Compostzeef

Technisch detail

Eén van de televisiehoogtepunten van mij jeugd was de Amerikaanse serie The A-team. Deze werd in september 1983 voor het eerst uitgezonden en ging over een viertal ex-soldaten die, opgejaagd door het gezag, te pas en te onpast op commerciële basis onrecht bestreden.

Iedere aflevering verliep volgens een vast stramien. De helden voorzagen zichzelf vlak voor het grote slotgevecht al lassend, slijpend en sleutelend van geïmproviseerd wapentuig, boobytraps en pantservoertuigen. Dankzij deze wonderwapens wist het viertal steevast de schurken te overmeesteren. De bouw- en sleutelscene was het hoogtepunt van iedere aflevering. Iedere week zat ik weer vol spanning te wachten wat er nu weer zou worden omgebouwd. Een enkele keer ontbrak de knutselscene in het script. Dan voelde ik behoorlijk belazerd.

Recycling

The A-team heeft zijn sporen achtergelaten. Ik mag graag wat aanklooien met oude spullen, die toevallig in en om het huis zwerven en ze van een nieuw leven voorzien. Je kan dat re-, up- of downcycling noemen. Ik noem het liever een beetje A-teamen.

Om fatsoenlijk te kunnen A-teamen moet je beschikken over een ruime hoeveelheid herbruikbare zooi. Dingen aanschaffen om mee te improviseren druist in tegen het hele idee van improviseren. Dat kan dus niet. Ieder niet te zwaar ontspuld gezin heeft een overschot aan herbruikbare onnutte zooi en heb je het zelf niet, dan ligt het wel letterlijk voor het oprapen op straat.

Compost trommelzeef

Compostzeef

Enkele blogs terug schreef ik over potgrond en gezeefde compost als alternatief. Nu kan het zeven van de compost best een flinke klus zijn, als je daar een simpele grondzeef voor gebruikt. Met een trommelzeef werkt dat een stuk eenvoudiger. Op youtube kwam ik een hoop ingenieuze machines tegen. Ik besloot een compost-trommelzeef te bouwen op basis van de velgen van twee fietswielen, de aluminium profielen van een oude wasmolen, een stuk overgebleven gaas, vier gerecyclede zwenkwieltjes,  een paar houten regels en wat schroefjes, moertjes en tyrips. Alle materialen voor het prototype zwierven nog in en om het huis.

Het ontwerp is simpel. Ontdoe twee velgen van hun spaken en gebruik deze als basis voor een gaastrommel. Dit is de basis voor de zeef. Dunnere gaas soorten, zoals het 0,5 cm volieregaas dat ik nog had liggen, hebben een vorm van versteviging nodig. Daar kwamen de geperforeerde aluminium profielen van de oude wasmolen goed van pas. Deze hebben als bijkomend voordeel dat ze het materiaal in de trommel extra opschudden en een eindje meenemen.

Zoek vier wieltjes bij elkaar die qua breedte precies in de velg passen. Ik had er twee die precies pasten en twee die ik een paar milimeter smaller moest maken om goed in de velg te vallen. Monteer deze vier wieltjes op een raamwerk van houten regels en wel zo, dat de velgen van de trommel vrij op twee wieltjes rond kunnen draaien. De trommel hoeft niet exact waterpas op deze wieltjes te staan. Een lichte helling in de as van de trommel helpt om grovere stukken draaienderwijs de trommel uit te werken.

Plaats de installatie op een kruiwagen, met aan weerszijden van de trommelopening een opvangbak voor het grovere materiaal. Laad per keer een beperkte hoeveelheid ruwe compost in de trommel. Een paar keer draaien en het gros van het fijne materiaal ligt in de kruiwagen, tegen een fractie van de tijd en de spierkracht die een normale handzeef vraagt.

Benodigd gereedschap: een nijptang, boormachine, boortjes en bitjes, schroevendraaier, sleutelsetje. Niets bijzonders dus. Tijdsinvestering: een halve zondagmiddag voor een ervaren knutselaar.

Natuurlijk valt er nog een hoop aan het ding te verbeteren. De trommel is nog vrij kort. Meer gaas had ik niet voor handen. Dat heeft als voordeel dat de trommel precies boven mijn kruiwagen past. Het nadeel is, dat een deel van het materiaal vrij snel de via de zijkanten van de trommel het proces verlaat. Een iets langere trommel geeft, vermoed ik, een efficiënter zeefproces. Maar alles bij elkaar dik tevreden.

“I love it, when a plan comes together.”

 

 

 

 

Ui

Ui is typisch zo’n groente die zelden in de hoofdrol staat. Uien horen ergens bij, in of door, maar krijgen zelden het podium als hoofdrolspeler. Of het moet al in de uiensoep zijn.

Deze eeuwige bijrol in de keuken komt niet door een gebrek aan smaak. Eerder het tegendeel. Een ui smaakt zo erg naar zichzelf, dat we hem misschien daarom liever tegenover iets anders zetten. Als tegenhanger of om juist het gebrek aan smaak te verbloemen. Hoe maak je van een ordinaire frikandel een speciale frikandel? Door er een uitje naast te serveren.

Uien telen

In de tuin is het uientijd. De lenteuitjes die we in het vroege voorjaar in plukjes hebben voorgezaaid en uitgeplant zijn klaar. De bewaaruien, die als plantuitjes in februari de grond in zijn gegaan, laten her en der het loof slap hangen. Een teken dat ze geoogst kunnen worden. Niet allemaal overigens. Er is één bak die dapper vol blijft houden dat er nog genoeg tijd is om door te groeien. Een enkeling besluit te gaan bloeien. Die gaat zijn gang maar. Bloeiende uien zijn best imposant en misstaan in geen enkele tuin.

Lenteui… op zoek naar een hoofdrol

In de moestuin doen de uien meestal niet al te ingewikkeld. Een paar rijtjes lente uitjes ter plekke uitzaaien was meestal voldoende. Dit jaar heb ik een nieuwe methode uitgeprobeerd voor de lenteuitjes: voorzaaien in potjes in de kas en dan in plukjes van vijf a zes uitpoten. Werkt prima; beter nog dan een rijtje ter plekke. voor de bewaaruien gebruik ik pootuitjes. Dit jaar heb ik ze tussen de wintergroenlof  gezet. Deze gaat in het najaar in de grond en schiet in het vroege voorjaar in de krop. Tegen de tijd dat de laatste krop geoogst is, steken de plantuitjes net hun kopjes boven de grond. De wortelpennen van de groenlof heb ik laten zitten. Soms geven ze nog een nieuwe krop voordat ze in het zaad schieten. Nu staat de groenlof blauwpaars te bloeien tussen de uien en hebben ze het samen prima naar hun zin.

Ui en bloeiende groenlof

Recepten?

Toch blijft het knagen. Hoe zetten we de ui nu eens op een hoofdpodium? Ik weet het nog niet. Als je van ui houdt knaagt een rauw stengeltje lenteui prima weg; maar een bord vol  zou ik niet snel serveren. Ergens doorheen kan natuurlijk altijd, bijvoorbeeld een verse pasta met knoflook, olijfolie en een berg flinterdun gesneden lenteuitjes. Maar dan is het weer de pasta die de credits krijgt. Frituren in een heel licht beslagje? Misschien een optie. Confijten in kippenfond? Dan draait het weer om de kip. Ik weet het nog niet. Suggesties? Graag!

 

 

Gif, piepers en gezondheid

Nieuwe oogst Anaïs

Op 29 juni 2020 kwam de Gezondheidsraad met een advies over het gebruik van landbouwgif en de gezondheidsrisico’s voor omwonenden. Kort samengevat komt het hier op neer. Spuit uit voorzorg in de landbouw toch maar een beetje minder gif, want er zijn in de internationale wetenschappelijke literatuur sterke aanwijzingen dat gif toch wel, nou ja, … , giftig is.

De timing van het rapport is perfect. We zitten eind juni in een periode met wisselend warm en vochtig weer en dat betekent ideale omstandigheden voor plagen, zoals de schimmelziekte phytophtora. Deze agressieve plantenziekte heeft het vermogen om in een paar dagen een complete aardappel- of tomatenoogst te vernietigen. De aardappelteelt neemt een kwart tot een derde van het gif dat in de Nederlandse landbouw wordt gebruikt voor zijn rekening.

Wij wonen in Noordoost Groningen in aardappelland. Elke avond tuft er een trekker voorbij, met daarachter een spuitinrichting en honderden liters gif. Kalenderspuiten heet het fenomeen. “Onder kalenderspuiten wordt verstaan het regelmatig preventief op een vast moment gebruiken van een gewasbeschermingsmiddel om te voorkomen dat een plaag, ziekte of onkruid zich ontwikkelt…” lees ik in een officiële bekendmaking.

“Proefdieronderzoek en onderzoek naar werkingsmechanismen laten zien dat verbanden tussen blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen en de ziekte van Parkinson en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen plausibel zijn…” lees ik in de samenvatting van het eerder genoemde advies van de Gezondheidsraad.

“Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.” dichtte Willem Elsschot.

Aardappels in verhoogde bakken met mulch
Een van de vakken vroege aardappels, half mei

Ik tuinier zonder gif. Tomaten en aardappelen zijn, qua opbrengst, mijn twee grootste teelten. Beide planten uit de familie van de nachtschade zijn gevoelig voor Phytophtora. Dit kan een vloek zijn als je zonder gif wil tuinieren.

Afgelopenweek oogste ik het eerste vak vroege aardappels. Deze aardappels waren van het ras Anaïs. Een heerlijke licht kruimige aardappel, met een behoorlijke resistentie tegen phytophtora. Gepoot in de eerste week van maart, zodat ik vroeg in het seizoen en hopelijk voor de grootste infectiedruk aan, kan oogsten.

De oogst bedroeg 8,9 kilo van een vak van twee vierkante meter met vijftien poters, op een half schaduw lokatie. Omgerekend naar een hectare zou dat uitkomen op een kleine 45 ton. Voor consumptieaardappelen in een extreem droog jaar geen rare opbrengst.

Deze aardappelen zijn amper bemest in de klassieke zin van het woord. Ze groeien in een verhoogde bak die wel wat weg heeft van huegelkultur: een laag halfvergane stammetjes met daarop een ruime hoeveelheid ruwe compost. Het vak heeft een kruiwagen konijnenmest gehad in de winter. De planten zijn opgegroeid in een dikke laag mulch, die in twee fasen is aangebracht; een laag gehakselde beukenhaag in april en een laag ruwe compost in mei.

De planten lieten een krachtige, gezonde groei zien, met een flinke loof ontwikkeling. Na een korte regenbui begin juni groeiden er spontaan paddestoelen tussen de aardappelplanten. Dit duidt op een schimmelgedomineerde stuctuur van het bodemleven. Bij de oogste was het loof gezond, net als de knollen, op een handjevol door wormen aangevreten exemplaren na.

De aardappelziekte Phytophthora verandert. Er zijn nieuwe stammen gekomen die agressiever zijn dan we voorheen gewend waren. (…) Deze nieuwe stammen vormen meer vlekken en sporen en de vlekken groeien sneller. (…) Dit betekent dat bij warm en vochtig weer de interval tussen bespuitingen verkort dient te worden… las ik onlangs in dit bericht in AkkerbouwActueel.

Hoe meer de boer spuit, hoe agressiever de natuur reageert.  Gezonde groei begint in een gezonde bodem; niet in een bodem die is doordrenkt met synthetische meststoffen en gif, met amper organische stof en waar iedere samenhang en leven door overmatige bewerking uit is verdwenen.  Het is opvallend hoe weinig aandacht er is voor bodemvruchtbaarheid, organische stof gehalte en de een gezond bodemleven in de discussie rond landbouwgif. Ook in het rapport van de Gezondheidsraad ontbreekt de link naar een gezonde bodem in het streven naar een vermindering van het gebruik van landbouwgif.  Het chemisch landbouwmodel gaat de wereld niet voeden. Een gezond bodemleven wel.

Gifvrij aardappels telen is niet makkelijk, maar het kan. Wat ik tot nu toe geleerd heb:

  1. Blitzkrieg: vroeg poten en vroeg rooien om de ergste besmettingsdruk in de zomer voor te zijn.
  2. Resistente rassen: gifvrij telen met rassen die bekend staan om hun vatbaarheid voor phytophtora is vragen om problemen. Meervoudig resistente rassen zoals Sarpo Myra zijn een onmisbare strategie en smaken uitstekend, in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt.
  3.  Levende bodem: een gezonde bodem is een levende bodem. Beperk verstoring, spit niet, voedt het bodemleven met organisch materiaal en diversiteit in het teelplan en werk toe naar een bodem die schimmelgedomineerd is. Gebruik geen kunstmest, maar compost of organische mest, voorkom naakte grond en mulch, mulch, mulch.
  4. Tel uw regenwormen één voor één. Tel ze alle en vergeet er geen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Potgrond

Compositie van  doe-het-zelf potgrond, koolzaailingen, grondzeef, compostvork en regenton

Nederland is verslaafd aan potgrond. Ook bij ons gaat er aardig wat doorheen. Ik probeer er zuinig mee te zijn, want ik vind drie, vier euro voor 40 liter organisch materiaal best een stevige prijs. Daar mag je gerust nog een eurotje bovenop tikken als je voor de bio-variant gaat.

Naast de prijs kleven er nog andere bezwaren aan potgrond. Turf is momenteel het voornaamste ingredient van de meeste potgrond. Turf is gedroogd veen. Het is een delfstof. Nederland gebruikt er jaarlijks ruim 4 miljoen kuub van. Een derde van die berg komt voor rekening van de consument.¹

Onze Nederlandse turf is op. Wat achterbleef is het veenkoloniaal landschap van Oost-Groningen en Drenthe en de grote petgaten en veenplassen in Holland. Wat er nog aan veen over is, is natuur. Onze turfhonger stillen we nu met turf uit Estland. Grote veengebieden worden daar afgegraven voor onze Begonia’s. De natuurfilmer Melchert Meijer zu Slochtern  filmde de gevolgen van de potgrondindustrie voor het hoogveen in Estland en schreef er onlangs een blog over.

We moeten dus van onze turf verslaving af. Als de commerciele variant niet deugt is zelf een betere variant maken over het algemeen mijn eerste keus. Potgrond maken dus.

Potgrond gebruik ik voornamelijk om in te zaaien en om zaailingen in te verspenen, voordat ze de tuin in gaan. Voor deze toepassingen is onze eigen compost, die ik door een zeef heb gehaald, een prima alternatief.

Deze verse compost zit boordevol leven; wormen, pissebedden, duizend- en miljoenpoten, etc. Het enige nadeel is dat mijn eigen compost door de relatief lage temperatuur bij het composteren nog aardig wat onkruid- en andere zaden bevat. Verder houdt het minder makkelijk vocht vast dan potgrond uit de winkel. Bij droogte wat extra in de gaten houden dus.

Gezeefde compost, prima alternatief voor potgrond

De hoeveelheid voedingsstoffen die deze compost bevat zal van keer tot keer verschillen. Composteren op kleine schaal is meer een kunst dan een wetenschap en afhankelijk van het uitgangsmateriaal zal het eindproduct variëren. Voor het maken van je eigen potgrondcompost zijn twee instrumenten onontbeerlijk: een stevige grondzeef en een compostvork. Mijn grondzeef is een afdanker die jaren ongebruikt in een achtertuin rondzwierf. Een kruiwagen, vat of regenton om de ruwe compost boven te zeven is ook handig. Ik bewaar een voorraadje gezeefde compost in een afgesloten oude regenton. Na een tijdje beginnen dan de eerste onkruidzaden te ontkiemen. Wat in het vat al ontkiemd is, ontkiemd niet meer in de pot.

Mocht je geen vertrouwen in de voedingswaarde van je eigen compost hebben, dan kun je deze natuurlijk altijd oppeppen met een organische stikstof, kali en/of fosfor bron. Maar naar mijn idee kan je deze NPK-mentaliteit net zo goed achter je laten en je vooral richten op een gezond bodemleven. Die vruchtbaarheid komt dan vanzelf.

¹Deze cijfers komen uit dit rapport van de Landbouwuniversiteit Wageningen uit 2011.

Tussen-, combi- en multiteelt

Anderhalve meter; het voelt onnatuurlijk. De mens is een door en door sociaal wezen. Het liefst klitten we op in en aan elkaar op een zo klein mogelijke ruimte, vooral als we jong zijn.

De voorschriften van de  anderhalve meter samenleving geven met lijnen en pijlen aan hoe we ons tot elkaar dienen te verhouden. Demonstreren mag, maar allemaal netjes op je eigen stip.  Voelt ongemakkelijk. Gelukkig hoef ik niet meer zo vaak te demonstreren. Ik heb tussen mijn zestiende en zesentwintigste zoveel gedemonstreerd dat ik een soort van morele ontheffing heb.

De stippen en pijlen doen me aan iets denken. De pictogrammen op zakjes zaaigoed. Bietjes: 30 cm in de rij, 20 er tussen. Kool: 50 bij 40. In de moestuin is de anderhalve meter samenleving voor planten al jaren de norm. Terwijl planten net mensen zijn. Ook zij klitten het liefst op en aan elkaar in een zo klein mogelijke ruimte.

Planten in een monocultuur met de voorgeschreven afstand voelen zich eenzaam. Eenzame en depressieve planten worden in de moestuin al snel opgeruimd door het slakkenvolk.

Ui en wortel, een klassieke combinatie

Rijtjes en afstanden zijn er zo ingeramd in de moestuin, dat het moeilijk afscheid nemen is. Het doorbreken van een monocultuur met combinatieteelt is een klassieker. Naast wortelen hoort ui, want die helpen elkaar van hun plagen af. Een andere, minder bekende zijn de drie gezusters: mais, pompoen en bonen. Tussenteelt is ook geen onbekende voor de doorgewinterde moestuinier. Tussen twee rijen bonenstaken past best een rijtje andijvie of sla. Als de timing goed is, is de sla klaar als bonen gaan klimmen en de zon wegnemen.

Klaver met prei?

Het blijft allemaal wat magertjes en onbeholpen als je het afzet tegen de radicale diversiteit, die de standaard is in de natuur. In de moestuin is het voor mij nog een grote zoektocht naar de kracht van die radicale diversiteit. Tussen de rijtjes door groeien de experimenten. Snelle groeiers doen het goed tussen snelle groeiers. Zo is mosterd en phacelia prima te combineren met peultjes en capucijners. Klavers met prei? Geen idee, maar we gaan het proberen.

Snelle groeiers
Saladebar!

De salade bar is in ieder geval een doorslaand succes. Dit is een mix van twee vierkante meter snijmoes, rucola, veldsla, biet en andere gebladerte voor de dagelijkse salade. Elke avond een flinke bak en er lijkt geen einde aan te komen. De rucola staat nu bijna in bloei en de snijmoes krijgt wat de overhand. Binnenkort alles één keer afknippen en de weelde begint weer van voren af aan.

 

 

 

 

 

Peul en pasta

 

Peul en pasta met geitenkaas en honing

Het is vroeg in de zomer. Tijd voor peultjes. Peultjes zijn in februari, maart een van de eerste groenten die ik voorzaai in de kas. Het zijn klimplanten, dus ze trekken zich met kleine grijparmpjes graag op aan een hekwerk van gaas, takken of draad.

Eind mei, begin juni zijn de eerste peultjes klaar. Om de dag loop ik langs de rijen peultjes en pluk ik de grootste er tussen uit. Hoe meer je plukt, hoe meer nieuwe bloesem en dus peultjes de plant aanmaakt. Peultjes eten we zo vers mogelijk. Hoe verser, hoe knapperiger, hoe lekkerder. Ik pluk ze dus als het even kan vlak voor het koken.

Rauw zijn ze al lekker, maar het liefst blancheer ik ze een halve minuut in water dat net van de kook is en spoel ze dan onder koud water, zodat ze niet verder garen. Deze groente ís de prille zomer.  Alles wat fris, groen en verwachtingsvol is, zit in de smaak en bite van dat groene hoesje met nog niet ontwikkelde zaden.

Een bescheiden groente, die tevreden is met een bijrol in een salade van snijmoes, rucola en veldsla, tot je hem de hoofdrol geeft in een huisgemaakte pasta.

Over zelf pasta maken gaan we het later nog eens uitgebreid hebben. Dat is een verhaal apart. Sinds mijn studententijd ben ik de gelukkige bezitter van een pastamachine. Het thuis pasta maken gaat met vlagen van elke week tot soms jaren niet.

Pasta maken, een verhaal apart

Tagliatelle met peultjes, geitenkaas en honing

De laatste tijd halen we de pastamachine weer vaker uit de kast. Leuk project met de kinderen, pasta maken. Voor pasta gebruik ik het liefst boem van harde tarwe (type 00), maar dat heb ik niet altijd in huis en dan wil het met patentbloem ook wel lukken. Voor vier porties reken ik 300 gram bloem, 3 eieren, een beetje zout en een flinke scheut olijfolie. Maak hiervan een pastadeeg en verwerk deze tot tagliatelle. Hang de verse pasta aan een stok te drogen, terwijl je met de rest van de voorbereidingen bezig bent.

Blancheer de peultjes en zet deze apart. Rasp een flinke hand vol oude geitenkaas. Snij een flinke bos verse oregano en (appel)munt in dunne sliertjes. Breng anderhalf liter huisgemaakte en ontvette kippenbouillon aan de kook en kook de tagliatelle in 4 minuten gaar. Verdeel de pasta over de borden en voeg de peultjes, oregano en munt toe. Besprekel licht met een goede olijfolie en een beetje citroensap. Bestrooi met de geraspte geitenkaas en kwengel er aan het eind een flinke lik voorjaarshoning over. Bij voorkeur van het bijenvolk van je echtgenote. Bij gebrek hieraan mag honing van een andere imker uit de buurt natuurlijk ook. Op smaak brengen met peper en zout.

Serveren met een niet al te ingewikkelde droge witte wijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

Honing slingeren

Raten ontzegelen

Mei is alweer half voorbij. De meeste fruitbomen zijn uitgebloeid. De paardebloemen hebben hun gele kopjes ingewisseld voor een grijze bol zaden. Tijd om honing te slingeren. Afgelopen zaterdag was het zover. De bovenste honingkamer op het bijenvolk van Yvet zat goed vol. Tijd voor de oogst.

Met een honingslinger, een soort centrifuge, slinger je de honing uit de raten. Maar voor het zover is moet je ze eerst ontzegelen. Bijen sluiten hun voorraadpotjes namelijk af met een dekseltje. Net zoals wij doen met een potje chocopasta. Alleen is het dekseltje van de bijen van was.

Met een getand mes wip je de dekseltjes er af. Daarna gaan de raten in de slinger en moet er flink gedraaid worden. Daar gebruiken we in de familie het liefst kinderarbeid voor. Zo hielpen wij vroeger mijn vader bij het slingeren en is het nu de beurt aan onze kinderen. De beloning? Even met je vinger door die gouden stoom verse honing.

Snoepen is gezond.

Zwieneerappels

Kook in de schil voor hipsterknollen…

Vorige week hebben we nieuwe aardappels gegeten. Niet ingevlogen uit Israël of Marokko, maar gewoon uit de tuin. Hoewel gewoon… Een aardappel moet je normaliter niet al in mei uit de grond willen halen. Sterker nog, het is niet eens zo raar als je half mei de laatste late aardappelen poot.

Met de lauwe winters die we de laatste jaren hebben loont het de moeite om een gokje te wagen. Deze winter hebben we amper vorst gehad. Vrijwel heel januari en februari bleven vorstvrij. In het vroege voorjaar hebben we een paar koude nachten gehad, maar alles bij elkaar stelde het niet veel voor.

De eerste week van januari heb ik in de kas een paar bakken met extra vroege aardappelen klaar gezet. De bakken bestaan uit 60 liter speciekuipen, waarin ik afwateringsgaten heb geboord. Onder in de bak gaat een laagje stro. Daarop komt een laag konijnen- en kippenmest. Dan een laag aarde met aardappels en een beetje houtas voor de extra kali. Het geheel dek ik af met een mulchlaag van houtsnippers of stro.

Per bak drie poters van een vroeg ras, bijvoorbeeld Eersteling, Anaïs of, zoals dit jaar, Tiamo. De mest gaat broeien en zorgt, samen met de winterzon in de kas, voor wat extra warmte. Begin maart kwamen de eerste scheuten boven. Begin april verhuisden de bakken van de kas naar buiten om plaats te maken voor de zaailingen van tomaten en ander warmte minnend spul. De extra vroege aardappelen komen dan op een beschutte plek tegen een muur op het zuiden.

Extra vroeg in speciekuip met mulch

Begin mei zijn deze aardappelen al zo’n 120 dagen onderweg. Normaal is dat ruim voldoende voor vroege aardappels, maar die koude korte dagen in het voorjaar zetten natuurlijk weinig zoden aan de dijk. Begin mei haal ik een  handje vol krieltjes uit zo’n bak. Erg lekker, maar de opbrengst is nog wat zuunig. Vanaf half mei gaat het de goede kant op. Een mooi formaat aardappels met opbrengst van ongeveer een pond per plant.

Zwieneerappels vs hipsterknollen

De lekkerste aardappels van het jaar zijn de eerste. Die eet je natuurlijk met schil en al. Zwieneerappels, noemt mijn vader dat, met een verwijzing naar de oude gewoonte om de aardappelschillen aan de varkens te voeren. Je zou het ook hipsterknollen kunnen noemen, naar de gewoonte van foodies om grootmoeders keuken in een nieuw jasje als eigen uitvinding aan de man te brengen. Deze bijzonder verse aardappelen koken we daarom kort in de schil en bakken we daarna goudbruin in een klontje boter met flink wat verse rozemarijn en tijm. Een lenteuitje erdoor kan ook prima. Op smaak brengen met grof gemalen zwarte peper en grof zeezout. Serveren met een goeie bel syrah, ingemaakte groente en desgewenst een entrecôte van uw favoriete bioknuffelboer (hipsterknollen) of een gehaktbal met vette jus (zwieneerappels).

Ondertussen in de moestuin…

Verhoogde bakken met mulch

Ondertussen steken in de moestuin overal de aardappels de kop boven de grond. De extra vroege bakken lopen uiteraard voorop; de laatste late aardappelen komen net boven. Na de zachtste winter hebben we nu het droogste voorjaar ooit. Daarom mulch ik nog fanatieker dan andere jaren. Wel of geen muchlaag maakt een enorm verschil in de hoeveelheid vocht die verdampt, zeker in het voorjaar als er nog amper loof boven de grond staat. Houtsnippers, compost, gehakt stro, gemaaid gras… de jonge scheuten komen er vanzelf doorheen en groeien, na wat plaagstootjes van het slakkenvolk, vrolijk verder.

In zakken met mulch

Vermijd open ruggetjes

Op ruggetjes met mulch

De late aardappels teel ik op ruggetjes. Zonder mulch om de verdamping tegen te gaan is zo’n open ruggetjes systeem vragen om moeilijkheden bij droogte. Een mooi laagje stro tussen die ruggetjes houdt het vocht goed vast en geeft bovendien een extra boost aan het bodemleven. Stro, compost, onkruid, gemaaid gras; alles past er tussen, zolang het loof nog niet te hoog staat.

 

 

Wentelteefjes

Wentelteefjes!

Gisteren keken we met de kinderen op tv naar de dodenherdenking op de dam in Amsterdam en naar een speciale aflevering van het Jeugdjournaal over de oorlog. Bedrukte gezichtjes, vooral bij de oudste.

Grote woorden over vrijheid en herdenken zijn gratis als je er geen daden aan verbindt. Op een slechte dag verdrinken er aan de Europese zuidgrens onder het oog van onze vrijheidszingende politici meer mensen in de Middellandse Zee dan er in 30 jaar IJzeren Gordijn aan de Duitse grens zijn gevallen. Ook de concentratie, pardon, vluchtelingenkampen die de Europese Unie heeft ingericht op de Griekse eilanden lijken moeilijk verenigbaar met alle mooie woorden over nooit meer oorlog, nooit meer onderdrukking. Niet wegkijken, zei de koning gister. Dat doen we dan ook maar niet.

Terug naar de keuken. Dit blijft ten slotte een blog dat vooral over voedsel gaat. Beelden van de hongerwinter doen me weer nadenken over voedselverspilling. We proberen geen eten weg te gooien. Kliekjes gaan naar de kippen en komen als ei weer op ons bord.

Als ieder huishouden er een paar kippen op na zou houden is het probleem van voedselverspilling in minder dan geen tijd de wereld uit en kun je meteen een streep zetten door de legbatterijen uit de bioindustrie.

Brood blijft een ingewikkelde. Al jaren staat brood in de top 10 van meest verspilde voeding. Jaarlijks gooien we er een slordige 127 miljoen kilo van weg.

Hoe voorkom je het verspillen van brood? Simpel. Door het niet weg te gooien. Elke week gaan er bij ons vier broden door. Eén van de warme bakker en drie die we zelf bakken. Meestal is dat net genoeg en blijft er te weinig over om te verspillen. Er zit te veel werk in een brood dat ik zelf gebakken heb om het weg te gooien.

Bovendien: vers gebakken verdwijnt een brood als sneeuw onder de zon. Na twee dagen is een zelf gebakken brood nog prima al is het verse er wel af. Ongesneden blijft het brood veel langer vers. De kwaliteit van het meel doet ook veel.

Recept wentelteefjes

Na drie dagen begint ons huisgebakken brood oud te worden. Wentelteefjes is dan de beste oplossing. Leg de plakken brood in een soepbord met melk en laat de plakken zich vol zuigen. Bak het brood vervolgens aan beide kanten bruin in een koekenpan met klontje boter. Opdienen met suiker en kaneel.

Andere oud brood recepten: in dobbelsteentjes snijden en er met een klein scheutje olijfolie croutons van bakken. Ook lekker: in vierkantjes met een plak kaas er op op een geöliede bakplaat de oven in schuiven. Serveren met een glas wijn bij een avondje bingewatchen.

 

 

 

 

 

Het verleden

Een groet uit het verleden

De afgelopen weken ben ik veel in de weer geweest met het verleden. In het dorp waar we wonen is een deel van het dorpshuis gesloopt. Het oude dorpshuis maakt plaats voor een nieuw gebouw, dat hopelijk wel bestand is tegen de aardbevingen waar we hier last van hebben. Deze aardbevingen zijn het gevolg van de gaswinning. Alleen het monumentale voorhuis blijft gespaard.

Het dorpshuis staat op een bijzondere plek, boven op een wierde die ruim vijf meter boven het land, dat vroeger kwelder en daarvoor zee was, uitsteekt. Vijfentwintighonderd jaar bewoningsgeschiedenis onder je voeten. Er zijn weinig plekken in Nederland waar de geschiedenis zo tastbaar voor je ligt opgestapeld.

De sloop van het dorpshuis biedt archeologen de kans een kijkje te nemen in het binnenste van de wierde. Met een mechanische boorinstallatie zijn boorkernen genomen tot een diepte van acht meter, want zo diep moet je boren om er zeker van te zijn dat de boor op de natuurlijke kweldergrond stuit.

Op zijn weg naar beneden komt de boor een indrukwekkend pakket klei, zand en mestlagen tegen. In de loop der eeuwen is de wierde steeds hoger geworden. Soms bewust om droge voeten te houden of omdat het gewoon handiger is een nieuw huis over een oud huis heen te bouwen. Soms onbewust omdat in de loop der eeuwen het vuil zich nu eenmaal ophoopt op plaatsen waar mensen wonen.

Ruim een eeuw geleden is een groot deel van deze wierde afgegraven en verkocht om de bodemvruchtbaarheid van de arme veenkoloniale zandgronden te verbeteren. Dat vinden we nu vreemd. Zo’n wierde is een beschermd monument en we zouden het niet in onze hoofd halen om het verhaal van vijfentwintighonderd jaar bewoningsgeschiedenis als potgrond te verkopen.

Winderosie in de buurt van Bellingwedde, voorjaar 2019. De omstandigheden waren de afgelopen weken vergelijkbaar.

Ondertussen is grond in de veenkoloniën nog steeds schraal. De droogte en harde wind van de laatste tijd maken van het gebied een dustbowl. Winderosie blaast de vruchtbare teelaarde weg. We zijn een eeuw verder en hebben nog niets geleerd. Met elke ploeggang, met elke kilo kunstmest en met elke liter drijfmest verdwijnt weer meer organisch materiaal uit die schrale akkers. Een stofstorm is land dat wegvlucht van hen die het misbruiken. Woestijnvorming in een land met 750 milimeter regen per jaar. Het schaamrood zou ons op de kaken moeten staan.

Dan die wierde. Een mesthoop op de oude zeebodem. Een plaats waar de bodem is meegegroeid met de mens. Eén keer natte voeten en je weet dat de wierde nog een stukje hoger moet.  Tot de wetenschap kwam in de vorm van monniken, kloosters en dijken en de wierde zijn waterkerende functie verloor. Achter de dijken wanen we ons veilig, terwijl de bodem inklinkt door de gaswinning en de zeespiegel milimeter voor milimeter stijgt.

Tussen het puin van het dorpshuis vond ik een kloostermop, met daarin een handafdruk uit het verleden. Een groet aan ons uit een tijd die anders was. Een groet van een spelende mens, die alvast aan ons dacht. Ik denk graag aan hem of haar terug. Uit beleefdheid, maar ook uit nieuwsgierigheid en omdat ik denk dat we iets van elkaar kunnen leren.