Winterkwartier

Haantjes in de kas

Vorige week heb ik de kas opgeruimd. Tomaten, aubergines en peperplanten er uit, drie kruiwagens compost en flink wat gieters water er in. Na een lange, gortdroge zomer mag de grond een halfjaartje rusten.

Ondertussen zijn de kuikens van afgelopen voorjaar uitgegroeid tot voorbij het puber stadium. Vier haantjes en drie hennetjes zijn het geworden. Met drie moeders en een haan maakt dat een aardig druk kippenhok. De hennetjes blijven thuis wonen en de jonge haantjes mogen op kamers. Met ander woorden: ze verhuizen naar een tijdelijk verblijf in de kas. Daar mogen ze nog een paar maanden met hun hanepoten door de bodem harken, hun borst tegen elkaar opzetten, oefenen met kakelen en pronken met hun veren. Totdat in januari het doek valt en ze onderdeel worden van de gezinsmaaltijd. Het vrijgekomen hok in de kas wordt dan het winterverblijf voor de kippen.

Dit winterverblijf in de kas heeft een aantal praktische voordelen. De kippenmest belandt precies waar ik het hebben wil en er worden wat slakken opgeruimd in de kas. Bovendien betekent een leegstaand zomerhok dat eventuele parasieten, zoals de gevreesde bloedluis, daar ook een tijdje niets te eten hebben. Het helpt op die manier mee om zonder fipronil en andere chemische rommel de beesten gezond te houden.

De combinatie van kippen en kas is een mooi voorbeeld van het integreren van verschillende functies in de moestuin. De kippen ruimen keukenkliekjes en slakken op en zetten die om in eieren. Tegelijkertijd bemesten ze de grond in de kas en door de verhuizing vermindert de druk van parasieten.

Het winterverblijf is een simpele constructie: een paar panlatten, een paar schroeven, wandjes van de fruitnetten en de gegalvaniseerde gazen matten, die we in de zomer als klimrek voor de erwten en peulen gebruiken. Deze overlappen elkaar voor de helft, zodat de mazen klein genoeg worden. Een dakje van tonkinstokken maakt het geheel compleet. Het staat er in een uurtje en het is in het voorjaar, als de erwten de grond in gaan, ook weer in een uurtje opgeruimd. Het verhuizen van de kippen doen we ’s avonds als ze op stok zitten. Ze zijn dan zo ingedut dat ze amper iets in de gaten hebben. Mijn vrouw licht bij en ik pluk ze een voor een van hun stok. Geen gestres, geen gekakel.

 

 

 

 

 

Vijf jaren plan

Deze blogpost is een vervolg op de post Principes, wat moet je er mee?

De bouw van onze kas in 2012
De bouw van onze kas in 2012

In 2012 ben ik met mijn kas begonnen. Twee zomers heb ik er aan gebouwd. In 2014 konden we serieus beginnen met het verbouwen van onze eigen groente. De jaren daarvoor was ik ook al wat aan het aanklooien met wat groente in een hoekje van de tuin. Het eerste voorjaar in ons nieuwe huis buiten de stad plantten we drie fruitbomen. Twee streekeigen appels, de Groninger Kroon en Reinette van Ekenstein en een stoofpeer, de bekende Gieser Wildeman.

Er was geen vast omlijnd plan. Meer een vaag idee. Amper kennis. Een paar principes. Biologisch goed, kunstmest en gif fout. Maar hoe doe je dat, ecologisch tuinieren? Met compost. Dus alle groen op een hoop achter in de tuin en wachten tot het goed komt. Ondertussen voorzichtig een strookje gazon inpikken, ontdoen van de graszoden en omspitten.

Ik was vooral gefocust op tomaten. Er zijn weinig vruchten waar de smaak zo extreem veel beter van is uit de volle grond, dan van de tomaat. Twee jaar heb ik geprobeerd ze in de buitenlucht te telen. Beide jaren een grote phytophthora bende. Het was me duidelijk. Ik had een kas nodig. De fundamenten lagen er al. Een niet afgemaakt project van de vorige eigenaar van het huis. Drie bij zeven meter. Mooi formaat. Niet helemaal de beste plek met het oog op de zon, maar daar moest het gebeuren.

We zijn nu vijf jaar verder en voor mijn gevoel lichtjaren verwijderd van die eerste stappen in de tuin.  De jaarlijkse oogst is gegroeid van een magere 100 kg aardappelen, groente en fruit naar meer dan een kwart ton dit jaar. Ik ben me gaan verdiepen in planten, teeltwijzen, snoeitechnieken, composteren, mulchen en noem maar op. Ik leer mezelf graag nieuwe dingen aan. Ik ben wat je noemt een autodidact. Ik lees alles wat los en vast zit en kijk veel op internet. Ik doe kennis op, pas dingen toe, experimenteer, pas dingen aan, reflecteer op zaken. Trial and error, dat is mijn methode. Dingen aannemen van autoriteiten is niet zo mijn ding.

Opbrengst tuin 2014 – 2017

Permacultuur

Pas vrij recent ben ik mij iets gaan verdiepen in het begrip permacultuur. Als concept benadert dit “hippie en hipster” begrip vrij dicht ons project. Voor wie het niet kent, permacultuur is een holistische benadering van duurzame landbouw gericht op het creëren van zichzelf onderhoudende ecosystemen. Het is in de jaren 70 in Australie ontwikkeld door Bill Molison en David Holmgren.

Permacultuur  kan opgevat worden als een designethiek en methodiek. Er zijn twaalf ontwerpprincipes:

  1. Observeer en neem deel aan de natuur
  2. Vang en bewaar energie
  3. Zorg voor een opbrengst
  4. Pas zelfregulering toe en accepteer feedback
  5. Gebruik en waardeer hernieuwbare hulpbronnen
  6. Produceer geen afval
  7. Ontwerp van patroon naar detail
  8. Integreer in plaats van te segregeren
  9. Gebruik kleine en langzame oplossingen
  10. Gebruik en waardeer diversiteit
  11. Gebruik randen en waardeer het marginale
  12. Ga creatief om met verandering

Er worden ook anderen principes genoemd of andere formuleringen gebruikt, maar daar gaat het mij hier niet om. Voor wie zich in de theoretische uitgangspunten van permacultuur wil verdiepen: internet staat er vol mee.  Help uzelf. Waar het mij hier wel om gaat is de schoonheid van de uitgangspunten, de eenvoud van de heuristiek.

Een anti-fragiel voedselsysteem?

Op het eerste gezicht lijkt permacultuur op een soort abc van de groene mens. Hernieuwbare bronnen, geen afval. Open deuren. Integreren in plaats van segregeren? U bedoelt? Waardeer het marginale? Kijk, op deze plekken wordt het interessant. Zeker wanneer je de uitgangspunten van permacultuur toetst aan de inzichten van mijn grote vriend Nassim Taleb, de statistisch filosoof die de wereld indeelt in drie categorieën: iets is fragiel (gaat stuk door er op te meppen), robuust (meppen heeft geen invloed) of iets is antifragiel (hoe harder het meppen, hoe sterker het wordt).

Het moderne agro-chemische voedselsysteem is bij uitstek een fragiel systeem. Een kleine fipronil-affaire of een vogelgriepje is voldoende om het systeem accuut in de problemen te brengen. In de tussentijd zorgt de impact van dit voedselsysteem op het klimaat, de ecologie en samenleving voor de grootste tikkende tijdbom uit de geschiedenis van de mensheid.

Een voedselsysteem gebaseerd op permacultuur is robuust tot anti-fragiel. Diversiteit in soorten gewassen, planten- en dierrassen leidt tot veel robuustere systemen in termen  van resistentie tegen plagen, weeromstandigheden, etc. Een waarheid als een koe. Spreid risico’s zegt men op de beurs. Zet niet alles op één paard. En dat is precies wat een monocultuur wel doet en waar permaculuur precies het tegenovergestelde doet.

Maar waar zit nu het anti-fragiele van de permacultuur? Met andere woorden, hoe wordt het voedselsysteem steeds beter of sterker naarmate de plagen en wanorde toenemen?  De crux zit in het begrijpen van de fundamentele onderliggende dimensie onder de plagen en wanorde en die dimensie is tijd. Tijd is de grote verstoorder; de grote wanorde. En de dimensie tijd is precies de dimensie waarin permacultuur meester is. Een permanent voedsel-ecosysteem gebaseerd op vaste, overblijvende planten in combinatie met dieren, bouwt biomassa en daarmee vruchtbare bodem op. Een voedselsysteem gebaseerd op permacultuur geeft dus een opbrengst in combinatie met een toenemende bodemvruchtbaarheid. En daarin zit de anti-fragiliteit van de permacultuur. Hoe langer het duurt, hoe beter het wordt. Op naar de 1000 kg opbrengst aan het eind van ons volgende vijf jaren plan.

Principes, wat moet je er mee?

 

VUCA

Principes, wat moet je er mee? Een goede vraag. De wereld om ons heen is zeer snel aan het veranderen en staat bol van onzekerheid, complexiteit en dubbelzinnigheid. Niets is wat het lijkt; zo lijkt het vaak. In het Amerikaans leger is een acroniem voor een dergelijke wereld verzonnen: VUCA.

Dat staat voor Volatility (sterk aan veranderingen onderhevig), Uncertainty (grote mate van onzekerheid en onvoorspelbaarheid), Complexity (complexiteit, veel onderling afhankelijke factoren) en Ambiguity (ambiguiteit, onduidelijkheid over wat oorzaak is en wat gevolg is). En dat is precies de wereld waar we vandaag in leven, niet in de laatste plaats als het gaat om ons voedsel.

Voor de hyperbewuste consument die graag het goede wil doen en niet alleen voor zijn eigen kortstondig genot gaat is elke koopervaring een VUCA-nachtmerrie. Het verhaal van Mc Markt en Mc Overheid is simpel. Koop iets met keurmerkje A t/m Z als je issue a t/m z belangrijk vindt om af te wegen in je consumentenkeuze. De werkelijkheid is veel complexer en veel meer ambigue. De documentaire Tony over de zoektocht van Tony’s Chocolonely naar 100% slaafvrije chocolade is daar een prachtig voorbeeld van.

Spijswetten

Het combineren van het moreel goede en zinnelijk aangename in de keuken is de hel tegenwoordig. Gelukkig is dat al honderden jaren het geval. Daarom hebben alle wereldreligies dwingende voedingsvoorschriften of spijswetten uitgevonden. Joden eten kosjer, Islamieten eten Halal, en Hindu’s eten geen heilige koeien. Spijswetten geven tamelijk eenvoudige voorschriften over wat wel en niet te eten (geen varken, geen koe, geen alcohol, geen kruipend spul) en over hoe te slachten en te verwerken.  Eenvoudige regels en afhankelijk van hoe orthodox je in de leer bent min of meer eenvoudig toe te passen in je leven. Alleen Christenen  en communisten eten alles. Als er al een christelijke voedselwet is, dan is dat matigheid. Geniet, maar drink met mate. Dat werk.

En de modere consument? Die kan kiezen. Onze voedselwetten zijn verpakt in diëten en -ismen.  Wees groen en eet geen vlees of dierlijke producten en let wel, enkel producten uit de directe omgeving. Vegetariër, veganist , locavoor. Paleo, superfood, no carb. Het zit blijkbaar in onze aard om ons voedingspatroon te onderwerpen een systeem van regeltjes teneinde een hoger sociaal of moreel ideaal na te streven.  Waarin verschilt de kosjere Jood van de paleo-vegan (pegan) hipster? Ze hanteren beide een systeem van min of meer strikte voedselwetten dat hen houvast geeft in deze dolgedraaide wereld.

Heuristiek

Deze voedselwetten kunnen dienen als heuristiek: vuistregels of intuïtieve oplossingsstrategieën voor een vraagstuk. Een gezondheidsdieet is een heuristiek om het probleem “wat is gezond eten?” op te lossen. Een veganistisch dieet is een heuristiek om het probleem “wat is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn en duurzaamheid moreel verantwoord eten?”. Het mooie van deze vuistregels is dat ze grip geven op een ondoorzichtige wereld en de wereld van onze voedselproductie is een ondoorzichtige wereld. Ze zijn echter niet perfect, laat staan zalig makend. Als strategie zijn heuristieken bijzonder geschikt voor een VUCA-wereld. Mijn grote vriend Nassim Taleb heeft hier een aantal aardige boeken over geschreven. Lees Antifragile, things that gain from disorder, als je hier meer over wilt weten.

Nadelen

Welke voedselwetten zou de groene mens moeten hanteren? Ik zou het niet durven zeggen. Ik weet wel welke vuistregels ik zelf hanteer als het gaat om  koken, inkopen en de moestuin. Dat zijn grosso modo de volgende.

  • We koken vanuit de basis. Geen pakjes, geen zakjes, geen prefab troep. Oftewel: we koken.
  • We eten waar mogelijk lokaal en volgens de seizoenen: uit de moestuin of van lokale producenten. Lokaal kan best betrekkelijk zijn. Europa is, op enkele tropische producten zoals koffie en chocolade na, zo ongeveer de buitengrens.
  • Eten is plezier. We vieren het leven en delen uit wat we over hebben.
  • Elke euro is een politiek statement, oftewel we kopen geen dingen die we te fout vinden, zoals plofkip, bioindustrie varken, GMO-troep, aardbeien in december of ingevlogen sperzieboontjes.
  • We houden een voorraad aan. Dat betekent groot inkopen. Grote verpakkingen zijn goedkoper, geven minder verpakking per hoeveelheid product. Een voorraad voedsel in huis betekent minder ritjes naar de supermarkt, minder uitstoot, minder verleiding.
  • We lezen etiketten en verdiepen ons in codes, nummers en keurmerkjes.
  • Al het groen blijft hier. Etensresten en groene uit de moestuin gaan naar de kippen en konijnen, onkruid en snoeiafval composteren we. Iets grotere takken versnipperen we tot mulch, alles boven de 4 cm diameter gaat of op de houtstapel of vindt een ander nut.
  • In de moestuin hanteren we een wat losse variant van permacultuur. Geen synthetische mest of gif, alleen organische meststoffen, no/low till, natuur en mens intensief, kapitaal extensief.
  • We hebben er lol in.
  • De tijd werkt in ons voordeel.