Dag 2020, hallo 2021

Het was een ziek jaar, 2020. Daar kunnen we kort over zijn. De perenboom in de voortuin vat het goed samen. Die begon het jaar vol in de knop en viel later in de zomer ten prooi aan een verwelkingsziekte. Ik vermoed bacterievuur. We hebben het boompje in het voorjaar van 2010 geplant, toen we ons huis net gekocht hadden. Na een paar jaar kwamen de eerste peren. Na vijf jaar hing de boom vol. Deze zomer was het afgelopen. In twee weken tijd verschrompelde het blad en verdween het leven uit de boom. Op één tak na. Ik heb alles weggesnoeid. Die ene tak weerhield me ervan het hele boompje te rooien. Misschien loopt hij komend voorjaar weer uit.

Na de kerst was ik zaadbommen aan het maken voor een groot, nieuw project. Daarover binnenkort meer. Nog voor de klei goed en wel droog was begonnen de eerste zaden te ontkiemen. Niet helemaal de bedoeling, maar ik kan het ze niet kwalijk nemen. Zin in een nieuw voorjaar. Zin in een nieuwe zomer. We laten 2020 achter ons; 2021 wordt beter.

 

Olijfolie

Olijfolie, rechtstreeks van de boer

Extra vigine olijfolie is een basisingrediënt in de keuken. Pak een pak pasta en een fles olijfolie en je kan koken. Een kilo tomaten en een scheut olijfolie en je hebt een salade. Beetje karig, maar het is een basis. Teentje knoflook, verse kruiden, beetje zwarte peper, scheutje wijn… en het feest kan beginnen.

Olijfolie is zo veelzijdig en elementair dat het loont om in kwaliteit te investeren. In de post Snelle pasta van een paar maanden terug had ik het kort over onze zoektocht naar een betaalbare goede biologische extra virgine olijfolie. Dat valt nog niet mee. Olijfolie is een product waar veel mee gefraudeerd wordt. Deze fraude is inmiddels lucratief genoeg om de interesse van de georganiseerde misdaad te trekken. De boeven lengen extra vigine olijfolie aan met goedkopere zonnebloemolie en, kwalitatief mindere, geraffineerde olijfolie.

Smaaktesten

Voor 5 euro per liter kan je geen kwaliteitsolie verwachten. Maar in de levensmiddelenindustrie is een hogere prijs niet direct gerelateerd aan een hogere kwaliteit.  In smaaktesten  in de media voor olijfolie komen de A-merken er niet per definitie beter uit dan goedkopere huismerken. De boodschap over de hele linie: het is een rommeltje, tot ranzig aan toe.

Nu valt er op smaaktesten in de media best wat af te dingen, zeker als je het testpanel vol Italianen zet. Geen volk zo chauvinistisch als het op voedsel aankomt als de Italianen. Afgelopen zomer hebben we een hoop verschillende merken olijfolie uitgeprobeerd. De oliën die ons het best bevielen waren een Spanjool en een Griek, die allebei dan weer niet biologisch waren.

Van etiketten kan je een hoop afleiden. De aanduiding extra vierge is een beschermde kwaliteitsaanduiding. De term extra extra vierge is marketing. De herkomst van het product staat er ook op. Een mengsel van oliën uit de Europese Unie lees je soms. Een handige menger met dollartekens in de ogen, denk ik dan al snel.

Nu zijn er genoeg winkels die zich specialiseren in olijfolie. Voor de betere wijn ga ik ook niet naar de supermarkt, maar naar een wijnhandel. Dan zeg ik wat ik ga koken en dan zoekt de handelaar er een leuke fles bij. Hoewel de olie doorgaans uitstekend is heb ik bij die speciaalzaakjes vaak het idee dat mij een nog grotere poot wordt uitgedraaid dan in de supermarkt. Ik betaal als consument liever niet voor een marketingconcept en de torenhoge huur van een winkelpand op een A-lokatie.

Cut out the middle man

Rechtstreeks van de producent kopen is een prima strategie om meer waar voor je geld te krijgen. Het aantal initatieven en platforms om rechtstreeks bij de boer te kopen is de laatste jaren enorm gegroeid. De energie die boeren besteden aan het blokkeren van distributiecentra van supermarkten kunnen ze beter stoppen in de directe verkoop aan de consument. Melk, vlees, kaas, meel; voor een hoop basisingrediënten die ik niet uit de tuin kan halen hebben we inmiddels onze lokale adresjes. De pest van olijfolie is, dat die bomen pas in Zuid-Frankrijk een beetje fatsoenlijk beginnen te produceren. Dat is wat ver voor een zoektocht op de zaterdagnamiddag.

Crowdfarming

Zoals vaker biedt internet uitkomst. In mijn zoektocht naar een biologische olijfolieboer die rechtstreeks aan de consument verkoopt kwam ik op de website van Crowdfarming. De website is een initiatief van een paar Spaanse boeren die een manier zochten om hun producten rechtstreeks aan de man te brengen. Een online boerenmarkt dus, met, jawel, een ruim aanbod van lokale olijfboeren die hun olie rechtstreeks aan ons willen verkopen. Soms voor de hoofdprijs, soms voor een heel schappelijke. Your purchase decisions generate an impact lees ik op de eerste pagina. Elke euro is een politieke keuze, blogte ik een paar jaar terug. Dat moeten geestverwanten zijn. Het mooie van rechtstreeks bij de producent kopen is dat het tevens je beste garantie is op een eerlijk product. Vertrouwen gebaseerd op persoonlijk contact is een beter kwaliteitssysteem dan een keurmerk of een laboratoriumtest. Toch opvallend dat in een recent proefschrif uit Wageningen over detectiemethoden van fraude in olijfolie het alleen over chemische analyse gaat.

Nevero

Voor de olijfolie kwam ik uiteindelijk bij de  boerderij van Juan Olivares Fernández terecht, die onder de naam Nevero een biologische Arbequina en een biologische Pical olie in de aanbieding had. Voor de vorm adopteer je een boom en bij die boom komt dan een doos olie. Je kunt inschrijven tot het moment van oogsten. Daarna gaat de deur op slot en moet je wachten tot de volgende oogst. De boom die je adopteert, geeft recht op vier blikken olijfolie  van een liter voor een kleine 50 euro. Prima prijs voor een prima olie van een jonge boer met een helder verhaal over duurzaamheid. Betalen kan via een bankmachtiging. Verzending met de post. Gister werd de olie bezorgd. De Arbequina hebben we inmiddels geproefd. Heerlijke olie met een scherp randje zonder dat het onaangenaam wordt.

 

Homage aan de bricolage

Opeens stonden ze er weer. Twee tassen met schoolboeken, schriften, tablets en werkinstructies voor een nieuwe ronde thuisonderwijs. Nederland gaat in een lock-down en anders dan in maart moeten “alle niet essentiele winkels” er nu ook aan geloven.

Dat betekent ook de deur op slot voor de bouwmarkt. Dat is natuurlijk erg sneu voor iedereen die tussen kerst en oud en nieuw een doe-het-zelf projectje gepland had. En ik moet eerlijk toegeven, ik ben niet zo van het shoppen, maar de afdeling ijzerwaren van de bouwmarkt oefent op mij altijd een bijzondere aantrekkingskracht uit. Toen ik nog op een kantoor werkte heb ik ooit mijn eindejaarsbonus in de vorm van een A-kwaliteit afkortzaag (in plaats van als i-pad of een andere gadget) laten uitkeren.

Improvisatiekunde

Met de bouwmarkt op slot worden we teruggeworpen op ons improvisatietalent. Improviseren is niet alleen een talent. Je kan het ook leren. Mensen die van koken houden weten dat. Als de rozijnen liggen te wellen, terwijl het recept krenten vermeldt, hebben die rozijnen dan zinloos geweld? Dit zong cabaretformatie De vliegende panters ooit in hun theatershow HYPE.

Die krenten zijn natuurlijk prima in te wisselen voor rozijnen. Ieder recept kan je in die zin opvatten als een vriendelijke suggestie over de wijze waarop een bepaald gerecht bereid kan worden.  Daar zit natuurlijk wel een grens aan. Een ei bakken is niet hetzelfde als een ei koken. Met verhoudingen van ingredienten is veel te spelen, maar ook weer niet altijd. Een roux is ongeveer de helft boter en de helft bloem. Daar is niet zoveel mee te marchanderen, net zoals 1:2:3 een beproefd recept voor beton is. Sommige dingen zijn basaal. Met andere kan je eindeloos klooien.

Voor dit klooien, uitproberen, knutselen, improviseren en prutsen heeft het Frans een prachtig woord: bricolage. Iemand die veel aan bricolage doet is dan een bricoleur. Het Engelse tinkering heeft ongeveer dezelfde lading, maar vind ik een minder mooi woord.

De lockdown doet bij uitstek een beroep op de bricoleur in ons. De kunst van de bricolage gedijt in tijden van schaarste. Ik las ooit een mooi artikel over heimwee naar de knutsel, leen en ruilcultuur die in de DDR onder Trabant bezitter was ontstaan. Wie tien jaar op een nieuwe  kartonnen auto met een walmende tweetakt motor moet wachten doet er alles aan om zijn of haar exemplaar rijdend te houden.

Recht op reparatie

Tegenwoordig moeten consumenten hun recht op repareerbaarheid van spullen bij de rechter afdwingen. De gekste dingen worden hermetisch afgesloten en als onrepareerbaar verkocht. Laatst kocht ik per ongeluk een wegwerp rookmelder à vijf tientjes met een uiterste houdbaarheidsdatum van 2030. Batterij niet vervangbaar las ik in de kleine lettertjes toen ik het ding installeerde. Niet vervangbaar? Dat zullen we nog wel eens zien. Van vrachtauto’s tot mobiele telefoons; de gekste dingen worden tegenwoordig hermetisch dichtgelast met alleen een dure sleutel voor de merkdealer. De EU bereidt inmiddels wetgeving voor op het gebied van het repareren van consumentenelektronica, terwijl de VS reeds een Motor Vehicle Owners’ Right to Repair Act kent.

Schaarste

Schaarste maakt creatief en dwingt tot improviseren. Als de Nederlandse consument ergens een gebrek aan heeft, dan is het wel schaarste. De coronacrisis heeft ons collectief weer kennis laten maken met dat fenomeen. Schaarste is niet mooi op zich. Het is altijd lullig als het wc-paper op is op het moment dat je een boodschap aan de wereld wilt achterlaten.

Schaarste is dus een voorwaarde voor succesvol klooien. Het is wel van belang dat de schaarste relatief is. Je hebt een minimale hoeveel dingen nodig om iets mee te kunnen maken. Laat altijd minimaal één oude fiets, één oude stofzuiger, een stapel houtjes van divers pluimage, diverse stukken pvc, elektra- en koperleiding en vijf bakken ongesorteerde schroefjes in je werkplaats rondslingeren om mee te kunnen improviseren.

Voor de rest: leef je uit. De mogelijkheden zijn eindeloos. Om in de stemming te komen enkele lockdownproof knutselprojecten van de afgelopen jaren:

  1. Voederhuisje
  2. Compostzeef
  3. Pannensteel
  4. Trapleuning
  5. Leemstuc
  6. Leem en vlechtwerk
  7. Stammen splijten

Vergeleken met de echte grootmeesters van de bricolage zijn mijn eigen projecten een soort kleutertje knutsel. Bezoek voor de Grand École du Bricolage eens het youtube kanaal van de Fransman Chaillot Barnabé of de Ieren Sandra en Tim van Way Out West Blow-in Blog

 

 

Griesmeelpudding

Ik maak niet zo vaak toetjes. Geen idee waarom eigenlijk niet. Soms ontwikkel je ongemerkt van die blinde vlekken. Na drie jaar bloggen staat er nog geen toetje op de site. Daarom hoog tijd voor een klassieker: griesmeelpudding!

Als kind aten we vaak griesmeelpudding met een sausje van gebonden sinaasappelsap. Vandaag heb ik met Lotte, onze jongste, een variant met zwartebessenjam uit de tuin gemaakt.

Recept griesmeelpudding met zwarte bessen jam

Voor vier bescheiden porties griesmeelpudding gebruik ik 600 mililiter melk, 60 gram griesmeel, 50 gram suiker en een vanillestokje. Een zakje vanillesuiker kan ook, maar is natuurlijk niet hetzelfde.

Breng de melk aan de kook, roer het griesmeel, de suiker en vanille erdoor en laat het geheel een paar minuten doorkoken. Doe één of twee eetlepels zwarte bessenjam of een andere zelfgemaakte jam of siroop in een stevige beker of een vormpje.

Bij het jam maken heb ik soms van die jam die wat wat minder stijf wordt.  Juist die jam is ideaal voor dit soort toetjes, omdat ie wat meer uitloopt.

Giet er een portie warme griesmeel pudding op en laat het geheel even afkoelen. Voor het serveren de beker of het vormpje omdraaien op een dessertbordje. Als je een beker gebruikt dat blijft de pudding wel eens plakken. Als iedereen aan tafel daar last van heeft kan je er een wedstrijdje van maken: wie het eerst zijn pudding heel uit de beker heeft.

Verder opleuken van het toetje kan, maar is naar mijn idee niet echt nodig. Dat leidt alleen maar af van de jam. Die speelt de hoofdrol.

Tamme kastanjes

Toegegeven, het is rijkelijk laat in het seizoen om nog tamme kastanjes in het wild te gaan zoeken, maar met een beetje mazzel kan je nog wel een paar eetbare exemplaren vinden. Op het platteland in onze omgeving in Groningen zie je niet zoveel tamme kastanje bomen.  In het stadspark in de stad weet ik er een paar te staan. In het zuiden en oosten van Nederland zijn ze veel algemener. Paardenkastanjes heb je hier genoeg, maar die kan je niet eten. Drie huizen verderop staan twee pracht exemplaren. Van de vruchten van paardenkastanjes maak je poppetjes of je verzamelt ze gewoon voor de heb.

In de supermarkt of bij de groenteboer kom ik amper tamme kastanjes tegen. Op de markt in Groningen zag ik ze vanmiddag bij één kraampje liggen en voor een flinke prijs. Toch gek. Je koopt makkelijker een ananas die van de andere kant van de wereld moet komen, dan zo iets simpels als een zak verse kastanjes in de herfst. Gelukkig hebben wij connecties met een tamme kastanjeboom in de tuin en krijgen we elke herfst een zak tamme kastanjes cadeau.

Laat je vers geraapte kastanjes niet in een afgesloten tas of bak staan, maar laat ze een paar dagen drogen in een dunne laag uitgespreid op een paar kranten. Dan voorkom je dat ze gaan schimmelen. Tot de kerst blijven ze zeker goed.

Geroosterd op de houtkachel of boven de vuurkorf vind ik ze het lekkerst. Met een scherp mes zet je een kruisje in de harige punt van de kastanje. Op deze plek krult de schil van kastanje open, zodra ze gaar zijn. Vergeet niet de kastanjes af en toe even draaien tijdens het roosteren. Als de kastanjes gaar zijn, komen ze makkelijk uit de schil. Is het veel peuterwerk, leg ze dan nog even terug, want dan zijn ze nog niet gaar.