De afgelopen weken ben ik veel in de weer geweest met het verleden. In het dorp waar we wonen is een deel van het dorpshuis gesloopt. Het oude dorpshuis maakt plaats voor een nieuw gebouw, dat hopelijk wel bestand is tegen de aardbevingen waar we hier last van hebben. Deze aardbevingen zijn het gevolg van de gaswinning. Alleen het monumentale voorhuis blijft gespaard.
Het dorpshuis staat op een bijzondere plek, boven op een wierde die ruim vijf meter boven het land, dat vroeger kwelder en daarvoor zee was, uitsteekt. Vijfentwintighonderd jaar bewoningsgeschiedenis onder je voeten. Er zijn weinig plekken in Nederland waar de geschiedenis zo tastbaar voor je ligt opgestapeld.
De sloop van het dorpshuis biedt archeologen de kans een kijkje te nemen in het binnenste van de wierde. Met een mechanische boorinstallatie zijn boorkernen genomen tot een diepte van acht meter, want zo diep moet je boren om er zeker van te zijn dat de boor op de natuurlijke kweldergrond stuit.
Op zijn weg naar beneden komt de boor een indrukwekkend pakket klei, zand en mestlagen tegen. In de loop der eeuwen is de wierde steeds hoger geworden. Soms bewust om droge voeten te houden of omdat het gewoon handiger is een nieuw huis over een oud huis heen te bouwen. Soms onbewust omdat in de loop der eeuwen het vuil zich nu eenmaal ophoopt op plaatsen waar mensen wonen.
Ruim een eeuw geleden is een groot deel van deze wierde afgegraven en verkocht om de bodemvruchtbaarheid van de arme veenkoloniale zandgronden te verbeteren. Dat vinden we nu vreemd. Zo’n wierde is een beschermd monument en we zouden het niet in onze hoofd halen om het verhaal van vijfentwintighonderd jaar bewoningsgeschiedenis als potgrond te verkopen.
Winderosie in de buurt van Bellingwedde, voorjaar 2019. De omstandigheden waren de afgelopen weken vergelijkbaar.
Ondertussen is grond in de veenkoloniën nog steeds schraal. De droogte en harde wind van de laatste tijd maken van het gebied een dustbowl. Winderosie blaast de vruchtbare teelaarde weg. We zijn een eeuw verder en hebben nog niets geleerd. Met elke ploeggang, met elke kilo kunstmest en met elke liter drijfmest verdwijnt weer meer organisch materiaal uit die schrale akkers. Een stofstorm is land dat wegvlucht van hen die het misbruiken. Woestijnvorming in een land met 750 milimeter regen per jaar. Het schaamrood zou ons op de kaken moeten staan.
Dan die wierde. Een mesthoop op de oude zeebodem. Een plaats waar de bodem is meegegroeid met de mens. Eén keer natte voeten en je weet dat de wierde nog een stukje hoger moet. Tot de wetenschap kwam in de vorm van monniken, kloosters en dijken en de wierde zijn waterkerende functie verloor. Achter de dijken wanen we ons veilig, terwijl de bodem inklinkt door de gaswinning en de zeespiegel milimeter voor milimeter stijgt.
Tussen het puin van het dorpshuis vond ik een kloostermop, met daarin een handafdruk uit het verleden. Een groet aan ons uit een tijd die anders was. Een groet van een spelende mens, die alvast aan ons dacht. Ik denk graag aan hem of haar terug. Uit beleefdheid, maar ook uit nieuwsgierigheid en omdat ik denk dat we iets van elkaar kunnen leren.