje gebeurd. In het najaar is er nog een keer gemaaid en zijn de sloten schoongemaakt. De grasmat is doorgroeid met verschillende soorten onkruid. Veel brandnetel, her en der wat distel, speenkruid. Die brandnetels wijzen op stikstof. Molshopen verraden de aanwezigheid van ondergrondse gravers. Waar mollen zijn, zijn wormen. Een teken dat er aardig wat leven in de bodem zit. Niet zo verwonderlijk. Als je jarenlang de boel de boel laat, keer het bodemleven langzaam terug.
Zo’n molshoop geeft ook een aardig beeld van de toestand iets dieper onder de grasmat. Ik heb een balletje klei van een molshoop mee naar huis genomen en thuis een slaketest uitgevoerd. Je droogt dan een kluit aarde en legt die droge kluit op een grof rooster in een bak met water. Een biologisch actieve bodem zal stabiele bodemagregaten bezitten met veel micro-poriën die door glomaline bij elkaar worden gehouden. Deze glomaline is zeg maar een bioplaksel dat door mycorrhiza schimmels geproduceerd wordt.
Deze bodemaggregaten zorgen er voor dat water makkelijk de bodem kan infiltreren, dat plantenwortels hun weg kunnen vinden en een samenwerking aan kunnen gaan met die mycorrhiza schimmels. In die samenwerking ruilen planten suiker, dat ze maken met behulp van fotosynthese, voor allerlei mineralen, die ze niet zelf kunnen maken, maar die de schimmels in hun uitgebreid ondergronds netwerk wel weten te vinden.
De slake-test kan je eenvoudig thuis uitvoeren en geeft een goed idee hoe het met de stabiliteit van je bodemaggregaten is gesteld. Dit filmpje op youtube geeft goed weer hoe zo’n test werkt. Onze kluit bleef een week of drie stabiel en viel daarna pas uit elkaar. Dat zijn aardig stabiele aggregaten.
Verderop in het veld kwam ik een paar paddestoelen tegen. Nog een aanwijzing die duidt op bodemleven en de ruime aanwezigheid van organisch materiaal in de bodem.
Vrienden en bekenden beginnen meteen over trekkers en ploegen als ik ze over onze nieuwe aanwinst vertel. Ik heb het niet zo op ploegen en spitten en kom dan met een ingewikkeld verhaal over schimmels en aggregaten en het belang van observeren. Het gesprek gaat dan vaak al snel over iets anders. Mensen zijn doeners. De schop erin, actie, plannen, ten aanval!
Die plannen zijn er. Scherp observeren is de eerste stap. De afgelopen weken heb ik het maaisel uit de berm gevist, een composthoop aangelegd, vijftig meter toekomstige groentebedden van een dikke laag rietmulch voorzien. Het plastic dat her en der rondzierf opgeruimd. Stap voor stap, met een compostvork en een kruiwagen. Mijn kop in de januarizon, wind in de rug, handen uit de mouwen.
Het was een ziek jaar, 2020. Daar kunnen we kort over zijn. De perenboom in de voortuin vat het goed samen. Die begon het jaar vol in de knop en viel later in de zomer ten prooi aan een verwelkingsziekte. Ik vermoed bacterievuur. We hebben het boompje in het voorjaar van 2010 geplant, toen we ons huis net gekocht hadden. Na een paar jaar kwamen de eerste peren. Na vijf jaar hing de boom vol. Deze zomer was het afgelopen. In twee weken tijd verschrompelde het blad en verdween het leven uit de boom. Op één tak na. Ik heb alles weggesnoeid. Die ene tak weerhield me ervan het hele boompje te rooien. Misschien loopt hij komend voorjaar weer uit.
Na de kerst was ik zaadbommen aan het maken voor een groot, nieuw project. Daarover binnenkort meer. Nog voor de klei goed en wel droog was begonnen de eerste zaden te ontkiemen. Niet helemaal de bedoeling, maar ik kan het ze niet kwalijk nemen. Zin in een nieuw voorjaar. Zin in een nieuwe zomer. We laten 2020 achter ons; 2021 wordt beter.
De bodem van de kas werkt hard. Tussen mei en juni schieten de tomaten en komkommerplanten razendsnel de grond uit. Dat gaat zo snel, dat ik ze bijna kan zien groeien. In juli, augustus en september brengen die planten een constante stroom vruchten voort. Dat is veel biomassa van een klein stukje bodem. De rotatie is eenzijdig. Tomaat, komkommer, een keertje peper, paprika of aubergine en dan weer tomaat. Dat heb je in een kas al snel.
Door een eenzijdig teelplan, met in ons geval veel planten uit de nachtschade familie, kunnen er ziekten in de bodem onstaan. Bij tomaten is dit bijvoorbeeld kurkwortel(Pyrenochaeta lycopersici). De wortel van een gezonde tomatenplant is egaal wit of ivoorkleurig. Aangetaste wortels hebben bruine vlekken en zien er verdroogd en gespleten, kurkig, uit. Tomaten die last hebben van kurkwortel zien er wat vermoeid uit en geven minder opbrengt. Als ik de tomaten in oktober opruim controleer ik altijd even de wortels op tekenen van kurkwortel.
Alle reden dus om het bodemleven in de kas extra aandacht te geven. Daar begint alles mee: gezonde groei en bodemvruchtbaarheid. Het hangt allemaal samen met een levende bodem. Er zitten miljarden micro-organismen in de bodem. Geeft je het bodemleven een eenzijdig dieet, dan gaan schadelijke soorten overheersen en krijg je problemen.
In het verleden heb ik de grond in de kas hierom wel eens twee steek diep vervangen. Een flinke klus en ik geloof niet dat het iets geholpen heeft. Het getuigt ook van een soort wegwerpmentaliteit. Je gebruikt de bodem een aantal jaar en als het resultaat je niet meer aanstaat haal je nieuwe.
Hoe krijgen we minder eenzijdigheid in de kas en een gezonde bodem? In de zomer staan er tussen de tomaten wat basilicum en goudsbloem. Die doen het daar prima. Ook afrikaantjes zijn een bekende buur in de kas om problemen te voorkomen. Dit jaar heb ik na de tomaten een mengsel van klaversoorten, mosterd, phacelia, borage, wikke, haver en rogge in de kas gezaaid. Deze groenbesters in de winter helpen hopelijk ook om de eenzijdigheid te doorbreken.
Mulchen! In de zomer wordt het heet in de kas. Een onbedekte bodem in de kas droogt dan razendsnel uit. Het bodemleven trekt zich terug. Een mulchlaag van bijvoorbeeld gemaaid gras houdt het vocht vast in de bodem, reguleert de temperatuur en voedt het bodemleven.
Niet spitten. Spitten verstoort het bodemleven. Hoe minder verstoring in de bodem, hoe beter de structuur. De bodem voed je van boven af. Het is niet nodig om mest of compost in de bodem in te werken. De natuur doet dit zelf voor je. Vooral wormen kunnen een enorme hoeveelheid origanisch materiaal de bodem in trekken. Ze zorgen bovendien voor een netwerk van minuscuele gangetjes, waardoor lucht en water de bodem in kunnen trekken. Deze gangetjes geven plantenwortels de ruimte om te groeien. Een gezonde, niet gespitte bodem heeft een sponsachtige structuur. Een gespitte bodem slaat dicht.
In het najaar laat ik een paar keer de regentonnen leeglopen in de kas. In de zomer kom ik regenwater tekort. In het najaar heb ik een overvloed. Waarom geen water geven als het regent? Na de zomer kan de kas wel een slok water gebruiken. Een stortbui van 1000 liter op tien vierkante meter. In een paar minuten is het water weggetrokken in de kleibodem. Dit vermogen om water te laten infiltreren zegt iets over de kwaliteit van de bodem. Vijf jaar geleden had ik met die 1000 liter een overdekt zwembadje in de kas gemaakt. Nu hoor ik het overal borrelen en klokken. Luchtbelletjes die ontsnappen uit die sponsstructuur. De bodem had dorst.
Als het groen kniehoog in de kas staat mogen de kippen er in. Die lusten wel wat groen in de winter.
Het leven zit vol grote en kleine verrassingen, die je nieuwsgierig maken naar wat de wereld nog meer voor je in petto heeft. Zo ontdekte ik twee weken geleden Alexandra Kropotkin. Ze was de dochter van de Russische schrijver, revolutionair, ondekkingsreiziger en geograaf Peter Kropotin, wiens intellectuele nalatenschap een belangrijke inspiratiebron is voor dit blog. Waar vader het in standaardwerken als The Conquest of Bread vooral heeft over maatschappelijke krachten, sociale strijd en solidariteit, schreef dochter Alexandra The best of Russian Cooking, het standaard kookboek over de Russische keuken in de Engelstalige wereld. Ik kreeg het vanochtend voor mijn 45e verjaardag.
De eerste druk van het kookboek verscheen in 1947. Ruim 70 jaar later is het boek nog volop verkrijgbaar. Een klassieker dus. Het blijft voor mij een klein raadsel waarom Alexandra en haar kookboek zo lang voor mij, een gretige lezer met een voorliefde voor koken en Russische geschiedenis, onder de radar zijn gebleven. De originele Koken met Kropotkin: The best of Russian Cooking, is een ode aan de Russische keuken, de Russische eetcultuur en de legendarische Russiche gastvrijheid.
Beoordeel een volk niet op zijn politici, maar op de gastvrijheid van zijn inwoners en de kwaliteit van zijn roggebrood en koolsoep. Dat is de boodschap van Alexandra Kropotkin. Uit haar klassieker het recept voor een snelle rode bietensoep: borsch.
2 blikken¹ consommé (geklaarde fond/bouillon)
1 blik bouillon
1 cup (240 ml) water
1 theelepel azijn
½ theelepel Worcestershire saus
½ cup bietensap
½ cup zure room
Meng de consomme met bouillon en water en breng het aan de kook. Voeg de azijn, Worcestershire saus en bietensap toe. Voeg eventueel een snufje suiker toe als de bietensap de soep niet zoet genoeg maakt, maar maak de soep in geen geval te zoet! Roer de zure room glad met een eetlepel water en voeg daarna de consomme toe. Opnieuw verwarmen, maar niet aan de kook brengen. Als je de soep koud op wil dienen voeg je de zure room pas toe vlak voor het opdienen, als de soep is afgekoeld.
Deze soep dient, of hij nu warm of koud geserveerd wordt, altijd rijk bestrooid te worden met fijn gesnipperde peterselie.
Alexandra Kropotkin, The Best of Russian Cooking, Hypocrene Books, New York, ISBN 0-7818-0131-1
¹Het recept spreekt hier over cans, blikken. Wat de inhoudsmaat van deze blikken is, is me onduidelijk. Zeventig jaar terug was soep uit blik natuurlijk lekker hip. In plaats van blikken bouillon raad ik nu aan zelf een paar liter mooie bouillon of consommé te trekken.
Gister heb ik de tomatenplanten opgeruimd. De basilicum die tussen de tomaten stond mag nog even blijven staan, net als de klaver die her en der opduikt. De zomer is voorbij. In de namiddag vangt de kas nog een klein streepje zon. Tot eind februari zal ze in de schaduw van de kerk naast ons huis liggen.
Ik versnipper de tomatenplanten en breng ze naar de composthoop, samen met de resten stro van de mulchlaag die de hele zomer lang de bodem van de kas beschermd heeft tegen de ergste hitte. De kas heeft dorst. Afrijpende tomaten houden niet van te veel water ineens. Dan gaan ze scheuren. In de nazomer knip ik bovendien zo veel mogelijk loof weg. Er hoeft dan niet zo veel meer gegroeid te worden en elke streep zon helpt met het rijpen van de laatste volgroeide trossen.
Na twintig gieters water worden de wormen die zich in de bodem verstopt hebben wel weer wakker. Waar de tomaten stonden zaai ik een mengsel van verschillende groenbemesters. Rogge, phacelia, borage, japanse haver, wikke. We zullen zien wat er nog opkomt. Met een beetje mazzel geven de groenbemesters een extra boost aan het bodemleven. Dit helpt om verschijnselen als kurkwortel en andere gevolgen van de eenzijdige en gebrekkige teeltvariatie, die zich in de beperkte ruimte van een kas snel voor doen, tegen te gaan. Voor een winterteelt van kool of sla heb ik te weinig weinig zon in de kas.
Bij het opruimen van tomaten leg ik de trossen die nog groen zijn apart. De komende weken kleuren die langzaam rood in de vensterbank. In de salade zijn deze groen geplukte tomaten niet echt lekker meer. Voor in een pastasaus zijn ze prima.
Van groei naar verval naar nieuwe groei. De komende maanden wordt er heel wat cellulose, lignine en polysachariden afgebroken. Op de composthoop en in de bodem. De koolstof verdwijnt grotendeels als koolstofdioxide in de lucht. Een klein deel blijft achter als humus. Samen met de mineralen om zo weer beschikbaar te komen voor een nieuwe groeispurt in het voorjaar.
Hoe meer er vervalt, hoe meer er straks weer kan groeien. Daarom zijn we zuinig op al het organisch materiaal dat de tuin voortbrengt. Onkruid, tomatenplanten, heggensnoeisel, herfstbladeren… het kan allemaal op de composthoop. Als het organisch is, is het te composteren.
De composthoop is de verzamelplek van alles wat organisch is en niet door ons zelf, de kippen of de konijnen gegeten worden, niet naar het wormhotel gaat en ook niet als mulchlaag hoeft te dienen. Dat is nog best veel. Tomaten en andere planten uit de nachtschade familie zijn giftig voor de kippen en konijnen, maar kunnen prima op de composthoop. Fijngehakt als groen tussen twee lagen bruin is er in twee weken vrijwel niets van terug te vinden. Een goed hete composthoop vernietigt ook alle sporen van eventuele plantziekten. Uit voorzorg geen tomaten of aardappelloof composteren is naar mijn idee onzin.
De natuur ruimt zijn eigen rommel op en heeft daarvoor een leger van miljarden schimmels, bacteriën en andere microorganismen voor klaar staan. Ik ben voorlopig klaar in de kas. Laat de natuur zijn gang maar gaan.