Vet

Walnootolie in de dop

Vet. Jarenlang was het verboden door de gezondheidsmaffia en nu mag het weer, mits onverzadigd en zeker niet trans. Gelukkig maar, want zoals Wim T. Schippers’ creatie Sjef van Oekel  het jaar voor mijn geboorte al zong gaat er niets boven zuurkool met vette jus. Vet is lekker. Daar kunnen we niks aan doen; zo zijn we evolutionair geprogrammeerd.

Doe-het-zelf vet

Doe-het-zelf vet vind ik een lastig. Ik heb het dan niet over de voorraad die ik in de loop der jaren rond mijn buik heb opgebouwd; dat gaat best goed. Ik heb het over olie en vet dat we niet in een pakje of flesje in de winkel kopen, maar dat we bij elkaar doe-het-zelven in de moestuin. Dat gaat niet zo makkelijk. Per 100 gram doet een tomaat hooguit 0,2 gram vet. Een aardappel of appel doet het niet veel beter.

Onze groenten halen we voor ongeveer driekwart uit de tuin. Ik heb eens uitgerekend welk deel van onze calorieënbehoefte dit imposante stukje zelfvoorzienendheid dekt. Ik kwam niet verder dan een lullige 3%. Dit heeft een eenvoudige reden:  in een moestuin groeit geen vet.

Vet komt van buiten. Maar ook dan zijn er genoeg mogelijkheden om te doe-het-zelven. Ik heb wel eens boter gemaakt van de rauwe melk die we van de biologische boer halen. Daar gaan we het ongetwijfeld nog eens over hebben. Het vet van uitgebakken huisgerookte spek is een van lekkerste vetten om vlees in te braden.

Kippenvet

Kippenvet is een goede tweede. Een keer per maand halen we een aantal biologische kippen bij de Eikemaheerd. De kippen verdeel ik in stukken en gaan in de vriezer. Van de karkassen trek ik drie liter bouillon en op deze bouillon drijft doorgaans ongeveer een theekopje aan kippenvet. Dat lepel ik er af en gaat de koelkast in om uit te lekken. Dit uitlekken is belangrijk want water in het vet geeft zo’n gespat bij het bakken. Het resultaat is een heerlijk smeuïg bak- en braadvet, waarmee je iets simpels als gebakken aardappelen qua smaakt naar een compleet andere dimensie katapulteert.

Walnootolie

De meest avontuurlijke doe-het-zelf vet van het afgelopen jaar is de walnootolie die ik met een Piteba oliemolentje heb geperst. De walnoten lagen een dorpje verderop voor een habbekrats langs de kant van de weg. Ook over dit avontuur gaan we het nog eens uitgebreid hebben. Zalig zijn de bezitters van een mooie notenboom, want zij kunnen fantastische plantaardige olie uit hun tuin doe-het-zelven. Ik heb geen notenboom en onze tuin is te klein om er een te kunnen bergen. In de zaadgids zag ik oliepompoenen. Misschien wordt dat wat de komende zomer.

 

Snoeien

Jonge loot, Court Pendu

Hoewel het februari is, doet de natuur al een week of het volop lente is. Op inspectie bij haar bijenvolk ontdekte mijn echtgenote een hommel, die een voorjaarsduik in het stuifmeel van een krokus nam. Het lijkt erop dat ons bijenvolk de eerste winter goed is doorgekomen. Er is nog niet zoveel te halen; wat krokussen, sneeuwklokjes, wilg en hazelaar.

De winter nadert zijn eind; laten we het daar op houden. Een ideaal moment om de fruitbomen te snoeien. De sapstroom is nog niet op gang en het is bestendig, droog weer zonder vorst.

Voorjaarsduik in de krokussen

We snoeien enerzijds om weg te halen wat ziek, afgedragen of ongewenst is en anderzijds om nieuwe groei te stimuleren. Jonge fruitbomen snoeien we om de jonge boom een stevig gestel te geven; een raamwerk van sterke, goed geplaatste takken dat krachtig genoeg is om een kroon met rijke oogst te dragen.

Snoeien is een van de krachtigste technieken die de tuinier tot zijn beschikking heeft. Voor een aantal fruitsoorten, zoals druiven, bramen en bessen is snoei een noodzakelijke voorwaarde om tot een oogst te komen. Snoei is zo’n krachtige techniek, omdat elke boom die gesnoeid is, wordt uitgedaagd om nieuwe loten te laten ontspringen. Op deze manier geeft snoei een oude stam verjonging. Nieuwe groei kost echter kracht en te rigoureuze snoei kan een plant uitputten. Ook kan snoei leiden tot een wildgroei van nieuwe loten op een plek waar je juist iets weg wilde halen.

Snoei brengt je rechtstreeks in contact met de groeikracht van een plant. Voor fans van het werk van George Lucas is het niet zo moeilijk de snoeischaar in gedachten te verruilen voor een lightsaber om op deze wijze in contact te komen met The Force. Zelf heb ik niet zoveel met Star Wars.

Heftige shit dus, snoeien. Een blogpost is te kort om meer dan een paar basisprincipes te behandelen. Het beste advies voor de beginnende snoeier: verdiep je in de materie. Struin het internet af, kijk naar youtube-filmpjes van Engelsen met een raar hoedje op, die uitleggen dat je zo moet snoeien dat je je hoed door de kroon van een appelboom kunt gooien. Volg een workshop bij een kweker of hovenier die je vertrouwt of duik in de boeken. Zelf heb ik veel gebruik gemaakt van Stap-voor-stap snoeien van Christopher Brickell.

De basis van het snoeien is op deze manier vrij makkelijk aan te leren. Maar zoals vaker in de echte wereld lijkt mijn boom nooit exact op de schematische boom uit het boekje. Of er komen na de snoeibeurt in de zomer opeens allerlei loten te voorschijn op plekken waar ze dat in theorie niet kunnen doen. Observeer, probeer en leer.

May the force be with you!

 

 

 

 

 

 

 

 

Moeilijke wereld

Een hommel bestuift de tomaten in de kas

Wereldwijd neemt het aantal insekten dramatisch af. Wat alarmerend onderzoek aan het licht bracht in Duitsland blijkt nu ook te gelden voor de rest van de wereld: we zijn druk bezig onze geleedpotige vrienden uit de Wollewei van Bomans’ Erik of het Klein Insektenboek te vernietigen. Trouw opende vandaag met dit bericht, dat gisteravond ook bij RTL Nieuws voorbij kwam.

Een wereld zonder hommels, bijen, vlinders? Ik kan het me moeilijk voorstellen. Hommels, bijen en vlinders zijn voor de insektenwereld wat hertjes, konijntjes en zeehonden zijn voor de zoodierenwereld: fluffy, aaibaar en om superveel van te houden. Kakkerlakken, strontvliegen en malariamuggen zijn ook insekten,  maar die hebben een imagoprobleem, net als de rat, maar dit terzijde.

We stevenen af op een ecologisch armageddon is de boodschap. Een recente publicatie in het wetenschappelijke tijdschrift Biological Conservation bevestigt wat eerder uit onderzoek in Duitsland bleek: we zijn druk bezig met het uitroeien van de insektenwereld. Zonder insekten geen bevruchting, geen bodemleven, geen zangvogels en ga zo maar door. Zonder insekten storten ecosystemen in.

Crappy science

Als ik zoiets lees, ga ik graven. Het eind van de wereld, best belangrijk toch? Gravenderwijs stuitte ik op een artikel van het wetenschapsjournalistieke platform NEMOKennislink, waarin de vloer wordt aangeveegd met de methodologie en statistiek, die in het Duitse onderzoek gebruikt is. De conclusies van het Duitse onderzoek gaan veel verder dan je op basis van de data kunt verantwoorden. Nu heb ik met een halve sociaal wetenschappelijk opleiding, vijftien jaar commerciële onderzoekservaring en de inzichten van mijn grote vriend Nassim Taleb voldoende intellectueel gereedschap om een kritische aanval op bad science op zijn merites te kunnen beoordelen.  De vraagtekens die bij de conclusies van het onderzoek gezet worden, zijn terecht.

Als ik verder blader op de site van NEMOKennislink kom ik op de pagina met kennispartners tussen de universiteiten en ministeries twee interessante clubs tegen: Agrifirm (groothandelaar in o.a. kunstmest en landbouwgif)  en Meststoffen Nederland (kunstmestlobby). Dat maakt mij weer achterdochtig.

Wiens brood men eet, wiens woord men spreekt. Dat geldt ook voor de wereld van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van landbouwgif, blijkt uit een artikel in de Correspondent. De kop Omstreden onkruidverdelger kreeg groen licht op basis van witwasteksten van de fabrikanten spreekt boekdelen. Het onderzoek dat moest beoordelen of het landbouwgif glyfosaat niet te schadelijk is om toegelaten te worden tot de EU komt zo ongeveer rechtstreeks uit de pen van de PR-afdeling van Monsanto.

De insekten gaan dood, redt de wereld! zegt de ene club op basis van crappy science. Ons gif is veilig, wij voeden de wereld! zegt de andere club op basis van even crappy science.

Open access

Dat maakt mij ontzettend nieuwsgierig naar het wetenschappelijke gehalte van het nieuwe onderzoek naar de massale insektensterfte dat nu in de media circuleert. Normaal snor ik die dingen op, ga ik lezen en probeer ik zelf de zin van de onzin te scheiden.  Helaas, op de website van Biological Conservation stuit ik al snel op een betaalmuur van uitgever Elsevier: of ik even 36 dollar wil aftikken om een pdf-je van het artikel te downloaden. Fuck you! denk ik dan.

Wetenschappelijke kennis, die met publieke middelen tot stand is gekomen op kennisinstellingen, die met publiek geld gefinancierd worden, hoort publiek toegankelijk te zijn. Bovendien: hoe kunnen we de wetenschap controlleren als die alleen toegankelijk is voor het selecte clubje dat zich de toegang tot die commerciële wetenschappelijke tijdschriften kan veroorloven? Open access dus, anders kan iedereen maar wat roepen, zonder dat we het zelf kunnen controleren.

Silent spring

Maar is het dan niet waar, van die massale insektensterfte? Komt er toch geen ecologisch armageddon? Meest eerlijke antwoord: ik weet het niet. Het beeld van het ecologisch armageddon is een klassieker uit de groene beweging en is terug te voeren op de beroemde publicatie Silent Spring van Rachel Carson. Zij is een van de founding mothers van de ecologische beweging. Haar onderzoek naar de effecten van pesticiden op ecosystemen leidde onder andere tot het wereldwijd verbod op het zware landbouwgif DDT.  Het eerste hoofdstuk van Silent Spring is een parel van verbeeldingskracht en toont hoe intenst triest, stil en dood een voorjaar zonder vogels en insekten is.

Complexe wereld

Daar sta je dan, als groene burger in een wereld die complexer is dan je kan overzien. Wat nu? Simpel. Niet in paniek raken. Even stilstaan bij de eindeloze complexiteit van het leven. Genieten van de eerste spoortjes voorjaar in de lucht. De schuld niet afschuiven. Bedenken wat je zelf kan doen en vooral ook wat je zelf kan laten. Taleb lezen. Vuistregels verzinnen om zin van onzin te scheiden.

Nieuw seizoen

Januari ligt achter ons. We hadden zelfs een beetje sneeuw en ijs. De kippen zijn nog niet weer aan de leg, die zitten in het laatste staartje van hun winterstop, maar daar kan nu elk moment een eind aan komen. Heel voorzichtig piekt de zon een half uurtje per dag boven het dak uit van het imposante kerkgebouw dat aan de zuidkant van onze volmalige pastorie ligt.

Vandaag begint een nieuw tuinseizoen. De plannen liggen klaar, de schema’s zijn getekend, het zaaigoed is geteld, gecontroleerd en waar nodig besteld. Alleen de bezorging laat nog even op zich wachten. Binnen kan ik de aubergines, pepers en paprika’s voorzaaien in het broeibakje in de vensterbank. Die komen allemaal uit zaad wat ik aan het eind van de afgelopen zomer geoogst heb. Deze warmte minnende exoten hebben een lang groei seizoen; daar kan je het best op tijd mee beginnen. Tomaten zijn een stuk sneller. Die moeten daarom tot 1 maart wachten.

Tuinplan 2019

De winterkou is even uit de lucht. In de kas komt nu weer een streepje zon en daar gaan we beginnen met het voorzaaien van de erwtjes, tuinbonen en capucijners in potjes. Dan moet een experimentje met extreem vroege aardappels in cementkuipen op een laagje broeiende kippen- en konijnenmest ook wel kunnen, maar helaas, het pootgoed is nog niet binnen. De enige poters die ik van mijn eigen aardappels bewaard heb zijn van een laat ras en dat gaat zo vroeg in het seizoen niet werken.

Dan maar wat winterpostelijn, veldsla of snijmoes zaaien. Als het nog heel hard gaat vriezen wordt dat natuurlijk niks, maar we kunnen het allicht proberen. De jonge haantjes gaan hun laatste weken in…

PS

Geschrokken door de negatieve berichtgeving legden de dames een dag later alsnog het eerste ei van het nieuwe seizoen.

 

 

Afval

Onze afvalberg: wij tegen de rest

Afgelopen zaterdag viel de aanslag voor de gemeentelijke belastingen op de deurmat. Sinds vorig jaar weegt de gemeente elke keer als de grijze bak geleegd wordt nauwkeurig hoeveel rommel de Schudde’s nu weer gemaakt hebben. Dat was best een boel. In totaal wisten we met zijn vieren zo’n 267,5 kilo grijs restafval bij elkaar te consumeren. Per persoon is dat een kleine 69 kilo. Volgens Milieu Centraal produceren we in Nederland per persoon gemiddel 489 kilo afval, waarvan we iets meer dan de helft  (53%) gescheiden inleveren. Dat levert dan per persoon een kleine 230 kilo restafval op.

Zo bezien valt het wel mee met onze 70 kilo de neus. Milieu Centraal weet verder te melden dat 60% van het restafval prima te recyclen is. Dat is GFT, papier, textiel, etc. dat onterecht toch in de grijze bak belandt. Haal je dat er af  dan houd je per Nederlander 92 kilo onversneden grijs restafval over.

Nu ben ik een behoorlijke nazi als het op het scheiden van afval aankomt.  Alles van organische oorsprong belandt bij de konijnen, de kippen of op de composthoop. Glas in de glasbak, papier bij het oud papier, KCA in de KCA-bak, textiel in de textiel container. Mijn gezinsleden zijn wel eens iets minder zuiver in de leer. Daarmee schat ik dat onze 70 kilo voor 90% zuiver zal zijn. Dan nog vind ik 70 kilo veel. Nu doet onze gemeente niet aan het gescheiden inzamelen van plastic en drankkartonnen. Daar zal een deel van de schade in zitten. Maar dan nog: we halen veel uit de moestuin, maken en recyclen de gekste dingen, letten op overbodige verpakkingen en dan nog maken we er een bende van. Dat moet toch beter kunnen?

Nu zijn er voorbeelden te over van mensen die plastic vrij op een zero waste dieet leven. Alles kan. Het is een kwestie van prioriteiten stellen. Maar dan nog vind ik dit best een taaie. Wordt vervolgd zullen we maar zeggen.

 

 

Klompen

Klompen op weg naar hun levenseind

Als het even kan loop ik in de tuin op klompen. Toen ik voor het eerst in jaren weer een paar aanschafte was het even wennen. Geen air cushions, geen meeverende rubberzool, maar gewoon een blok hout aan de voeten.  Na een tijdje begonnen mijn voeten de klomp te herkennen en voelden ze wat minder bokkig aan. Nu weten ze niet beter.

Mijn waardering voor de klomp heeft niets te maken met eng nationalistische gevoelens. Tulpen, kaas, klompen en molens; het liefst met boertjes in klederdracht en vrouw Antje achter de haringkar. Groeten uit Holland! Dat soort ellende. In tegendeel. De klomp is bij uitstek een revolutionair stukje schoeisel en niet alleen omdat het voornamelijk door boeren en arbeiders gedragen werd.  Neen! Klompendragers zijn de uitvinders van economische sabotage. De klomp in het Frans is le sabot. Tijdens de grote Luikse stakingen van 1886 in de Waalse industrie ontwikkelden opstandige arbeiders de gewoonte om met hun klompen de industriele machines te saboteren. Gans de fabriek staat stil als uw nederige klomp dat wil, zeg maar.

De teloorgang van de arbeidersbeweging en de gekrompen macht van vakbonden heeft dus niet zoveel te maken met historische verschuivingen in de dialectiek van kapitaal en arbeid of een verminderd klassenbewustzijn. Welnee. Het heeft vooral te maken met de nieuwerwetse gewoonte van arbeiders om schoenen te dragen in plaats van klompen.

Thermoklomp op grootmoeders wijze

Terug naar de klomp. Elke twee jaar verslijt ik een paar. Op een gegeven moment ben je door de bodem en wordt het tijd voor nieuwe. Een oude klomp kan dan in de open haard, met een bloemtje erin naast de voordeur (mij te truttig) of op de composthoop langzaam terugkeren tot de aarde. Ze dragen niet bij aan de plastic soep en dat is voor een gebruiksvoorwerp tegenwoordig een hele prestatie. De klomp  is het originele, 100% duurzame, circulaire ecoschoeisel. De eerstvolgde keer dat je een duurzaam persoon over een betere wereld hoort preken, let dan vooral op zijn voeten.

Naast historisch verantwoord en gewetensvol is de klomp vooral praktisch. Je stapt er in, je stapt er uit, geen geklooi met veters, geen modderpoten in de keuken. Ze maken een heerlijk klepperended geluid, zijn anti-transpirant, koel in de zomer, warm in de winter. Als het echt hard gaat vriezen doe ik er nog wel eens een handje hooi in voor wat extra isolatie. Ik denk dat mijn oma ooit met die tip kwam, toen ik als kleine jongen logeerde op de boerderij.

Bovendien weet de certificeringspolitie al sinds 1997 dat een beetje klomp qua arbo en veiligheid niet onder doet voor welke staalgeneusde, shockproof en oilresistant werkschoen ook. Kleeft er dan geen enkel nadeel aan de klomp? Zeker wel. Klompen en autorijden is niet direct een lekkere combinatie. Maar goed, dat past dan weer bij het groene imago van dit Hollands kwaliteitsproduct.

 

Zout

Het kind en de kunstenaar

Twee zomers geleden stond ik met een jerrycan op de zeedijk, ergens tussen Noordpolderzijl en de Eemshaven. Ik ging vers zeewater halen voor een van mijn keukenexperimenten: het winnen van waddenzeezout.

Het idee was simpel. Je haalt een paar liter zeewater, filtert het en laat vervolgens in een ondiepe bak het water langzaam door de zon verdampen. Op den duur wordt de zoutconcentratie zo hoog dat er zoutkristallen gevormd worden. Als je maar lang genoeg wacht zal al het water op den duur verdampen. Per liter zeewater houd je een half kopje zeezout over. Zo simpel als het lijkt is het ook. Deze methode wordt al millennia gebruikt om zout te winnen.

Waddenzout, pre – MSC Zoe

Aan de voet van de dijk waar we het zeewater gingen halen heb je een prachtig uitzicht over de waddenzee. Bij vloed staat de zee tot aan de dijk en hoef je niet door de kwelder en het slik te baggeren om aan de waterlijn te komen. Het is ver genoeg van de Eemshaven en de monding van de Eems om je de illusie te geven dat je niet direct in de industriele aars van Delfzijl en Ostfriesland staat te pootjebaden. Een mooie plek om uit te waaien en een paar wilde mossels te zoeken voor in een soepje of een schotel met rijst.

Het werd een vrolijke middag

In de nacht van 1 op 2 januari sloegen een eind ten noorden van deze plek een kleine 300 containers met consumentenzooi overboord. Waar ik twee zomers geleden zout zocht vind ik nu plastickorrels. Een paar dagen eerder, vlak voor de jaarwisseling, was ik met mijn vrouw en kinderen in de Bierumer School, een paar kilometer verderop.

Mijn broer, de beeldend kunstenaar Peter Schudde, geeft daar in een inktzwarte installatie zijn visie op de relatie tussen mens, natuur en eletronica. Verder in het pand een expositie over de Eems met hoofdrollen voor dode kraaien en drijvend plastic. Het werd een vrolijke middag met een workshop voor kinderen en volwassenen waarbij de ingewanden van verschillende TV-toestellen werden blootgelegd.

Protestkliko

Gister beplakte ik onze kliko met een protestposter. Donderdag schreef ik een stuk in de Volkskrant over de aardbevingsellende in Groningen en het gebrek aan publieke verantwoording. Honderden vrijwilligers hebben inmiddels meegeholpen de dikste rommel van de MSC Zoe op te ruimen. Afgelopen zomer vertikte een Zweeds meisje het om nog langer naar school te gaan. Het zijn twee sombere weken in januari. Om moedeloos van te worden. Ik ben alleen te koppig om me er bij neer te leggen. Ik ben gelukkig niet de enige.

Op 12 maart 1930 begon een kaal mannetje aan een protestmars naar de Indische Oceaan. Om zout te maken.

Wie is de mol?

Wie is de mol?

Ik kijk er nooit naar en toch moet ik het er over hebben. Wie is de mol? Sinds een week of drie huist de mol bij mij in de kas. Ik zie hem of haar alleen nooit; alleen de sporen die het beest achter laat. De jonge haantjes die tijdelijk in de kas wonen houden wijselijk hun mond. Over een week of vier valt voor hun het doek. Misschien zijn ze alvast begonnen  met een ontsnappingsroute; hulp ingeroepen van buitenaf. Wie weet. Ondertussen blijf ik met die vraag zitten: wie is de mol? Is de mol wel een mol en geen woelmuis of een ander beest?

Voorlopig laten we het beest even zitten. Al dat ondergrondse graafwerk verluchtigt de bodem en dat is op zich niet verkeerd. Meestal rekent onze poes, een zwart onderdeurtje met een uitstekend jachtinstinct, dat dankzij onze kinderen met de wonderlijke naam Hello Kitty door het leven gaat, wel met dit soort ongenode gasten af. Maar Hello Kitty mag niet in het kippenhok, dus zolang de jonge haantjes nog onder ons zijn, heeft de mol een vrijstelling. Leven en laten leven geldt hier evenzeer als eten en gegeten worden.

Krakers in het raamkozijn

Ondertussen is een hoek van het raamkozijn in onze slaapkamer gekraakt door een bende vrijgevochten lieveheersbeestjes. Fuck het insektenhotel, lijken ze te denken, wij willen ook cv en dubbel glas. Mooi laten zitten, die hoek van het kozijn stond al langer dan een jaar leeg en dan mag je het in bezit nemen. Zodra het voorjaar wordt verhuizen ze vanzelf weer naar de tuin om dood en verderf te zaaien onder de lokale bladluis gemeenschap. De jonge scheuten van onze appelboompjes hebben wel eens last van bladluizen. Ook de vlier zit er vaak onder.

Mooi laten zitten, dan ben je er het snelst van af. Zonder luizen geen luizenopruimers en zonder luizenopruimers worden luizen een plaag. Plagendieren zijn informatie. Ze vallen aan wat ziek, zwak en misselijk is en laten zo zien waar het ecologisch evenwicht in de tuin verstoord is. Ik kan ze opruimen, maar dat neemt de oorzaak niet weg.

Die oorzaak, dat is vaak even zoeken. Staat de plant niet in de verdrukking? Te droog? Te nat? Te weinig zon? Te veel? Niet gesnoeid? Verkeerd gesnoeid? Armoedig bodemleven? Verkeerde bemesting? Te weinig rommel in de tuin? Gebrek aan schuilplaatsen voor opruimbeestjes? Te weinig vogels? Te veel Hello Kitty?

Van vrienden kregen we in december het Plaagdierenboek van de Vlaamse ecoclub Velt. Heerlijk boek en een absolute aanrader voor iedereen die meer wil weten over leven en laten leven in zijn of haar (moes)tuin.

Vaarwel 2018, hallo 2019!

Ieder mens heeft zo zijn eigen eigenaardigheden. Zonder zouden we maar saai zijn. Ik heb meerdere van die dingen. Eén er van is een liefde voor cijfers. Deze kronkel heeft er toe geleid dat ik redelijk nauwkeurig bijhoud wat er zoal uit de kas, moestuin en het kippenhok komt. Dat was dit jaar zo’n 330 kilo groente, fruit, eieren, kip, honing, etc. Zonder kunstmest, zonder pesticiden, zonder gentech.

In een grafiek is 2018 gereduceerd tot vier op elkaar gestapelde blokjes. Achter elk blokje gaan tientallen verhalen schuil. Haantjes slachten in januari, stammen splijten in februari, aardappels poten in maart, kleien in april, Yvets eerste bijenvolk in mei, de shiitakes van juni, de zongedroogde tomaten van die hete, droge zomermaanden, de enorme berg peren in het najaar en spek roken voor de winterkost.

Viva extremistan! schreef ik in mei. Dat hebben we geweten: een aardbeving van 3.4, een storm van 11 Bf, een plensbui van 45 mm, een neerslag tekort van 296 mm. De extremen hebben we wel gehad in 2018.

Wat 2019 gaat worden? Geen idee. In ieder geval door met bloggen. Elke week stuk. Een paar plannen hebben we al wel. Een extra bijenvolkje, een paar groentebedjes in de voortuin. Een extra regenton, wat extra aandacht voor insecten, minder plastic gebruiken, minder afval produceren. Meer fietsen, minder auto. Meer isoleren, minder gas stoken. Kleine avonturen in de achtertuin; grootse experimenten in de keuken? We gaan het zien in 2019.

Gelukkig nieuwjaar!

 

 

Midnight special

Er zijn talloze redenen waarom je met Kerst een ei zou willen bakken. Omdat er op het laatste moment een onaangekondigde vegetariër aan je Kerstdiner aanschuift of omdat je erg lang op stap bent geweest en daardoor vergeten bent wat voor dag het ook al weer was en alle winkels dicht zijn en er alleen nog een doos eieren in de koelkast ligt bijvoorbeeld. Voor al die momenten is er de Midnight Special: een gebakken ei waar de soul van Creedence Clearwater Revival in zit. Het recept is simpel: kluts vier tot zes eieren met een scheut volle melk, room of koffiemelk en een flinke shot whisky of cognac. Bak hiervan een mooie dikke omelet; het liefst in een koekenpan waar je een of meerdere dagen daarvoor nog iets lekkers hebt gebakken en die daarna niet met afwasmiddel monddood is gemaakt. Het omelet afmaken met een beetje grof gemalen peper en zout. Opdienen met een plak geroosterd brood. Vrolijk Kerstfeest!