Snijbiet is een moestuinklassieker. Het is een makkelijke plant, die bijna overal wel wil groeien, zich weinig aantrekt van slakkenplagen en droge zomers en, in een zachte winter, tot diep in het voorjaar nieuw blad aan maakt. De snijbiet op de foto staat eigenlijk al te lang. Dan worden de bladeren wat stug en beginnen slakken rustig aan met hun opruimwerk. Deze mag naar de kippen of konijnen.
In het voorjaar heb ik een bak gezaaid wat een mengsel van snijbiet, snijmoes, rucola en ander bladgroen. Van deze bak hebben we wekenlang bijna dagelijks heerlijke salades gesneden. Aan het eind van de zomer heb ik de sterkste snijbiet en snijmoes wortels overgeplant in een nieuwe bak met wat verse compost. De planten lopen weer mooi uit en pikken elk streepje najaarszon mee om nog wat blad te maken. Met de korte dagen, lage zon en lange schaduwen van november en december gaat dat groeien natuurlijk niet zo snel meer.
In de keuken is snijbiet best veelzijdig. Je kan de bladen en stelen als spinazie eten, verwerken in een salade of er rauw een stamppot van maken. Een salade van alleen snijbiet is wat saai. Voor een salade van snijbiet gebruik ik alleen het jonge blad. De iets oudere bladeren en stelen worden al snel wat te stug voor een salade. Voor een stamppot rauwe snijbiet maakt dat niet uit, maar voor een salade steekt dat wat nauwer.
Na een uitzonderlijk warm begin van november lijkt er zowaar wat nachtvorst aan te komen. Tijd om de laatste vorstgevoelige sla te plukken. Een combinatie met wat snijmoes en pluksla lever best een spannende salade op; zeker met wat verse walnoot en een dressing van honing, walnootolie en een scheutje rode wijnazijn.
Het werkwoord kelderen wordt meestal gebruikt voor het naar de zeebodem jagen van een schip of het torpederen van een beurskoers. Je kan het werkwoord ook gebruiken om er het opbergen van spullen in een kelder mee aan te duiden. Een moestuin geeft in overvloed, maar wel met pieken en dalen. Hoe bewaar je die overvloed om er in karige tijden van te genieten? De kelder!
Een kelder heeft een constant, koel en donker klimaat. Het Ideaal om groente, fruit en aardappelen te bewaren. Een kelder is vaak een tikje vochtig. Daarom staat het kelderraam altijd op een kier voor de nodige ventilatie.
Het mooie van een kelder is, dat hij het altijd doet en geen energie verbruikt. Het is eigenlijk de ultieme ecokoelkast. Tot een jaar of vijftig, zestig geleden werden veel huizen standaard met een voorraadkelder uitgerust. Met de komst van de supermarkt, koelkast en doorzonwoning is de ook de voorraadkelder verdwenen.
Onze aardappels blijven met gemak een half jaar goed in de kelder. Op een gegeven moment gaan ze spruiten. Dat is het teken dat ze op moeten. De vroege aardappels van begin juli hebben we afgelopen week opgemaakt. Met de late aardappels van eind augustus houden we het tot maart wel vol. Uien houden we in de kelder uit de buurt van de aardappels. Die twee combineren niet zo lekker.
Wortels bewaren we in de kelder in een bak met zand. Los in de kelder houden ze het zelden langer dan een week vol, maar in een bak met schoon zand zijn ze prima een paar maanden te bewaren. Laagje zand, laagje wortels, weer een laagje zand. Ook hier is het donkere en koele klimaat van de kelder ideaal. Ook andere wortelgewassen, zoals bietjes en pastinaken doen het prima in de zandkist.
Een krop sla, andijvie of groenlof die te groot is om in één maaltijd op te maken? Geen probleem. Wikkel er een vochtige theedoek om en bewaar het in… de kelder. Blijft makkelijk twee, drie dagen goed. Dit werkt ook prima in de koelkast overigens.
De bodem van de kas werkt hard. Tussen mei en juni schieten de tomaten en komkommerplanten razendsnel de grond uit. Dat gaat zo snel, dat ik ze bijna kan zien groeien. In juli, augustus en september brengen die planten een constante stroom vruchten voort. Dat is veel biomassa van een klein stukje bodem. De rotatie is eenzijdig. Tomaat, komkommer, een keertje peper, paprika of aubergine en dan weer tomaat. Dat heb je in een kas al snel.
Door een eenzijdig teelplan, met in ons geval veel planten uit de nachtschade familie, kunnen er ziekten in de bodem onstaan. Bij tomaten is dit bijvoorbeeld kurkwortel(Pyrenochaeta lycopersici). De wortel van een gezonde tomatenplant is egaal wit of ivoorkleurig. Aangetaste wortels hebben bruine vlekken en zien er verdroogd en gespleten, kurkig, uit. Tomaten die last hebben van kurkwortel zien er wat vermoeid uit en geven minder opbrengt. Als ik de tomaten in oktober opruim controleer ik altijd even de wortels op tekenen van kurkwortel.
Alle reden dus om het bodemleven in de kas extra aandacht te geven. Daar begint alles mee: gezonde groei en bodemvruchtbaarheid. Het hangt allemaal samen met een levende bodem. Er zitten miljarden micro-organismen in de bodem. Geeft je het bodemleven een eenzijdig dieet, dan gaan schadelijke soorten overheersen en krijg je problemen.
In het verleden heb ik de grond in de kas hierom wel eens twee steek diep vervangen. Een flinke klus en ik geloof niet dat het iets geholpen heeft. Het getuigt ook van een soort wegwerpmentaliteit. Je gebruikt de bodem een aantal jaar en als het resultaat je niet meer aanstaat haal je nieuwe.
Hoe krijgen we minder eenzijdigheid in de kas en een gezonde bodem? In de zomer staan er tussen de tomaten wat basilicum en goudsbloem. Die doen het daar prima. Ook afrikaantjes zijn een bekende buur in de kas om problemen te voorkomen. Dit jaar heb ik na de tomaten een mengsel van klaversoorten, mosterd, phacelia, borage, wikke, haver en rogge in de kas gezaaid. Deze groenbesters in de winter helpen hopelijk ook om de eenzijdigheid te doorbreken.
Mulchen! In de zomer wordt het heet in de kas. Een onbedekte bodem in de kas droogt dan razendsnel uit. Het bodemleven trekt zich terug. Een mulchlaag van bijvoorbeeld gemaaid gras houdt het vocht vast in de bodem, reguleert de temperatuur en voedt het bodemleven.
Niet spitten. Spitten verstoort het bodemleven. Hoe minder verstoring in de bodem, hoe beter de structuur. De bodem voed je van boven af. Het is niet nodig om mest of compost in de bodem in te werken. De natuur doet dit zelf voor je. Vooral wormen kunnen een enorme hoeveelheid origanisch materiaal de bodem in trekken. Ze zorgen bovendien voor een netwerk van minuscuele gangetjes, waardoor lucht en water de bodem in kunnen trekken. Deze gangetjes geven plantenwortels de ruimte om te groeien. Een gezonde, niet gespitte bodem heeft een sponsachtige structuur. Een gespitte bodem slaat dicht.
In het najaar laat ik een paar keer de regentonnen leeglopen in de kas. In de zomer kom ik regenwater tekort. In het najaar heb ik een overvloed. Waarom geen water geven als het regent? Na de zomer kan de kas wel een slok water gebruiken. Een stortbui van 1000 liter op tien vierkante meter. In een paar minuten is het water weggetrokken in de kleibodem. Dit vermogen om water te laten infiltreren zegt iets over de kwaliteit van de bodem. Vijf jaar geleden had ik met die 1000 liter een overdekt zwembadje in de kas gemaakt. Nu hoor ik het overal borrelen en klokken. Luchtbelletjes die ontsnappen uit die sponsstructuur. De bodem had dorst.
Als het groen kniehoog in de kas staat mogen de kippen er in. Die lusten wel wat groen in de winter.