Zonnebank en regentest

Kompositie van omgestormd tuinhek en tomatenplantjes

We zijn voorbij half maart en het is dringen in de vensterbanken. Ruim 200 tomaten-, aubergine-, paprika- en peperplanten strekken strak in het gelid hun blaadjes naar de zon. Jonge tomatenplantjes zijn net bejaarden: ze zitten het liefst de hele dag voor het raam. Buiten, daar gebeurt het. Daar is de zon, daar begint de lente.

De jonge plantjes willen licht. Hoe donkerder ze staan, hoe sneller ze naar het licht groeien. Te weining licht geeft lange, iele zombieplantjes. Een zonnige vensterbak op het zuiden is het best. Een vensterbank op het zuidwesten of zuidoosten kan ook nog. De rest van het huis is te donker.

Vensterbankverbreder

Vensterbankverbreder

De zaaisels van februari en begin maart zijn nu allemaal verspeend. De aubergines, paprika’s en pepers zijn met hun eerste setje nieuwe bladeren bezig. De tomaten hebben alleen nog hun kiembladeren. De zaaisels nemen de vensterbankruimte op de de benedenverdieping volledig in beslag. Een vensterbankverbreder van een paar regels en een oude plank biedt dan uitkomst.

In de propagator staan nog twee zaaisels van tomatenzaden van de ruiltafel van de  zadenmarkt. Afgaand op de kriebels op de envelopjes waar ze in zaten, zijn de zaden al een jaar of vijf oud. Dat maakt nieuwsgierig  naar de kiemkracht. Als de helft opkomt moet ik nog een plant of dertig kwijt. Gelukkig heeft mijn dochter op haar slaapkamer een vensterbank op het zuiden. De Barbies moeten maar even naar een minder zonnig plekje verhuizen. Het risico dat Barbie dan langer, dunner en ieler wordt dan goed voor haar is, nemen we op de koop toe.

Regentest

Na de enorme plens regen van de afgelopen weken jeuken mijn handen om buiten aan de slag te gaan. De vroege aardappelen willen de grond in, de kas heeft onderhoud nodig en moet opgeruimd worden, een tuinhek is omgestormd, de konijnen willen naar hun zomerhok en er is veel dat de komende weken gezaaid wil worden.

De regen heeft de regentuin van afgelopen najaar aan een eerste praktijktest onderworpen. We hebben een paar etmalen van ruim 20 mm achter elkaar gehad. Het systeem van greppels en een bezinkkuil onder de trampoline werkt: het water gaat naar waar ik het wil hebben en trekt daar de grond in. Op een gegeven moment stonden de zandsleuven en wadi’s aardig vol. Een dag droog weer en het water is weg. De piekcapaciteit van het systeem houdt echter niet over. De 50 mm die in dik 48 uur viel kan ook in een stortbui tegelijk naar beneden komen. Of we het dan nog redden betwijfel ik. Nog een klusje erbij op de lijst.

 

Regentuin

Schematische weergave van de regentuin
Schematische weergave van de regentuin

Zoals beloofd meer over de regentuin. Het idee speelde al langer door mijn hoofd, maar de droogte van de afgelopen zomer gaf de doorslag. Er moest in de tuin maar iets meer met het regenwater gebeuren, dat tot nu toe via de dakgoot in het riool belandde. Aan de zuidzijde van ons huis heb ik de regenpijp een paar jaar geleden afgekoppeld en een regenton geïnstalleerd. Nu moet de noordzijde er aan geloven.

Wat is een regentuin?

Een regentuin is een tuin die regenwater verzamelt en langzaam in de bodem weg laat zakken. Een regentuin maak je door een deel van de tuin te verlagen en het regenwater hier heen te leiden, waarna het langzaam in de bodem zakt. Dat regenwater kan van het dak komen, van het schuurtje of van het overschot aan betontegels, waarmee de gemiddelde Nederlander zijn tuin pleegt vol te storten. Het idee van een regentuin is dat je het relatief schone regenwater tijdelijk vasthoudt in plaats van het af te voeren naar het riool. Daarmee wordt het riool op piekmomenten ontlast en het voorkomt dat het regenwater, vermengd met het vuile rioolwater, een extra belasting vormt voor de rioolwaterzuivering.

Opletten!

Wel even nadenken voor je de regenpijp doorzaagt en de tuin in leidt.  Waar moet het water heen? Kan het daar komen? Hoeveel water moet ik kwijt kunnen? Hoe snel het water weer weg? Het antwoord op de eerste vraag was me vrij snel duidelijk. In het voorjaar heb ik aardig wat lopen spitten om de trampoline in de voortuin in te graven. De poten gingen twee steek diep de grond in en deze sleuven heb ik dichtgegooid met zand. Recht onder de trampoline heb ik de grond een steek diep afgegraven om wat meer stuiterruimte te creëren. Dat geeft toch een halve kuub ruimte om een stortbuitje te bergen. Het grootste deel van de regentuin had ik dus al aangelegd voor ik er erg in had. Ik hoefde alleen de regenpijp af te koppelen en het water via een ondiepe geul naar de stuiterplek te leiden.

Watti?

Zo’n ondiepe geul om tijdelijk regenwater te bergen wordt in waterland ook wel wadi genoemd. Een steek breed en een steek diep langs een border leek me voorlopig voldoende. De geul van de border naar de trampoline heb ik wat breder en minder diep gemaakt. Dit om een enkel brekende loopgraaf in de voortuin te voorkomen.  Deze wadi moet ook nog een kwart kuub kunnen bergen. In totaal heeft de regentuin nu een bergingscapaciteit van 750 liter. Dat lijkt best veel, maar is het genoeg?

Rekenen…

De hoeveelheid water die je moet kunnen bergen heeft natuurlijk alles te maken met het oppervlak die je er op aansluit en de hoeveelheid regen die we mogen verwachten. In ons geval sluiten we circa 30 vierkante meter dak op de regentuin aan. Een beetje wolkbreuk doet 25 mm of meer uur en komt gemiddeld eens per 10 jaar op een willekeurige plek in Nederland voor, zo meldt het KNMI. Dat betekent dat bij een wolkbreuk de tuin per vierkante meter minimaal 25 liter water ontvangt. Van 30 vierkante meter komt dan 30 x 25 = 750 liter. Past precies. Toch kan het geen kwaad met nog wat extra neerslag rekening te houden. Veel hangt dan af van de snelheid waarmee de bodem dit water op kan nemen. Dit kan je testen door een gat van een bij een steek diep te graven, hier een flinke tuingieter in leeg te laten lopen en na een uur te kijken of er nog water staat. Is dat het geval, dan moeten we aan de bak om het water makkelijker in de bodem te laten infiltreren.

Infiltreren

Als je een beetje op deze materie zoekt op internet, dan kom je al snel uit op ingewikkelde termen als infiltratiekoffers, hydroblobs en buffersystemen. Dure woorden met ongetwijfeld een dito prijskaartje in de aanschaf. En waar er dure systemen zijn, is er natuurlijk subsidie. Dat is natuurlijk prachtig voor de welwillende burger, maar het laat meteen de beperking van de eendimensionale ingenieursbril zien, waarmee dit soort problemen doorgaans benaderd wordt. De bodem is een blok dode materie die met plastic, grind en beton geïnfiltreerd moet worden. Iets anders is er niet. Of wel?

Regenwormen

Waar is de regenworm in dit verhaal? De natuur heeft een heel leger van deze bodemkundig ingenieurs en grondwerkers die we kosteloos aan het werk kunnen zetten om het vermogen van de bodem om water op te nemen voor ons te verbeteren. Geheel gratis graaft een regenworm prachtige beluchtings- en drainagegangetjes. Per vierkant meter kunnen er meer dan 500 van die knakkers voor ons aan het werk zijn. Deze gratis arbeid leveren ze echter niet voor niets. Regenwormen houden van organisch materiaal. Dode bladeren bijvoorbeeld die door de wind in de verse geultjes van de regentuin belanden of zich ophopen onder de trampoline. Mooi laten liggen, dan wordt het vanzelf een fantastische ecobiohydroblob. Zonder subsidie.


Regen

regenton
Compositie van regenton met poes

Jan Boerenfluitjes maakt het weer leuk, met iedere dag een andere spreuk. Ouders van jonge kinderen weten over wie ik het heb: de vaste weerman  van het Sinterklaasjournaal, die iedere uitzending afsluit met het op rijm intrappen van een reeds geopende deur.

Weerlieden en de feiten hebben nu eenmaal een ingewikkelde relatie met elkaar. De reden daarvoor is heel simpel: het gedrag van complexe dynamische systemen laat zich niet voorspellen. Dit ontdekten de pioniers van de chaostheorie Benoït Mandelbrot bij het bestuderen van fluctuaties in de katoenprijzen en Edward Lorenz bij het knutselen aan weermodellen op een van de eerste computers. Van de laatste is de beroemde vlinder die zijn vleugels flappert boven de oceaan afkomstig.

Het probleem van de onvoorspelbaarheid van de toekomst is eenvoudig op te lossen: je gebruikt gewoon veel statistiek en beweert daarmee dat het morgen tegelijkertijd nat wordt en droog blijft. Dat maakt die spreuk van Jan Boerenfluitjes zo leuk. Een mooi voorbeeld hiervan kwam ik tegen in het rapport De droogte van 2018, een analyse op basis van het potentiële neerslagtekort van het KNMI over de record droogte van dit jaar. Die droogte komt door de klimaatverandering. Toch? Nou nee, dat valt dus best mee, lees ik op pagina 29:

… De kans op een droge zomer zoals die van 2018 is dus tot nu toe niet veranderd door het versterkte broeikaseffect, en we kunnen de droogte er niet (gedeeltelijk) aan toeschrijven. …

Of toch wel? Twee zinnen verder staat er het volgende te lezen.

… De combinatie van mogelijk sterk afnemende zomerneerslag in de toekomst en mogelijk sterk toenemende potentiële verdamping door hogere temperaturen en meer zonnestraling geeft voor de toekomst wel een risico op veel drogere zomers. …

Kijk, zo kunnen we allemaal de toekomst voorspellen. Ondertussen was het wel mooi de op vier na droogste zomer van de eeuw, met op het droogste punt een tekort van 309 mm regen. Dat is per vierkante meter de inhoud van anderhalve regenton die we niet hebben gehad. Wil je een Nederlander tot actie aanzetten, dan moet je hem vertellen dat hij iets niet heeft gehad, waar hij wel recht op heeft. Actie dus.

Als deze zomer iets heeft geleerd, dan is het wel de noodzaak om leren van extreme gebeurtenissen. Dat begon al in mei na een nacht met ruim 30 mm. Zie de post Viva extremistan! Daarna extreme droogte. Wat doen we met water in de tuin? Met extreem veel of extreem weinig water? Want met beide moeten we rekening houden.

Het antwoord zit voor een deel in een regentuin: een plek in de tuin waar het water dan normaal via de dakgoot en de regenpijp in het riool verdwijnt rustig de grond in kan zakken. Tegelijkertijd verbeteren we het vermogen van de grond om water vast te houden, zodat de bodem meer op een spons dan op een vergiet (zandgrond) of dakpan (kleigrond) gaat lijken. Dit doen we door te mulchen en door de hoeveelheid humus in de grond te verhogen.

Een regentuin dus. Maar daarover volgende week meer.