Na de droogte was er regen. En vakantie. Een week in de bossen van Argonne, Noord-Frankrijk. Geen wifi, geen blog. Wel wilde zwijnen, een sterrenhemel zonder lichtvervuiling, lange wandelingen door het bos zonder een mens tegen te komen, uitstervende dorpjes en eindeloze potjes jeu des boules met de kinderen.
Bij thuiskomst is het des te opmerkelijk wat een flinke regenbui met de tuin kan doen na weken droogte. Het groen is weer groener; de konijnen niet langer chagrijnig. Ondertussen zijn de kuikens een soort puberkipjes geworden en is er tijdens onze afwezigheid een verdronken in de regenton. De boerenkool zet een groeispurt in. De laatste bramen vallen overrijp van de struiken. De takken van de perenbomen buigen door onder het gewicht van de vruchten. Een is zelfs onder het gewicht bezweken. Door de droogte zit er nogal wat klein en misvormd spul tussen, maar verder lijkt het een prima peren jaar te worden. De druiven in de kas zijn rijp.
De omslag naar wat koeler, vochtiger weer leek me een goed moment om de shiitakestammen tot een nieuwe vruchtzetting te verleiden. Na een etmaal in de regenton is er een nieuwe laag witte schimmel zichtbaar. Met een beetje mazzel volgen de vruchtknoppen nu snel.
Gazpacho
Ook de tomaten hebben het prima naar hun zin deze droge, warme zomer. De teller staat inmiddels op ruim vijftig kilo. Terug van vakantie een emmer vol geplukt, samen met aardig wat komkommers en een flink aantal jalapeñopepers. Met de Franse knoflook en uien die mee terug van vakantie kwamen werd dat een grote pan gazpacho. Vijf komkommers en een paar kilo tomaten tot moes draaien in de keukenmachine, een flinke hand jalapeño’s, vier grote tenen knoflook en vier uien er achter aan. Scheut olijf olie erbij. Snufje zout. Perfecte zomersoep.
Ze zijn er weer! De tomaten. En met de tomaten begint de lekkerste tijd van het jaar. Tomaten, aardappels, komkommers, boontjes, biersla, bosuitjes, courgettes, bramen en bessen, alles vers uit de tuin en allemaal zu haben.
Verlangen en vreemdgaan
Er zijn mensen die het hele jaar door verlangen naar de Kerstdagen. Ik niet. Ik wacht negen maanden met smart op de dag dat de eerste tomaten in de kas rijp zijn. Drie maanden lang is het dan feest. Tot eind oktober de zon niet meer boven het dak van de buren komt en de schaduw over de kas valt. In de tussentijd hebben we met zijn vieren tientallen kilo’s van de lekkerste volle grond tomaten weggewerkt. De meeste eten we vers, een deel geven we weg en een deel maken we in als pastasaus of in het zuur. Tomaten heb je nooit genoeg.
Totdat ze op zijn en het wachten weer begint. Over de winter en in het voorjaar eten we vrijwel geen verse tomaten. In de loop van juni koop ik af en toe een kilootje biologische tomaten op de markt. Die smaken prima, maar het voelt toch als vreemdgaan.
Dat is ook wel begrijpelijk. Tomatenplanten vragen veel aandacht. Voor je kan plukken ben je al snel vier maanden vrijwel dagelijks met de plantjes in de weer. Dat schept een band, die niet te vergelijken is met de vijf minuten die je nodig hebt om je tomaten in de supermarkt af te wegen en weg te bliepen met de zelfscanner.
Carpaccio van tomaat
De beste manier om te genieten van een top tomaat is door er een carpaccio van te maken. Snijd ultradunne plakje van een stevige doch goed rijpe vleestomaat en beleg daarmee een sierlijk bordje. Maak een lichte dressing van een beetje limoensap, een goede olijfolie en een snufje zout en sprenkel dit over de tomaat. Afmaken met grof gemalen zwarte peper en wat vers geraspte oude rauwmelkse kaas. Garneren met verse basilicum en eetbare bloemen (bijvoorbeeld borage, Oost-Indische kers of goudsbloem). Opdienen met veel theater en een niet te lichte witte wijn.
Wie suiker en kleurstof aan kleuters wil verkopen, zet een kinderidool op de verpakking en weet dat de gemiddelde ouder bezwijkt onder het gejengel in de supermarkt. Wie iets aan mannen wil slijten zet er een schaars geklede dame, een motorfiets of iets dat kan exploderen naast. Werkt als een dolle.
Snoeptomaatjes, snackkomkommers, ook bij de groentemarketeers is het kwartje gevallen, al blijft het nog wel een beetje braaf. Om de groentemarketing een boost te geven introduceert Koken met Kropotkin een nieuw fenomeen: biersla! Biersla is sla met biersmaak. Echt waar? Nee, natuurlijk niet. Net zoals een Frozen Danoontje met aarbeiensmaak ook niet echt naar aardbeien smaakt, laat staan gegeten wordt door een tekenfilmfiguurtje.
Biersla! heet van oorsprong groenlof. Groenlof is een tamelijk onbekende groente met een belabberd imago. Het is een andijvie-achtige plant, die een langwerpige krop vormt en nauw verwant is aan witlof en radicchio. Als groenlof al in een kookboek voorkomt, dan wordt het voornamelijk gestoofd. Niet doen! Groenlof moet je rauw eten. Het is een lekkere, frisse, stevige sla, met een bittertje aan het eind. Vandaar: biersla.
Mijn ouders hadden vroeger groenlof in de tuin staan en als kind was ik er al dol op. Bakken vol groenlofsalade heb ik gegeten. Traditioneel ging er een een appeltje of mandarijntje door en kwam er een dressing van azijn met een beetje suiker over. Dat appeltje is gebleven. De dressing maak ik tegenwoordig van olijfolie met azijn en soms een theelepel honing.
Groenlof telen
Groenlof kom je zelden tegen in de supermarkt of bij de groenteboer. Dat is jammer, maar misschien helpt het als er wat vaker naar gevraagd wordt. Gelukkig kan je groenlof heel makkelijk zelf verbouwen. Dat hoeft niet per se in het najaar, zoals veel moestuinhandboeken voorschrijven. Wij zaaien groenlof in de loop van mei. De eerste kroppen eten we als ze nog vrij klein zijn. Je snijdt de krop net boven de wortel af. Het mooie is, dat er dan vanzelf een nieuwe krop uit de wortelpen groeit. Op deze manier kan je twee, drie kroppen van één wortelpen oogsten. Groenlof kan een beetje vorst verdragen. Met een beetje mazzel houden de laatste kroppen het tot eind december vol. Na een zachte winter kan de wortelpen in het voorjaar weer uitlopen voor een laatste bescheiden krop. De wortelpennen werden overigens in de oorlog wel gedroogd en vermalen om te gebruiken als surrogaatkoffie oftewel cichorei.
Groenlof is niet veeleisend. Een beetje schaduw, niet te rijk bemeste grond, een plantenbak op het balkon; het kan allemaal prima.
Mijn vrouw is dol op zalm. Gerookte zalm, zalmfilets in broodkruim, neusje van de zalm, etc. Nu is wilde zalm een fantastische vis, maar helaas nogal overbevist. De viswijzer geeft een gemengd beeld over gekweekte zalm. Er is dus vast wel een zalm met een groen keurmerkje te vinden. Ik vind gekweekte zalm gewoon niet zo denderend qua smaak. Net als met sinaasappelsnoepjes of paprikachips: als je gelooft dat het naar sinaasappel of paprika smaakt kan je jezelf misschien voor de gek houden, maar ik geloof er gewoon niet in.
Gerookte zalm uit een pakje uit de supermarkt komt bovendien zo vaak in het nieuws met listeria en salmonella besmettingen, dat ik het niet meer koop. Nu is een leven zonder koud gerookte vis ook niet echt een leven. Gelukkig is er hoop en wel in de vorm van makreel. Atlantische makreel is met een redelijk gerust geweten te eten als je de viswijzer mag geloven en het is een heerlijke vis om koud te roken.
Koud of warm roken?
Makrelen zijn zowel koud als warm te roken. Het verschil tussen warm en koud roken is dat met warm roken de rook zo’n hoge temperatuur heeft dat de vis meteen gaart. Warm roken is geen conserveringstechniek, maar een bereidingswijze. Bij het koud roken komt de temperatuur van de rook niet boven de 15°C. Het roken werkt als een conserveringsmethode, samen met het pekelen van de vis. Koud gerookte vis is dus in principe best een tijd houdbaar.
Werkwijze
Koop of vang een aantal verse makrelen. Hoe verser hoe beter. Let op dat ze er vers uitzien, naar verse vis ruiken en mooie heldere ogen hebben. Maak de vis zorgvuldig schoon of vraag de visboer dit voor je te doen. De koppen laat je er aan zitten. Als je de visboer vraagt de vissen schoon te maken, controleer ze dan thuis goed. Spoel ze goed schoon en dep ze droog.
Pekelen
Pekelen kan op twee manieren: nat en droog. Bij nat pekelen los je het zout op in water en laat je de vissen in dit pekelbad staan. Bij droog pekelen wrijf je de vissen in met pekel. Ik gebruik hiervoor een mengsel van twee delen keukenzout op één deel bruine suiker met een paar jeneverbessen, peperkorrels en laurierblaadjes voor de extra smaak. Hoeveel pekel gebruik ik? Tja, zoveel als nodig. Ik schat twee eetlepels per vis. Bij droog pekelen van hele vissen houd ik minimaal acht uur aan, soms nog iets langer.
Drogen
Na het pekelen spoel je de vissen schoon en dep je ze droog. Vervolgens rijg ik ze met hun bekjes aan een versgesneden tak, meestal van een hazelaar. Scheelt weer een spit schoonmaken. Daarna gaan ze een tijdje in de kelder hangen te drogen. Minimaal acht uur. Kan ook prima langer. Door het pekelen is de vis geconserveerd. Als de vissen mooi gedroogd zijn, nemen ze de rooksmaak beter op.
Roken
Vervolgens worden de vissen gerookt. Ik heb een simpel rookkastje van triplex en een paar regeltjes getimmerd. De rook maak ik met behulp van een koudrook generator. Dat is een stukje gaas in een spiraalvorm, die er voor zorgt dat rookmot heel langzaam smeult. Voor het roken gebruik ik meestal beukenmot of eikenmot, dat zo fijn is als zaagsel. Deze mot ontstaat vanzelf bij het zagen van brandhout voor de kachel. Als ik zonder zit is de combinatie van een elektrische schaaf en een koffiemolen behulpzaam. Grovere mot smeult op de een of andere manier niet goed door. Het moet erg fijn zijn. Afhankelijk van het soort mot rookt de kast zes tot twaalf uur op een volle generator. Het aansteken doe ik met een gasbrander en volgens wat blazen, totdat je een goede gloeiende kool hebt.
Ik rook de makrelen meestal twee keer acht à tien uur, dus in totaal minimaal zestien uur. Het is heel verleidelijk om direct na het roken de makrelen te proeven, maar probeer de verleiding te weerstaan. Ik hang de makrelen meestal nog een dag of twee in de kelder. De vis droogt verder en de rooksmaak trekt nog beter in de vis. Na twee dagen eens proeven en dan heb je fantastische koudgerookte vis. In totaal ben je een dag of vier bezig. Neem die tijd. Het wordt er echt beter van.
Houdbaarheid
Ik rook meestal een voorraadje in een keer. Wat we niet binnen een week eten, gooi ik in de vriezer. In de koelkast is koudgerookte vis zeker een week of twee à drie houdbaar. Het ruikt echter wel sterk naar gerookte vis en daar moet je wel van houden. Buiten de koelkast heb ik eigenlijk geen flauw idee hoe lang de koudgerookte vissen houdbaar zijn. Ik vermoed best een tijdje. De pekel en de rook hebben beide een conserverende werking. In een koele, geventileerde, droge ruimte moet dat best een tijdje goed gaan.
Vrolijk kerstfeest allemaal! Geen feest zo doe-het-zelf-food als kerst. Voor de rest van het jaar heeft de gemiddelde Nederlander een beroerde track record als keukenprins of prinses, maar met kerst willen we ons nog wel eens uitsloven. Wat eten we met kerst? Vier gangen bij elkaar geraapte onzin uit de allerhande of toch maar weer het gourmetstel van zolder halen? Bij Koken met Kropotkin doen we niet aan gourmetten of de allerhande. Daarom uit de serie dingen die je ook had kunnen eten als je vandaag niet was gaan gourmetten: de Groninger mosterdsoep.
Mosterdsoep met/zonder huisgerookte spek
Mosterdsoep is een klassieker uit de Groninger keuken. Het is wat mij betreft de ultieme soep voor elke fancy dinnerparty, kerstdis of soup sunday. Hij kan als klassieker op basis van runderbouillon met spekjes of als vegetarische variant op basis van kruidenbouillon zonder spekjes.
Ingrediënten voor 8 personen
1 liter kruiden of runderbouillon, (voor het beste resultaat trek je hem zelf)
50 gram bloem
50 gram boter
1/2 tot een hele pot grove Groninger mosterd (met van die bruine pitt’n d’r in)
kopje verse room
flinke scheut witte wijn
1 à 2 lenteuitjes of hele dunne preitjes
stukje huisgerookte buikspek (of niet)
Bereiding
Breng de bouillon aan de kook. Maak in een steelpannetje een roux van de boter en de bloem. Zet een soeppan op een laag vuur, doe de roux hierin en voeg al roerend lepel voor lepel de bouillon toe tot je een gladde, gebonden soep hebt. Breng deze nog niet aan de kook. Voeg de mosterd en de room erbij en roer het weer tot een gladde soep. Voeg als laatste de witte wijn toe. . Snijd ondertussen het spek in blokjes en bak deze uit. Breng de soep vlak voor het serveren heel even licht aan de kook. Bij een gemengd vegetarisch/omnivoor publiek de spekjes bij het uitserveren toevoegen. De groentjes vlak voor het serveren rauw in de soep draperen.
Bij deze soep past een stevige witte wijn, zoals een gewurtztraminer uit de Elzas of een stevig lokaal biertje.
Wij hebben het over de moffen als we het over onze oosterburen hebben. De Engelsen hebben het over the Jerries en Amerikanen over the Krauts. De jerries hebben de naam gegeven aan het fenomeen jerrycan. De krauts brachten ons naast gifgas en Krupp kanonnen de zuurkool. Voor doe het zelf gifgas en kanonnen verwijs ik naar andere media. Hier gaan we het hebben over zuurkool.
Zuurkool is gefermenteerde kool. Van nature op de kool aanwezige melkzuurbacteriën zorgen voor een melkzuurgisting, een proces waarbij de suikers die in de kool aanwezig zijn worden omgezet in melkzuur. Dit is een levend, biologisch en dynamisch proces. Daarbij is het van belang dat er geen zuurstof bij de kool komt. Het resultaat is een heerlijke en lang houdbare wintergroente, die bovendien lichter verteerbaar is dan de oorspronkelijke witte kool. Zuurkool bevat veel vitamine C, B en K. Het werd door de ontdekkingsreiziger James Cook op zijn zeereizen meegenomen om schuurbuik tegen te gaan.
Zuurkool maken
Zelf zuurkool maken is relatief simpel. Het enige speciale wat we er voor hebben aangeschaft is een aardewerken zuurkoolpot. Dit is een pot met een bijpassend gewicht en een opstaande rand, die als waterslot fungeert. Ze zijn in Nederland bij verschillende webshops en bio of kookwinkels te krijgen, maar daar vind ik ze aardig aan de prijs. In het land van de Krauts staan ze bij bosjes in grote supermarken en kosten ze de helft van wat ze bij ons kosten. Ze komen in verschillende maten. Wij hebben een bescheiden 2 liter formaatje. Een constructie met een luchtdicht af te sluiten emmer, waterslot en een baksteen werkt ongetwijfeld ook prima. Verder kunnen een koolrasp of mandoline en een houten stamper om de kool goed aan te stampen handig zijn. Wij gebruiken een scherp keukenmes voor het snijden en een blok beukenhout voor het stampwerk.
Ingredienten
Voor een pot van 2 liter heb je twee kleine witte kolen nodig. Per kilo kool gaat er 10 à 20 gram zout bij. Je kan de melkzuurfermentatie een handje helpen met een klein scheutje karnemelk. Wil je wijn zuurkool voeg dan per kilo kool 10 ml witte wijn toe. Verder kan je verschillende specerijen gebruiken. Wij gebruiken jeneverbes, peperkorrels en laurier.
Bereiding
Maak de pot en het gereedschap goed schoon. Verwijder de buitenste bladeren van de kool en zorg dat je een mooie schone kool overhoudt. Gooi de buitenste bladeren niet weg, maar bewaar de mooiste en was die. Daarmee dekken we aan het eind de bovenste laag zuurkool af. De kool hoef je verder niet te wassen.
Verwijder de pit uit de kool en snijdt de kool met een koolrasp of keukenmes in dunne sliertjes. Meng in een grote schaal of pan het zout met de hand door de kool. Leg vervolgens een laagje kool in de pot en stamp die goed aan met een stamper. Voeg wat specerijen toe, nieuw laagje kool, weer stampen, etc. Gaat door tot de pot tot op een centimeter of 5 onder de rand gevuld is. Na een paar lagen stampen merk je dat je de kool onder een laagje koolsap kan drukken. Dat is waar we naar op zoek zijn.
Voeg aan het eind eventueel het scheutje karnemelk en de witte wijn toe. Vul eventueel aan met een heel klein beetje water. Het is de bedoeling dat alle kool onder het vocht staat als het gewicht er op ligt. Dek de laatste laag kool af met de hele koolbladeren die je aan het begin bewaard hebt. Plaats het gewicht op de kool en sluit de pot af met het deksel. Het waterslotdeksel werkt pas als je het geultje vult met water.
Zet de pot eerst een week op kamertemperatuur. Daarna kan het koeler. Bij ons gaat de zuurkool dan de kelder in. Controleer regelmatig of het waterslot niet droog staat. Na een week of acht is de zuurkool klaar voor consumptie. Neem zoveel je nodig hebt en bewaar de rest voor de volgende keer. Zorg wel dat alles weer goed onder het vocht staat en dat het waterslot weer gevuld is.