Waarde

Afgelopen zaterdag verkocht ik op de vrijmarkt tomatenplantjes. Een euro’tje per stuk. Dat is niet duur. Het was fris en druilerig weer, maar desondanks liep de verkoop prima. Om vier uur was het grootste deel van de handel verkocht en besloten we er een punt achter te zetten. In het geldkistje lag een mooie stapel biljetten en eurostukken. We konden tevreden zijn over de opbrengst.

Opbrengsten zijn leuk, maar wat kost dat nu? Dat ligt er aan hoe je naar de wereld kijkt. In euro’s is de investering in de tomatenplantenhandel beperkt. Een paar zakken potgrond. Daarmee houdt het wel zo’n beetje op. Voor de rest is het vrijwel gratis: hergebruikte plantenpotjes en yoghurtemmertjes kosten niks. De zaden komen van de tomaten van vorig jaar of van een ruiltafel, dus daar zitten de kosten ook niet in. Alles bij elkaar, laten we zeggen twee tientjes.

Het verhaal verandert als ik de tijd die ik in de plantjes steek meeneem.  Uurtje zaaien, paar uurtjes verspenen, verpotten, handel verkoop klaar maken, dagje verkopen. Alles bij elkaar kom ik op een volle werkweek. Per plant is dat een minuut of acht. Zet ik vervolgens de netto opbrengst af tegen het aantal uren, dan kom ik ongeveer uit op het minimumloon voor een 19 jarige of te wel een dikke vijf euro per uur.

Deze vijf euro per uur kom ik vaker tegen. Brood bakken kost me elke week ongeveer een uurtje. Dat levert drie heerlijke broden op, die me bij de warme bakker ruim een tientje hadden gekost. Trek ik de kosten van het meel, de gist, energie en afschijving van het keukenmateriaal er van af, dan levert een uurtje brood bakken me een dikke vijf euro op.

Nog een voorbeeld: aardappels. Biologische aardappels doen nu zo’n beetje één euro vijftig de kilo in de supermarkt. Als ik een kilo of honderd aan aardappels uit de tuin haal, maak ik daarmee een economische waarde van 150 euro. Kosten pootgoed à twee tientjes er af en delen door een dag of drie werk voor het poten en rooien. Het uurloon is wederom een dikke vijf euro.

Afgezet tegen het salaris dat ik ooit verdiende in de commerciele onderzoekswereld is dat natuurlijk een lachertje. In economische termen kan ik beter beleidsevaluaties dan tomatenplantjes verkopen; dat geeft 95% meer rendement. Wat ik doe is pure kapitaalsvernietiging; op het misdadige af als je het vanuit een louter economisch perspectief bekijkt.

Wat is de waarde van opgroeien met elke week de geur van vers gebakken brood in de keuken, met de smaak van biologische aardappeltjes uit de achtertuin en van volle grond tomaten? Ik weet het niet.

Als de kinderen uit school komen ben ik thuis. We maken dus geen gebruik van naschoolse opvang met een maximaal tarief van €6,89 per uur en ontvangen daarvoor geen toeslag van de belastingdienst. Ik heb geen vast inkomen uit arbeid en volgens de belastingdienst geen recht op allerlei heffingskortingen, die in het verleden bekend stonden als de aanrechtsubsidie. Dat betekent dat wij als eenverdieners, die per saldo minder gebruik maken van overheidspotjes, 30% meer belasting betalen dan een tweeverdiener met hetzelfde bruto inkomen. Ook vanuit fiscaal perspectief is wat wij doen pure waanzin.

We leven in een samenleving waarin bullshit jobs en plastic voedsel de norm zijn en van overheidswege ruim gesubsidieerd worden. Wil je iets anders? Iets dat zinvoller, gezonder en meer in lijn is met de ecologische draagkracht van deze planeet? Prima, maar dan mag je als burger eerst economisch zelfmoord plegen. We leven in een vrij land, niet waar?

 

 

Tomatengids

Geluk uit een potje

Een tomaat is geen tomaat. De tomaat is een existentiële keuze. Wil ik een waterige, bleek rode massa of wil ik een explosie van kleur, smaak en geur? Als een tomaat gewoon een tomaat is hoef je ze niet zelf te verbouwen. Dan koop je ze gewoon in de winkel. Voor een grijpstuiver per kilo.

Wil je een tomaat die het antwoord geeft op de vraag: hoe word ik gelukkig? Kom dan langs, want dan kunnen we praten. Deze tomaat kan je niet in de winkel kopen; die moet je zelf verbouwen en dat vraagt aandacht. Waar je allemaal om moet denken beschreef ik eerder in de post Tomaten planten.

Sinds een aantal jaar sta ik met Koningsdag op de vrijmarkt in Loppersum met mijn eigen gekweekte tomatenplaten. Het assortiment begon ooit met drie soorten: gewone, vlees- en kerstomaten. Deze simpele driedeling is inmiddels uitgegroeid tot een gecompliceerde rassenkwestie.

Dit jaar hebben we acht rassen in de verkoop. In de categorie vleestomaten hebben we de Coeur de boeuf, de Black Seaman en de Purple Calabash. Het genre saladetomaat wordt vertegenwoordigd door de rassen Black Ethiopian en Quadro en de kerstomaten door de Bianca Cherry en Tiny Tim. Tot slot hebben we de Brown Egg Cherry, die qua vorm en eigenschappen wat tussen de kers en pruimtomaat in hangt.

Waarom zoveel rassen? Dat is niet alleen een kwestie van smaak. Een fris zuur geel cherrytomaatje in de de salade laat zich moeilijk vergelijken met een sappige homp vleestomaat. Het is gewoon een ander ding, waar je in de keuken andere dingen mee doet.

Ook in de teelt is het ene ras het andere niet. Het ene ras is wat robuuster en eerder rijp dan het andere. Heb je een kas, dan maakt dat niet zo veel uit. Heb je geen kas, dan zijn dat wel factoren om rekening mee te houden. Tomatenplanten kunnen flink groot worden, maar gelukkig wonen er ook dwergen in het land der reuzen. Heb je überhaupt geen tuin, maar alleen een balkonnetje of een vensterbank? Ook dan zijn er geschikte rassen.  Het is natuurlijk wel de vraag of je van die planten extreem gelukkig wordt of elke dag een klein beetje.

 

 

 

Microklimaat

De kers heeft haast

Zaterdag waaide de sneeuw en hagel horizontaal tegen het raam.  Gister zat ik in een t-shirt in de kas tomaten te verpotten. De pruimen en kersen staan in bloei. De allervroegste aardappels steken net een groen kuifje boven de grond. De tomaten staan in de kas te wachten op Koningsdag. Eén ijskoude nacht is voldoende om er een streep door te halen. Nog een volle maand laten de ijsheiligen op zich wachten.

Zo lang kan ik niet wachten en de natuur om mij heen ook niet. Gelukkig is er zoiets als een microklimaat. Dat is het samenspel van zon, wind, schaduw, hellingshoek, vochtigheid, luwte, warmte absorberende oppervlaktes, etc. Dit samenspel zorgt voor kleine en grote klimaatverschillen in de tuin.  Al deze factoren grijpen in elkaar op een manier die ik soms denk te snappen, maar mij vaker verbaast. Door te observeren, uit te proberen en te onderzoeken heb ik de verschillende microklimaten in de tuin steeds beter leren inschatten en beïnvloeden.

Zon en schaduw zijn overduidelijk de eerste factor om rekening mee te houden. Hoe draait het zonlicht van de ochtend naar de avond door te tuin? Hoe valt de slagschaduw van ons huis, de kerk naast ons en de grote es in de winter? Hoe in de zomer?

Hobbel tegen de noorderwind

Beschutting is een tweede. Heggen, hobbels en muurtjes bieden net wat extra bescherming tegen de koude noordnoordoosten wind die ongehinderd vanaf de Waddenzee door de boezem van het verdwenen riviertje de Fivel onze tuin aan de noordrand van het dorp binnen rolt.

Koude lucht is zwaar als water en stroomt als ze niet gehinderd wordt naar de meest laag gelegen plaatsen in de tuin. De ondiepe greppeltjes van de regentuin voeren niet alleen overtollige water weg, maar zijn met een beetje mazzel tevens de plek waar de koudste lucht bij nachtvorst naar toe stroomt.

Koukleumen in de kas

Stenen muren die overdag in de zon staan te bakken slaan warmte op en stralen die ’s nachts weer uit. Dat geldt voor de zuidgevels van ons huis, maar ook voor de bakstenen fundering van de kas en het betonpad dat daar ligt. Een gieter of emmer vol water die overdag in de kas staat op te warmen geeft ’s nachts langzaam weer wat warmte af.

Extra vroege aardappels onder mulch

Een laag mulch werkt als een isolerend dekentje en beschermt de vroegste aardappels tegen de nachtvorst. Mulch houdt vocht vast en vocht heeft ook weer zo zijn invloed. Zompige, lage en schaduwrijke plekken in de tuin warmen in het voorjaar minder snel op. Ideaal voor stammetjes met paddestoelenbroed. De grond in verhoogde bakken daarentegen droogt  sneller en warmt ook sneller op. In een koud en nat voorjaar is dat een voordeel. In een hete kurkdroge zomer niet per se. Zo voer ik elke dag een klimaatdiscussie met mezelf. Geen grote hoor. Een hele kleine.

 

 

 

 

 

Hanen

Haan in whisky

Afgelopen zaterdag zat ik bij de dokterspost om een lelijke jaap in mijn hand te laten plakken. De jaap was het resultaat van een kort maar venijnig verschil van inzicht tussen mij en een van onze hanen. Nadat de haan tien maanden kost en inwoning genoten had, vond ik dat zijn tijd gekomen was om iets terug te doen. Hij dacht daar duidelijk anders over. Laten we zeggen, dat ik gewonnen heb, maar het ging niet zonder slag of stoot. Of verder met mij alles goed was, wilde de uiterst vriendelijke dame aan de andere kant lijn weten toen ik de doktersdienst belde en de situatie had uitgelegd.

Enfin. Het beest is geslacht en door mijn vrouw geplukt en schoongemaakt. Het blijft akelig werk. `Hoe en waarom we zelf af en toe een haan slachten beschreef ik al eens eerder. Hoe we erfhaan het liefst bereiden bleef tot nu toe een goed bewaard geheim.

Oude hanen worden taai en taai vlees is zacht te maken door het lang te stoven. Zuur helpt daarbij om het vlees nog zachter te maken. Wijn is zuur. Zie daar het klassieke recept voor de erfhaan:  coq au vin. Jonge hanen zijn nog niet zo taai en vormen de basis voor de Duitse Imbiss-klassieker Halbes Hähnchen. 

Haan in whisky

Een haan die enige tijd op een erf heeft rondgescharreld smaakt intens naar kip. Deze smaak is zo intens dat je daar best woeste dingen mee kan doen. Als het beest niet te oud is valt het met de taaiheid wel mee en is braden een optie. Ik kom dan al snel uit op veel vlammen en sterke drank: gebraden haan in whisky.

Na het schoonmaken deel je de haan in stukken: poten, vleugels, filets. Van het karkas is een prima bouillon te trekken.Verhit in een stevige grilpan een klont boter, kippenvet of reuzel. Braad de stukken haan hierin gaar.  Hoe lang dit duurt is afhankelijk van hoe dik de haan was. Onze beesten waren niet zo groot, dus dat gaat vrij snel. Voeg ruim peper en een paar takjes tijm en rozemarijn toe. Mik na het aanbraden een scheutje olijfolie over de stukken haan. Flambeer de stukken als ze gaar zijn met ruime plens whisky. Gebruik hiervoor geen dure single malt, maar een budget variant. Iets wat je zelf gestookt hebt mag natuurlijk ook. Voor het serveren even laten staan en besprekelen met een beetje zeezout.

Serveren met een seizoenssalade, wat huisgemaakte zuurkool en beetje aardappelpuree of huisgebakken brood om optimaal te genieten van de jus.

 

 

Goudvissen

Blogger, goudvis en regenton

Afgelopen weekend kochten we met de kinderen vier goudvissen bij de bouwmarkt. Niet om ze in een te kleine kom in de huiskamer te zetten, maar om in de regenton te kieperen.

Die ton is de belangrijkste waterbron voor de planten in de kas. In de tuin gaat niets boven regenwater. Naast de houten ton die op de regenpijp is aangesloten hebben we een paar vaten en tonnen achter de kas voor wat extra bergingscapaciteit. Ook de gemeentelijke groencontainer doet dienst als regenton. In totaal kunnen we een kleine 1000 liter regenwater opslaan. Dat lijkt veel, maar in een hete zomer zonder regen kunnen we daar amper drie week mee vooruit.

Zeelt

Nu is een regenton zonder deksel een ideale broedpaats voor steekmuggen, die stilstaand water als kraamkamer en creche voor hun larven gebruiken. Een paar goudvissen in de ton zijn voldoende om aan dit ongemak een eind aan te maken. De combinatie vis en zuiver regenwater is een hele oude. Schoon drinkwater uit de kraan is nu vanzelfsprekend, maar in 1949 was nog altijd een kwart van de Nederlandse gemeenten niet op het waterleidingnet aangesloten.  De regenput was een belangrijke waterbron en om die schoon te houden liet men daar een zeelt in zwemmen.

Boba en Gerda

Zuurstof

De goudvissen van mijn zoon heten Boba en Gerda. Die van mijn dochter heten elke dag anders en elke dag exotischer. Met de goudvissen verdwenen er ook een paar waterplanten in de diepte. Voor de zuurstof. Inmiddels zijn we aan de derde generatie vissen toe. Ze kunnen best wat kou aan, maar een volledig bevroren ton overleven ze niet. Bijvoeren is niet nodig. Vaak drijven er houten bouwwerkjes en bootjes van de kinderen in de regenton. Insecten maken daar graag gebruik van, want wat is een insektenhotel nu waard als die gasten geen bar in de buurt hebben om flink te kunnen tanken?

Uitzicht

Bij aanvang van het goudvissen-experiment een paar jaar geleden had ik een discussie met mijn vrouw. Of die vissen wel genoeg uitzicht hadden in die donkere regenton, wilde ze weten. Ik antwoordde dat er bij mijn weten in de zijkant van een sloot ook geen raampjes voor de vissen zitten om gezellig door naar buiten te kijken, dus dat ik wat dat betreft geen klachten verwachtte. Dat is natuurlijk ontzettend flauw, want goudvissen klagen niet. Die gaan gewoon dood als ze het niet naar hun zin hebben.

 

 

Mobiele aardappels

Kompositie van mobiele aardappels en tomatenplantjes

Terwijl de regen en hagel bij vlagen horizontaal tegen de ruiten vliegt, denk ik aan aardappels. Ik houd van aardappels. Het liefst met vette jus. Zoals ik eerder schreef groeit er weinig vet in de moestuin. Koolhydraten zijn een stuk makkelijker te verbouwen en op dat gebied is de aardappel kampioen. Een pak zilvervliesrijst of een zak macaroni uit de tuin halen is best lastig. Een kilo’tje aardappels van moestuin of balkon is geen probleem.

De uitdaging wordt al iets groter als je niet een kilo wilt, maar bijvoorbeeld 100 kilo. Ook heb je met aardappelen al snel te maken met de zeer vervelende schimmelziekte phytophthora. Vorig jaar schreef ik al een bericht over de verschillende strategieën die je kan gebruiken om zonder gif succesvol biologische aardappels te verbouwen.

Een aardappel heeft  ruimte nodig, met gemak 40 x 50 cm per plant. Omdat je aardappels absoluut niet vaker dan eens per vier jaar op hetzelfde stukje tuin wilt hebben staan, heb je in totaal vier keer de hoeveelheid ruimte nodig die je per jaar aan aardappels beplant. Dan is 100 kilo met een bescheiden moestuin best een uitdaging.

Reislustige aardappels

Om dit probleem te tackelen experimenteer ik al een paar jaar met verschillende manieren van telen. Zo vond ik een paar jaar gelden de mobiele aardappel uit. In tegenstelling tot zijn statische broeders en zusters die hun hele leven op één plaats blijven is de mobiele aardappel reislustig. Ze beginnen bijvoorbeeld in februari in bakken of zakken in de kas, verhuizen half maart naar een beschut plekje bij de muur op het zuiden en trekken dan half mei, wanneer tomaten en andere koukleumen de zuidzijde claimen, door naar de relatief koele noordzijde van de tuin.

Aardappelcontainers

Zo reislustig als in dit schema zijn ze niet allemaal, maar een mobiele aardappel geeft mij wel de mogelijkheid de ruimte om het huis optimaal te benutten. Een mobiele aardappel is dus simpelweg een aardappel die in een makkelijk te verplaatsen pot, emmer, kuip of zak is gepoot. De gekste dingen kunnen dienst doen als aardappelcontainer. Het meest maak ik gebruik van speciekuipen, lege potgrondzakken en boodschappenkratjes. Plasticvrije alternatieven zijn er ook: houten kratjes, sinaasappelkistjes, manden van gaas.

Waterdichte zakken en bakken moeten een paar gaten hebben, zodra overtollig regenwater weg kan lopen. Bij oude potgrondzakken is een compostvork hiervoor het ideale gereedschap. Kratten en gaasmanden geef ik aan de binnenkant een laagje stro, zodat de aarde niet uit de kratten spoelt bij regen en beter vocht vast houdt.

Tiamo aardappelen geteelt in hergebruikte compostzakken

De grondbank

De aarde die in de containers gaat komt meestal van een aparte hoop in de tuin. Het hele jaar door gaan hier de dingen op die te veel grond bevatten voor de composthoop, zoals de wortelkluiten van dode kuipplanten, graszoden die over het tuinpad groeien, etc. De een spaart dagje-uit zegels bij de supermarkt; ik spaar modder en mijn spaarpot noem ik de grondbank. Deze grond meng ik met veel compost, een beetje zand en wat schoon houtas van de haard.  Dit geeft een losse aarde met veel organisch materiaal en voldoende bemesting om in een relatief kleine container een flinke aardappelplant te laten groeien. Al dat organisch materiaal zorgt er bovendien voor dat de grond veel beter vocht kan vasthouden.

Wisselbouw

Als het lang droog is moet je mobiele aardappels water geven. In een wat nattere zomer hebben ze aan regenwater genoeg. Af en toe geef ik wat compost- brandnetel- of smeerwortelthee voor de extra stikstof. Met een beetje mazzel hebben we dan in de loop van juni de eerste nieuwe, mobiele aardappelen. De grond die uit de bakken en zakken komt gebruik ik om de aardappels die in de volle grond staan aan te aarden. De cirkel is dan weer rond en de gebruikte aardappelgrond gaat mee in het vierjarige wisselbouw schema in de moestuin.

Zonnebank en regentest

Kompositie van omgestormd tuinhek en tomatenplantjes

We zijn voorbij half maart en het is dringen in de vensterbanken. Ruim 200 tomaten-, aubergine-, paprika- en peperplanten strekken strak in het gelid hun blaadjes naar de zon. Jonge tomatenplantjes zijn net bejaarden: ze zitten het liefst de hele dag voor het raam. Buiten, daar gebeurt het. Daar is de zon, daar begint de lente.

De jonge plantjes willen licht. Hoe donkerder ze staan, hoe sneller ze naar het licht groeien. Te weining licht geeft lange, iele zombieplantjes. Een zonnige vensterbak op het zuiden is het best. Een vensterbank op het zuidwesten of zuidoosten kan ook nog. De rest van het huis is te donker.

Vensterbankverbreder

Vensterbankverbreder

De zaaisels van februari en begin maart zijn nu allemaal verspeend. De aubergines, paprika’s en pepers zijn met hun eerste setje nieuwe bladeren bezig. De tomaten hebben alleen nog hun kiembladeren. De zaaisels nemen de vensterbankruimte op de de benedenverdieping volledig in beslag. Een vensterbankverbreder van een paar regels en een oude plank biedt dan uitkomst.

In de propagator staan nog twee zaaisels van tomatenzaden van de ruiltafel van de  zadenmarkt. Afgaand op de kriebels op de envelopjes waar ze in zaten, zijn de zaden al een jaar of vijf oud. Dat maakt nieuwsgierig  naar de kiemkracht. Als de helft opkomt moet ik nog een plant of dertig kwijt. Gelukkig heeft mijn dochter op haar slaapkamer een vensterbank op het zuiden. De Barbies moeten maar even naar een minder zonnig plekje verhuizen. Het risico dat Barbie dan langer, dunner en ieler wordt dan goed voor haar is, nemen we op de koop toe.

Regentest

Na de enorme plens regen van de afgelopen weken jeuken mijn handen om buiten aan de slag te gaan. De vroege aardappelen willen de grond in, de kas heeft onderhoud nodig en moet opgeruimd worden, een tuinhek is omgestormd, de konijnen willen naar hun zomerhok en er is veel dat de komende weken gezaaid wil worden.

De regen heeft de regentuin van afgelopen najaar aan een eerste praktijktest onderworpen. We hebben een paar etmalen van ruim 20 mm achter elkaar gehad. Het systeem van greppels en een bezinkkuil onder de trampoline werkt: het water gaat naar waar ik het wil hebben en trekt daar de grond in. Op een gegeven moment stonden de zandsleuven en wadi’s aardig vol. Een dag droog weer en het water is weg. De piekcapaciteit van het systeem houdt echter niet over. De 50 mm die in dik 48 uur viel kan ook in een stortbui tegelijk naar beneden komen. Of we het dan nog redden betwijfel ik. Nog een klusje erbij op de lijst.

 

Leuzen

Een nieuwe protestgeneratie

“Wegens de slechte weersomstandigheden vond de Duitse revolutie in de muziek plaats.” Afgelopen zondag heb ik met mijn vrouw en kinderen in Amsterdam de wereld gered. Gelukkig waren er nog 40.000 mensen op hetzelfde idee gekomen en hoefden we dat niet alleen te doen. Of het ook echt gelukt is weten we nog niet.

Een reis van 1000 mijl begint met de eerste stap, zegt een Chinese tegeltjeswijsheid. De verhouding tussen het nietige individu en de oneindig grote wereld is een geliefd onderwerp in de wereld van  spreekwoorden, aforismen en citaten. “De dood van één mens is een tragedie; de dood van miljoenen slechts een statistiek.” Dit citaat is niet, zoals vaak beweert, van Stalin, maar van de Duitse schrijver en pacifist Kurt Tucholsky, van wie ook het inzicht over de samenhang tussen weersomstandigheden en de revolutie afkomstig is.

Er zit een ingewikkelde relatie tussen individueel en collectief bewustzijn, protest, politieke mobilisatie, macht, legitimiteit en sociale verandering. De protestleus is een belangrijke boodschapper in dit krachtenveld. De leus is Twitter avant la lettre en de beste leuzen wordt eindeloos geretweet en blijven zo hangen: Kruisraketten? Nee!

Het redden van de wereld vond zondag plaats in Amsterdam, want iedereen weet dat alle dingen die op wereldschaal van belang zijn zich uitsluitend afspelen in Amsterdam. Men had zich uitgeleefd in het verzinnen van mooie leuzen en ludieke borden. Protesteren doet de jongste protestgeneratie niet in uniform, zoals politieke partijen met hun groene en rode hesjes vaak denken, maar door uitdrukking te geven aan je individuele creativiteit.

Hier kan je niet vroeg genoeg mee beginnen. Mijn dochter van vijf wilde iets met hartjes. Ze kan goed hartjes tekenen en hartjes, kleine meisjes en het redden van de wereld gaan goed samen. Verder vond ze het vooral spannend en indrukwekkend en begreep ze niet zo goed waar het allemaal om ging. Mijn zoon van zeven daarentegen weet precies hoe de wereld in elkaar steekt. “Kut aartbefingen” stond er in mooie schoolschriftletters op de ene kant van zijn protestbord. “Ret de werelt voor hij vergaat” stond er aan de andere kant.

Zoals de ouden zongen …

Een kleine analyse van deze protestleuzen toont vooral aan dat papa aan de keukentafel wat beter op zijn woorden moet letten in zijn tirades over de gaswinningsproblematiek in Groningen. De tweede leus verraadt het diepe inzicht dat kinderen vaak hebben in het volstrekt inconsequent en hypocriet handelen van volwassenen. Het is de bedoeling dat we de wereld redden vóórdat zij vergaat en niet pas achteraf, zoals de volwassen wereld van plan is.

Na een uur in de stromende regen waren we doorweekt, hingen onze leuzen slap aan hun stokken en gingen we naar huis. Voor de rest van de zondag hebben we het redden van de wereld maar aan Amsterdam toevertrouwd.

Kiemkracht

Links van oud peperzaad uit de winkel, rechts nieuwe doe-het-zelf paprika

Het is maart, tijd om de vensterbanken in de woonkamer van bewaarplaats voor kinderspeelgoed en kamerplanten om te toveren in kweektafels. Na een voorzichtige start  met de pepers, paprika’s en aubergines in februari is het nu tijd voor de tomaten. Eerder met tomaten beginnen heeft geen zin; dat geeft alleen maar lange en iele zaailingen.

Tomaten zaai ik altijd in overvloed. Minimaal vijf rassen en per ras ruim dertig zaailingen. Dat geeft al snel meer dan 150 tomatenplanten. In de kas passen er hooguit 20. De rest verkoop ik op de vrijmarkt op Koningsdag, in Loppersum, een dorpje verderop.

Zaaien is spannend: wie komt als eerste boven, wie krijgt zijn zaadhuls niet van zijn kop, wie heeft stiekem drie in plaats van twee kiemblaadjes, met hoeveel zijn we na een week of drie en wie is er in de grond achter gebleven?

De tomaten voor dit jaar

Kiemenergie

Het antwoord op deze vragen zegt iets over de kiemkracht en de kiemenergie van de zaden. De kiemkracht is enkel het percentage zaad dat na een bepaalde tijd onder ideale omstandigheden is ontkiemd. De kiemenergie zegt ook iets over de snelheid en vitaliteit waarmee dat gebeurt.

Ik zaai de tomaten voor in zaaibakjes in een propagator. Dat is een duur woord voor een zelf gemaakte houten kweekbak in de vensterbank boven de radiator met twee glasplaten erop en een kier voor de ventilatie. Deze opstelling in de woonkamer geeft een goed zicht op de kiemkracht en kiemenergie van mijn zaaisels. Dat wil nogal verschillen; tussen planten, rassen en herkomst en ouderdom van het zaad.

Houten kist met glasplaat in de vensterbank: een effectieve propagator

Anonieme zaaddonor

De kiemkracht van commercieel zaad van aubergines, paprika’s en pepers vond ik nooit zo denderend. Vorig seizoen heb ik op de Noordelijke zadenmarkt wat aubergine en paprikazaden op de ruiltafel geruild. Mijn inbreng was een partij tomatenzaden. De kiemenergie van deze geruilde zaden was overweldigend. Afgelopen februari heb ik de tweede generatie gezaaid en ook dat gaat verbluffend. Een opkomst van 70 tot 90%. Langs deze weg een hartelijk dank voor de anonieme zaaddonor van de rassen “Mokko” en “Herzje”. De commerciële pepers met houdbaarheidsdatum 01-19 steken daar schril bij af. Daar zit werkelijk geen fut meer in.

Doe-het-zelf-zaad

Dat ligt niet direct aan de commercie. Na een aantal jaar gaat de kiemkracht gewoon hard achteruit, zeker als het zaad niet onder ideale omstandigheden bewaard is. Zaad dat je zelf wint (zie de post Zaden winnen) is in ieder geval vers en van een plant die heeft bewezen onder de specifieke omstandigheden in je eigen tuin of kas vrucht te dragen. Wat werkt voor een plant onder de “ideale” omstandigheden van de veredelaar met het oog op een steriele teelomgeving in glaswol onder warm glas op een kunstmestdieet met computergestuurde luchtvochtigheid hoeft natuurlijk niet per se te werken in de volle grond van een onverwarmde, tochtige kas, waar het lekt als de ziekte en de luchtvochtigheid fluctueert als het weer in maart.

Daar zit denk ik het geheim van de kiemkracht van zelf gewonnen zaden: ze doen het goed, omdat ze zich onder lokale, brute en suboptimale omstandigheden moeten bewijzen.

PS

Zaterdag 9 maart aanstaande organiseert het Noordelijk Zaden Netwerk de Noordelijke Zadenmarkt. Dit jaar in Drachten.

 

Vet

Walnootolie in de dop

Vet. Jarenlang was het verboden door de gezondheidsmaffia en nu mag het weer, mits onverzadigd en zeker niet trans. Gelukkig maar, want zoals Wim T. Schippers’ creatie Sjef van Oekel  het jaar voor mijn geboorte al zong gaat er niets boven zuurkool met vette jus. Vet is lekker. Daar kunnen we niks aan doen; zo zijn we evolutionair geprogrammeerd.

Doe-het-zelf vet

Doe-het-zelf vet vind ik een lastig. Ik heb het dan niet over de voorraad die ik in de loop der jaren rond mijn buik heb opgebouwd; dat gaat best goed. Ik heb het over olie en vet dat we niet in een pakje of flesje in de winkel kopen, maar dat we bij elkaar doe-het-zelven in de moestuin. Dat gaat niet zo makkelijk. Per 100 gram doet een tomaat hooguit 0,2 gram vet. Een aardappel of appel doet het niet veel beter.

Onze groenten halen we voor ongeveer driekwart uit de tuin. Ik heb eens uitgerekend welk deel van onze calorieënbehoefte dit imposante stukje zelfvoorzienendheid dekt. Ik kwam niet verder dan een lullige 3%. Dit heeft een eenvoudige reden:  in een moestuin groeit geen vet.

Vet komt van buiten. Maar ook dan zijn er genoeg mogelijkheden om te doe-het-zelven. Ik heb wel eens boter gemaakt van de rauwe melk die we van de biologische boer halen. Daar gaan we het ongetwijfeld nog eens over hebben. Het vet van uitgebakken huisgerookte spek is een van lekkerste vetten om vlees in te braden.

Kippenvet

Kippenvet is een goede tweede. Een keer per maand halen we een aantal biologische kippen bij de Eikemaheerd. De kippen verdeel ik in stukken en gaan in de vriezer. Van de karkassen trek ik drie liter bouillon en op deze bouillon drijft doorgaans ongeveer een theekopje aan kippenvet. Dat lepel ik er af en gaat de koelkast in om uit te lekken. Dit uitlekken is belangrijk want water in het vet geeft zo’n gespat bij het bakken. Het resultaat is een heerlijk smeuïg bak- en braadvet, waarmee je iets simpels als gebakken aardappelen qua smaakt naar een compleet andere dimensie katapulteert.

Walnootolie

De meest avontuurlijke doe-het-zelf vet van het afgelopen jaar is de walnootolie die ik met een Piteba oliemolentje heb geperst. De walnoten lagen een dorpje verderop voor een habbekrats langs de kant van de weg. Ook over dit avontuur gaan we het nog eens uitgebreid hebben. Zalig zijn de bezitters van een mooie notenboom, want zij kunnen fantastische plantaardige olie uit hun tuin doe-het-zelven. Ik heb geen notenboom en onze tuin is te klein om er een te kunnen bergen. In de zaadgids zag ik oliepompoenen. Misschien wordt dat wat de komende zomer.