Stilstaan is de mooiste vorm van bewegen. Kijken. Zien wat er gebeurt. Proberen te begrijpen. Geen gehoor geven aan de aangeboren drang tot actie. Met deze inslag maak ik dagelijks een of twee rondjes door de tuin. Het liefst ’s morgens vroeg of voor de avondschemering.
Hoe doen de aardappels het? Moeten de tomaten gedieft en opgebonden? Hoe is de vruchtzetting in de fruitbomen? Heeft er iemand een beurtjaar? Hoe ziet het blad eruit? Heeft er iemand luizen of rupsen? Wat vliegt er rond? Wat kruipt er over de grond? Wie kom ik tegen als ik een kuiltje maak? Is het te droog? Is het te nat? Welk onkruid gedijt er? Wie bloeit er het eerst? Wie wordt overwoekerd of aangevreten?
Een beetje werkgever voert een of twee keer per jaar een functioneringsgesprek. Ik krijgt met elk rondje 360 graden feedback uit de tuin. De natuur is snoeihart als ik het verknoei. Gezonde groei is de uitgangspositie van de natuur. Als er iets mis is komt dat meestal omdat er een mens aan heeft lopen kloten. Andersom is de natuur uitbundig als het goed gaat. Geen zuunig gedoe met een of twee bloemetjes, maar gewoon lekker veel.
De natuur is een kuis wezen. Als het maar even kan bedekt ze zichzelf met een mooi kleedje van gras, mos en kruiden. En als dat niet kan, door het seizoen of een gebrek aan licht, doet ze het met een dekentje van dode takken en bladeren. De natuur houdt niet van kale grond. Daar heeft ze zo haar redenen voor. Kale grond droogt uit. Kale grond slaat dicht, verstuift, spoelt uit en erodeert. In kale grond verdwijnt humus sneller.
Daarom is het gek dat veel mensen bij tuinieren vooral aan spitten, schoffelen, wieden en harken denken. Allemaal methoden om de grond zo kaal mogelijk te maken. Gelukkig is er een simpele remedie voor kale grond: de bodem bedekken. In de moestuin hebben we daar een term voor: mulchen. Een laag bedeksel heet dan mulch of mulchlaag. Mulchen kan met de gekste dingen. Gemaaid gras, stro, compost, dode bladeren, etc.
De mulch heeft meerder functies. Door de bodem te bedekken houdt deze meer vocht vast. Daarnaast beschermt de mulchlaag de bodem tegen het uitspoelen van voedingsstoffen en het dichtslaan van de grond door de regen. Uitspoelen is vooral een zandgrondkwaal, dichtslaan meer een kleigrondgebeuren. Verder houdt de mulchlaag onkruid tegen. Deze voordelen heb je van elke soort mulch, dus ook van een oude plastic potgrondzak of een lap gronddoek. Organische mulch, zoals gemaaid gras of dode bladeren hebben als bijkomend voordeel dat ze langzaam worden afgebroken en zo het bodemleven voeden. In plaats van humus te verliezen, zorgt de mulchlaag er voor dat het humusgehalte in de bodem wordt aangevuld. Dit betekent wel dat je een organische humuslaag van tijd tot tijd moet aanvullen met nieuw materiaal.
Bedeksels
Zoals gezegd zijn er veel materialen geschikt om mee te mulchen. Hieronder mijn favorieten.
Gemaaid gras is in de zomer ruim voor handen. Je strooit het gemakkelijk uit tussen de planten of dekt er de grond in een bloempot mee af. Het vertreert alleen vrij snel.
Dood blad is de ideale mulchlaag in de herfst. Lege bedden in de moestuin krijgen van mij in het najaar een zo dik mogelijk pak. Tegen het voorjaar zijn ze meestal wel verteerd.
Houtsnippers vormen een ideale mulchlaag voor onder fruitbomen en bessenstruiken. Het materiaal is te grof voor de moestuin en verteert wat langzamer dan blad of gras.
Heggenknipsels gebruik ik op de zelfde manier als houtsnippers.
Ruwe compost is een ideale laag om in het voorjaar in de moestuin aan te brengen.
Stro en oud hooi gebruik ik als ik meer mulch nodig heb dan dat ik aan organisch materiaal uit de tuin voor handen heb. Het is prima voor alle toepassingen, maar nooit echt briljant. Je kan stro prima hakselen door er met een grasmaaier overheen te rauschen. Het wordt dan wat makkelijker te hanteren tussen de planten.
Karton gebruik ik in de kas nog wel eens, maar vaak uit alleen bij gebrek aan alternatieven zoals gras of knipsels. Niet vergeten het alle plastic tape er af te pulken voor je het toepast. Het gaat redelijk lang mee. Naaktslakken zijn overigens dol op kartonmulch.
De boon. Zo noemden mijn punk huisgenoot en ik het niet zo smakelijk gerecht dat wij op maandag en dindag altijd aten in ons flatje in Beijum, zo ergens halverwege de jaren 90. Er ging in: gehakt, een bamipakket, twee blikken bruine bonen, een pakje chiliconcarnemix en een blikje tomatenpuree.
In vijfentwintig jaar kan een hoop veranderen, maar mijn liefde voor bonen is gebleven, zowel in de keuken als in de tuin. In de tuin is het nu tijd voor de boon. De ijsheiligen (11 t/m 14 mei) zijn het land uit. Dat betekent dat de kans op nachtvorst praktisch verdwenen is en alles wat vorstgevoelig is de grond in kan en in dat rijtje horen ook de bonen thuis.
Vlinderbloemigen
Een van de redenen om verliefd te worden en te blijven op de boon is de magie die rond hun wortels plaatsvindt. Bonen zijn lid van de plantenfamilie van de vlinderbloemigen, de leguminosae in het latijn. Deze plantenfamilie heeft als eigenschap dat ze rond hun wortels innig samenwerken met een bacteriesoort, de Rhizobium, die stikstof vastleggen in de bodem. En deze stikstof is weer een van de belangrijkste voedingsstoffen voor de plant. Een briljante plantenfamilie dus, die arme grond weer vruchtbaar kan maken.
In de tuin kan je gebruik maken van deze mooie eigenschap van de familie van de vlinderbloemigen, waartoe ook bijvoorbeeld erwten, peulen, klaver en lupine behoren. Sla houdt van stikstof en past dus prima in de ruimte tussen je bonenstaken.
De Drie Gezusters
Een andere combinatie wordt de Drie Gezusters genoemd. In deze combinatie teel je stokbonen samen met mais en pompoen. Deze drie planten profiteren van elkaar. Mais en pompoen kunnen veel stikstof gebruiken en die krijgen ze van de bonen. De bonen willen klimmen en dat kunnen ze prima langs de steel van de maisplant. De pompoen is een bodembedekker. Door zijn grote bladeren zorgt hij ervoor dat onkruid minder kans heeft en er een microklimaat ontstaat waardoor de bodem minder snel uitdroogt. Bovendien beschermen de stekelige bladeren van de pompoen de bonen en het mais tegen al te vraatzuchtig gespuis. Drie planten met elkaar aanvullende eigenschappen, die het gezamenlijk beter doen dan in hun eentje. Briljant niet? Wederom niet ontwikkeld in Wageningen of door onze vrienden van de agrochemische-industrie, maar elders in de wereld. In dit geval door de oorspronkelijke inwoners van Noord-Amerika.
In de moestuin heb ik de Drie Gezusters nog niet eerder uitgeprobeerd. Tijd voor een experimentje dus.
Het gaat niet goed met de bijen en mijn vrouw heeft besloten daar iets aan te doen. Ze is begonnen met de imkercursus van de Nederlandse BijenhoudersVereniging en afgelopen zondag heeft ze haar eerste bijenvolk opgehaald. Deze staat nu op een mooi plekje achter in de tuin bij vrienden in het dorp.
Haar bevlogenheid met bijen heeft ze niet van een vreemde. Ze is aangestoken door mijn vader, die al meer dan 40 jaar imkert in Loppersum. De typische geur van honing, bijenwas, propolis en muffe oude raten is de geur van mijn jeugd. Ik hielp mijn vader vaak mee met het verplaatsen van de bijenkasten naar het koolzaad, de klaver, de karwij, de zeeasters en terug naar de kwekerij in het dorp waar hij zijn vaste standplaats had. Tijdens een van deze tochten ging er iets mis en ben ik meer dan 20 keer gestoken. Sindsdien vliegt mijn immuunsysteem in de overdrive als ik door een bij gestoken wordt. Imkeren is dus niets voor mij.
Toen mijn vrouw het plan opperde om bijen te gaan houden, was ik eerst wat sceptisch. Ik ken weinig mensen die zo panisch kunnen reageren op spinnen en andere beestjes als Yvet. Maar goed, haar liefde voor honing overwon het van de insectenfobie en sinds zondag heeft ze dus haar eerste bijenvolk onder de hoede.
Fascinerende beestjes
Ze mag er graag over praten. Bijen zijn fascinerende beestjes, zegt ze, de cyclus die ze doorlopen, het systeem waarin ze samenwerken en de rolverdeling die daar binnen bestaat. De intrigerende manier van communiceren en hoe elke bij bijdraagt aan het functioneren van het hele volk. Door me te verdiepen in de bijen ben ik bewuster van de natuur en mijn omgeving geworden, vertelt ze. Onkruid en landbouwgif is een mooi voorbeeld. Vroeger moest alles wat me niet aanstond wijken. Nu kijk ik anders: je moet de natuur niet bestrijden, maar zoeken naar alternatieven en met de natuur mee denken.
Het gaat slecht met de bijen en ze hebben onze hulp nodig. Die notie heeft zeker meegespeeld bij haar besluit met de imkercursus te beginnnen. Bijen zijn beestjes met een missie: de bestuiving van allerlei planten waar we voor ons voedsel afhankelijk van zijn. Daar mogen ze de credits wel voor hebben, vindt ze, zo’n klein beestje met zo’n grote impact op het ecosysteem. Daar moet je wel voor opkomen. Zonder de bij geen mens, zo kan je het stellen.
De cursus
De cursus, daar komt wel het nodige bij kijken. Naast de theorie leer je de praktijk van het imkeren. Het zijn de mensen, die de cursus het leukst maken, vertelt ze, allemaal mensen met compleet verschillende achtergronden, maar vergelijkbare beweegredenen die met hetzelfde enthousiasme het avontuur aangaan. Maar vergis je niet. Het is best arbeidsintensief, en je moet niet bang voor steken zijn. Je draagt uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor je bijenvolk en als je het niet goed doet vliegen ze weg of ze gaan dood.
Samenwerken
Je doet het samen met de bijen. De imker grijpt in op de juiste momenten, bij ziekte of gevaar van buitenaf. Je maakt een gunstiger leefklimaat voor de bij en zorgt voor voldoende voeding. Je maakt het ze wat makkelijker. Kunstraat bijvoorbeeld, dat is net alsof ze een casco huis krijgen, dat ze verder naar eigen inzicht kunnen inrichten. De imker krijgt daar honing voor terug.
Honing is al sinds de oudheid bij de mens bekend. Het is een fantastische suikervervanger en erg voedzaam; medicinaal, cosmetisch, honing is zo breed toepasbaar. Bijen maken altijd meer honing dan ze nodig hebben voor hun wintervoorraad en daar kunnen wij van meegenieten.
Zondagnacht trok er een flinke onweers- en hoosbui over het dorp. Niets van gemerkt, tot ik de volgende ochtend in de tuin keek en een nieuwe vijver ontdekte. Ruim 30 mm had de bui achtergelaten. Niet extreem extreem, maar toch wel vrij veel en vooral ook vroeg in het seizoen. Daar waren we duidelijk nog niet klaar voor.
Greppels en poelen
Niet dat ik niet begonnen was. Greppeltje hier, kikkerpoel daar, gootje onder de heg door, regenton onder de afvoer van het nieuwe groene dak. De elementen lagen er en deden afzonderlijk hun ding, maar te weinig om een flinke hoosbui op te vangen. Het leemstucwerk dat ik twee dagen eerder op de wand van de nieuwe schuur had aangebracht bleek ook niet geheel bestand tegen deze natuurkrachten. Dat had ik moeten afschermen zolang het nog niet goed op gedroogd was. Dom natuurlijk. Aan de andere kant kan ik het ook beschouwen als een extreme praktijktest. Zelf zou ik niet snel een uur lang de tuinsproeier op dit stukje huisvlijt zetten om te kijken hoe het pas ontdekte avontuur met leem en vlechtwerk zich houdt. Moeder natuur draait daar haar hand niet voor om. Die laat rustig 30 mm regen uit de meest ongunstige hoek (noordnoordoost) op je bouwwerkjes los. En dan heeft het materiaal zich naar omstandigheden goed gehouden.
Extreme informatie
Om dergelijke tegenslagen te verwerken bestaan er gelukkig praktische filosofen, zoals mijn grote vriend Nassim Taleb, die de wereld indeelt in drie categorieën: iets is fragiel (gaat stuk door er op te meppen), robuust (meppen heeft geen invloed) of iets is antifragiel (hoe harder het meppen, hoe sterker het wordt). Een belangrijke notie in het werk van Taleb is, dat (willekeurige) extreme gebeurtenissen (stressors) vitale informatie bevatten. De mooiste extremen zijn extreem genoeg om een systeem flink te testen, zonder dat ze onherstelbare schade veroorzaken. Het is dan wel zaak om te leren van de bende die je voor je ziet en het systeem er op aan te passen.
Wat hebben we geleerd?
De belangrijkste les: shit happens. Met een klimaat op drift zijn extremen in het weer vaker te verwachten. Stenen eruit, een paar greppels en een kikkerpoel helpen om extreme neerslag op te vangen en vast te houden. Water wil stromen en het blijft staan waar het niet weg kan. Soms is een lijntje van A naar B genoeg om een systeem te verbeteren. Soms een geultje.