Lappenmand met honing

Yvet’s honing

Vanwege ronddwalende verkoudheden, kuchen, rochels en ander ongemak houden we het deze week kort. We zitten in de lappenmand. Kopjes tijmthee en theelepels honing, een half ui naast het bed, een extra portie zuurkool voor de vitamine c en dan snel weer onder de wol.

Honing helpt vanwege de anti-bacteriële eigenschappen van honing. Deze verdwijnen echter als je de honing te veel verhit, zoals een in gloeiendhete thee. De anti-bacteriële eigenschappen komen van enzymen en deze enzymen vallen uit elkaar als je ze verhit.

Daarom is honing rechtstreeks van de imker het best. Deze is niet gepasteuriseerd of aangelengd met suikerwater en bevat daarom precies de heilzame eigenschappen waar de snotterende mens naar op zoek is.

Nu ben ik gezegend met een imkerende echtgenote en een imkerende vader, en op die manier verzekerd van een stabiele toegang tot eerste klas honing. Heb je dat geluk niet, stap dan eens op de fiets en bel aan bij een huis waar zo’n bordje met de boodschap “honing te koop, rechtstreeks van de imker” aan de deur hangt.

 

 

 

 

 

Waterbelastingontduiking

Waterbelastingontduiking. Doet u mee?

Na de extreem droge zomer van 2018 kwam de niet zo extreem, maar toch wel behoorlijk droge zomer van 2019. Opnieuw een zomer met regelmatig akelig lege regentonnen. Vooral in de kas gaan er in de zomer flink wat gieters door. Zestig liter op een dag is zo weg, zelfs als we flink wat voorzorgsmaatregelen tegen verdamping nemen, zoals een dikke mulchlaag op de bodem.

Een lege regenton vul ik niet graag met leidingwater. Het wonder van ons goedkoop, schoon en veilig drinkwater wordt namelijke steeds wonderlijker. Nitraatuitspoeling, landbouwgif, medicijnresten, microplastics, rommel uit de mijnbouw; de lijst rotzooi die langzaam doorsijpelt naar onze drinkwaterbronnen wordt steeds langer. Twee voor twaalf is het, volgens de club van drinkwaterbedrijven, die september vorig jaar een alarmerend rapport over de kwaliteit van ons drinkwaterbronnen publiceerde.

Toch hoef ik het gebruik van drinkwater in de tuin om het geld niet te laten. Leidingwater is in Nederland belachelijk goedkoop. Per kuub betaal je ongeveer € 1,65 als je alle kosten zoals vastrecht, BTW en waterleidingbelasting meerekent en op jaarbasis ongeveer 100 kuub verbruikt. Een groot deel van deze kosten, ongeveer 30%, bestaat uit belasting. BTW van 9% en daarnaast een speciale leidingwaterbelasting van bijna 35 cent per kuub die iedere gebruiker over de eerste 300 m3 betaald.

Het idee achter deze belasting is dat we dan met zijn allen zuiniger met water omgaan. Waarom de grootverbuikers, waar een beetje zuinig omgaan met water logischerwijs wat meer aantikt, vrijgesteld zijn, blijft me een raadsel. Het zal wel iets te maken hebben met de verdorvenheid van de Belastingdienst in het algemeen en in het bijzonder met de voorliefde van onze regering om lasten zoveel mogelijk op de burgers af te wentelen in plaats van het bedrijfsleven naar rato bij te laten dragen.

Sterker nog, wil je als burger een steentje bijdragen aan een lager waterverbruik door een regenton te installeren, dan betaal je dubbel, want die regenton komt meestal niet gratis. Wil je serieus gebruik maken van regenwater, dan is één ton niet genoeg. Met wat rekenwerk kom ik uit op een benodigde opslagcapaciteit van ongeveer 1500 liter om met enige zekerheid met regenwater in het waterverbuik van de tuin te kunnen voorzien, mochten we weer een droge zomer krijgen.

De handige ritselaar komt met een paar euro een heel eind, terwijl een splinternieuwe regenwatertank van die omvang al snel richting de 500 euro gaat. Als we voorzichtig rekenen is 150 euro voor anderhalf kuub geen raar bedrag. Dat is een investering van het equivalent van drie jaar waterbelasting, die je extra betaalt, bovenop de belasting die je al betaalt hebt om het waterverbruik van de industrie te sponsoren.

Het wordt nog gekker als je de verontreinigingsheffing er bij betrekt. Elke kuub regenwater die niet in het riool verdwijnt hoeft ook niet gezuiverd te worden door het waterschap. Korting op de rioolheffing in verband met de 60.000 liter regenwater die we het afgelopen jaar niet het riool in hebben laten lopen, maar hebben omgezet in eerste klas tomaten en komkommers zit er waarschijnlijk niet in. Er zijn wel gemeenten of waterschappen die een symbolische subsidie geven op regentonnen, maar echt serieus wordt het nergens.

Voor serieuze belastingontduiking moet je een brievenbus firma oprichten, met lege BV’s op de Bahama’s en een trustkantoor op de Zuidas. En zo kan het gebeuren dat ik als groene burgert oneindig veel meer belasting betaal over drinkwater dan een willekeurig multinationaal oliebedrijf zoals Shell aan winstbelasting in Nederland betaalt. Die betalen namelijk precies 0 euro, zo onthulde Trouw eind 2018. Een groene belastingmoraal is in Nederland nog ver te zoeken.

Schrale troost bij dit alles is de wetenschap dat een beetje regenbui mij een slorigde 15 cent aan waterbelastingontduiking oplevert. Ik vang die regenbui het liefst op in de groene kliko, die met gemak 200 liter bergen kan en gratis door de gemeente werd geleverd (afgezien van een x bedrag vastrecht in het DIFTAR-systeem dat onze gemeente hanteert). Composteren kan ik zelf wel, dus voor het aanbieden van GFT-afval heb ik die bak niet nodig. En reken ik 60.000 liter om naar die kostprijs van  € 1,65 dan komt er jaarlijks voor een slordige honderd euro aan water op ons dak vallen.  Toch weer een meevaller, op deze druilerige januari-ochtend.

Schoon en veilig drinkwater. Een groot deel van onze planeet doet er een moord voor. Letterlijk. De oorlogen van de 21e eeuw zullen om drinkwater gaan wordt wel eens beweert. In Nederland hebben we geen wateroorlog. Hier hebben we al eeuwenlang het waterschap. Een afzonderlijke bestuurslaag om al onze collectieve belangen rond water netjes te regelen. Verkiezingen voor het waterschapsbestuur maken het democratisch feestje compleet. De geborgde zetels (die krijgen ze gratis, zonder dat er voor gestemd hoeft te worden) voor de agrarische sector en het bedrijfsleven zorgen er voor dat de rekening netjes bij de burger in plaats van bij boeren en bedrijven terecht komen, zoals de Trouw in een boeiend artikel over de verdeling van de waterschapslasten onlangs liet zien.

Ik ben er inmiddels wel klaar mee. Dankzij een paar nieuwe regentonnen zet ik dit jaar in op maximale waterbelastingontduiking. Doet u mee?

 

 

 

 

Spitten

Regenwormen aan het werk in een jampot experiment

Ik spit niet. Al een paar jaar niet. Vroeger  wel. Ieder najaar moest de tuin om. Minimaal één steek diep. Een prima manier om eelt op de handen te kweken, hier op de Groninger klei.  Ik spitte zoals mijn vader ook spitte. Eerst een geul van één steek. De steek uit de tweede rij in de geul keren, zodat er een nieuwe geul ontstaat en zo door naar de laatste rij, waar tenslotte de grond uit de eerste geul in komt. Voor het spitten ging de compost over de grond, zodat die mooi ondergespit werd.

Ik verbaasde me er elk jaar opnieuw over, dat ik van deze compost amper iets terug vond in de bodem. Humus in de grond. Dat wilde ik hebben. Dus geen kunstmest, maar kruiwagens vol compost. Tergend langzaam zag ik de bodem iets verbeteren: van donkerblauwe klei naar iets wat op zwarte grond ging lijken.

De moestuin werd groter. Een verwilderd hoekje met wat door bramen overwoekerde sneeuwbes moest er aan geloven. Ik verwonderde me er over hoe prachtig zwart en los de grond in dat hoekje was, nadat ik de struiken had opgeruimd en er de schop in zette. Een jaar later verwonderde ik me opnieuw. Hoe belabberd die grond in korte tijd geworden was.

Ik ging me wat meer verdiepen in bodemvruchtbaarheid en ontdekte de wereld van de niet-spitters. Spitten is slecht, duivels zelfs, voor de bodem. Het vernielt de bodemstructuur, is funest voor het bodemleven en jaagt de humus de grond uit. Dat was de boodschap. Ik geloofde er geen klap van. Niet spitten op zand? Prima. Daar kom je er wel mee weg, maar ik kom van de klei en klei moet gespit.

Niet dus. Die verdwenen, prachtige zwarte grond van het hoekje struiken bleef knagen.  Waar ik nooit kwam verscheen spontaan de meest prachtige grond en zodra ik ging zwoegen verdween die. Bij wijze van experiment besloot ik een jaar niet te spitten. Dat ging moeizaam. Ik bleef twijfelen. Na een jaar was ik om.

In plaats van zelf te spitten, laat ik de regenwormen het nu voor mij doen. Het enige dat die er voor terugvragen is een constante stroom organisch materiaal in de vorm van compost, organische mest of mulch. De regenwormen zorgen voor een gatenkaas: macroporiën die er voor zorgen dat zuurstof, regenwater en plantenwortels makkelijk de bodem in kunnen.

Amoëbes, protozoën, schimmeldraden en ander microscopisch klein bodemleven zorgt voor een constant recyclen van organisch materiaal tot humus en het vrijmaken van de voor plantengroei belangrijke mineralen in dat organisch materiaal. In deze ondergrondse orgie klonteren niet-organische bodemdeeltjes zoals zandkorrels en kleideeltjes samen met humus tot een soort korrige structuur. Een door schimmeldraden geproduceerd bioplaksel onder de naam glomaline speelt een belangrijke rol in het aan elkaar plakken van die bodemdeeltjes. Deze korrelstructuur noemen we bodemaggregaten. In een levende bodem worden deze bodemaggregaten constant gevormd. Nu is dit bioplaksel zelf ook weer onderdeel van de ondergrondse voedselketen, dus na verloop van tijd heeft een of andere bacterie de lijm opgesnoept en valt de korrel weer uit elkaar.

Elke keer als ik ging spitten vernielde ik deze ondergrondse wereld. Dat zette een enorme rem op het vormen van nieuwe korrels. Met het spitten joeg ik ook een enorme stoot zuurstof in één klap de bodem in. Een uitnodiging aan al het aanwezige (bacteriële) bodemleven om de aanwezige humus in één grote vreetpartij zo snel mogelijk weg te werken. Het resultaat: een compacte, dicht geslagen bodem met amper humus, waar het water op blijft staan, in plaats van dat het wordt opgenomen, die uitdroogt in de zomer, in plaats van het water vast te houden als een spons.

Slake-test in de vensterbank. Na 24 uur nog steeds stabiele aggregaten.

De afgelopen weken was ik met onze oudste druk in de weer met wat experimentjes rond het thema bodem. Wat doen regenwormen in een pot met zand? Wat doet een laagje mulch met een gesimuleerde regenbui? Hoe goed blijven kluiten aarde door het bioplaksel aan elkaar plakken in een zogenaamde slake test? Fascinerend, die bodemwereld. Of je nu 8, 44 of in de 80 bent.

 

 

 

 

 

 

Rauwe melk

We zijn er al weer doorheen…

Als het even kan halen we elke week drie liter rauwe melk. Deze halen we in Winsum, bij Kleikracht. Het is even rijden of fietsen, dus het schiet er wel eens bij in. Toen de kinderen nog voor en achter op de fiets pasten was het mijn vaste uitje op papadag. Een heerlijke tocht: via Huizinge naar Fraamklap, over het jaagpad langs het Winsumerdiep, door Onderdendam en dan naar Winsum. Een uurtje fietsen, even bij de koeien kijken, praatje maken met de boerin. Drie liter melk, stukje kaas en weer terug. Onderweg even zitten; een paar slokken melk drinken, de kaas proeven en genieten van het uitzicht op Westerwijtwerd.

Over rauwe melk wordt veel beweerd. Superfood, dat bol staat van goede bacteriën en gezonde anti-stoffen volgens de een. Een gezondheidsrisico, dat een bron is voor voedselvergiftiging door e.coli en listeria infecties volgens de overheid.

Bij mijn oma op de boerderij werd de rauwe melk altijd gekookt in een grijze emaille melkkoker. Dat is een schenkkan met een geperforeerde tuitdeksel die de kokende melk terug laat vloeien in de kan. De melk bij oma was altijd warm en daar kwam dan bij het afkoelen een vel op. Heerlijk vonden we dat.

Het obsessief koken van rauwe melk komt uit de tijd dat het een bron van TBC-besmetting kon zijn. De officiele bijsluiter van de NVWA bij de verkoop van rauwe melk is nog steeds: koken. Gekookte melk kan je moeilijk meer rauw noemen. Gekookte melk is gesteriliseerd. Daar zit dus weinig leven meer in. Ik vind het advies om rauwe melk te koken als je rauwe melk wilt drinken dan ook een raar advies.

Gelukkig heb ik meer vertrouwen in de boerin, dan in de adviesen  van de overheid. Rauwe melk is een vertrouwensproduct en dat zijn producten waar de overheid moeite mee heeft. De overheid denkt in industriële ketens, in kruisbesmetting, in toezicht, perverse prikkels en risicomodellen en niet in een één op één relatie tussen producent en consument.

In het industriële model produceert de overheid het vertrouwen in de veiligheid van het voedsel, betaalt de consument de rekening en gaat de supermarkt er met de winstmarge vandoor.

Wij proberen als het even kan de industriële voedselketen te ontwijken. Niet met alles, wel met veel. Dat betekent ook dat we voor de veiligheid van het ons voedsel niet op een overheidsstempel vertrouwen, maar op onze eigen  oordeelsvermogen en op de gedrevenheid van de mensen waar we zaken mee doen. Dit is een wezenlijk onderdeel van wat ook wel voedselvrijheid wordt genoemd: de vrijheid om te eten wat je wilt en dat voedsel te betrekken van wie je dat wilt. Zonder blokkades van overheid, EU of industrie.

Veilig rauwe melk drinken begint dus met een boer die je vertrouwt en vertrouwen werkt het beste als je elkaar een beetje leert kennen. Brandschone flessen is ook een must, net als gekoeld vervoeren en bewaren. Met drie liter komen we een dag of vier vooruit. Veel langer bewaren we hem eigen nooit.

Of rauwe melk gezonder is? Ik weet het niet. Dat ligt eraan waar je het haalt. Waar wij hem halen, smaakt hij heerlijk en ieder seizoen weer anders. Heel af en toe ontroom ik de melk en maak ik daar boter of zure room van.

Voor mij geen ekosojamelk uit de industriële keten.  Je zal er niet dood aan gaan, maar ik kan de boer die het boontje verbouwde niet recht in de ogen kijken en daarom vertrouw ik die rommel niet.

 

 

 

 

 

Snijmoes

Op snijmoes de winter door

Gisteravond aten we aardappelpuree met spekjes, een salade van snijmoes met appel, rozijn, sesam, anijs en venkelzaad en een dressing van olijfolie, citroensap en honing. Daarbij dronken we een glas rode Boskoop Glorie uit de kas en als toetje een bakje stoofperen. De peren, aardappels, snijmoes, honing en wijn komen uit de tuin. De spek hebben we in november gerookt. Die maaltijd vat het jaar in en om de moestuin aardig samen. Als ik het jaar afmeet aan wat er op mijn bord ligt, was een uitstekend jaar.

No farmers, no food! hoor ik de laatste tijd veel in mijn omgeving. Gelul, denk ik dan. Iedereen die een paar vierkante meter over heeft kan zijn eigen voedsel maken. There is no excuse, om met La Thunberg te spreken. De revolutie begint op mijn bord.

Het werd een strijdbaar jaar, dat somber begon met een containerramp op de Noordzee, die pijnlijk zichbaar maakte hoeveel nutteloze zooi er dagelijks de wereld rondgepompt wordt. In mei werden we wakker met wederom een flinke aardbeving. Deze zijn het gevolg van de aardgaswinning in Groningen, waar Shell, ExonnMobile en de Staat der Nederlanden miljarden aan verdienden, terwijl ze vertikken de rotzooi op te ruimen. Kut aartbefingen. Zo vatte mijn zoon de situatie treffend samen op zijn protestbord tijden de klimaatmars in maart. En toen was er ineens de stikstof discussie en gingen de boeren massaal op de trekker naar Den Haag. Niet om Shell lesje te leren, maar om, tegen beter weten in, een failliet landbouwsysteem nog een tijdje aan de beademing te krijgen. De grond waait liever weg, dan dat het lijdzaam blijft liggen om nog een lading drijfmest te verwerken.

Ik begon dit blog ooit met het idee dat iets anders doen overtuigender is dan zeggen dat het anders moet. Hoe ver reiken daden? Hoe ver reiken woorden? Het was een verwarrend jaar, dat 2019. Het einde van een tijdperk, zonder dat echt duidelijk is van het tijdperk van wat. In 1989 was het simpel. Ik was veertien jaar, had mijn zakken vol rotjes, strijkers en ander explosief materiaal. De muur was gevallen. We gingen knallend een nieuwe toekomst tegemoet.

Gister heb ik de snijmoes opgeruimd. De plantjes leken me nog niet helemaal uitgeleefd. Ik heb ze onder een laag stro in potten nieuwe grond op een plekje in de zon gezet. Misschien lopen ze weer uit.

Op naar 2020.

 

 

 

 

 

 

, .

 

Flamberen

Kinderen houden van beeldschermen. Dat had ik als kind ook. We hebben het dan over de jaren 80 van de vorige eeuw. Naast briljante dingen als “De film van ome Willem”, “De familie Knots” en “Theo en Thea” bestond ons beeldschermmenu ook uit de dubieuze redneckpulp van “The Dukes of Hazzard” en de hitserie “The A-team”.

Ik weet niet precies welke sporen deze beeldschermconsumptie uit mijn vroege jeugd in mijn geest hebben achter gelaten. Ergens meen ik toch een rode draad van achterdocht tegen macht in het algemeen, een afkeer van boze ooms in het bijzonder en een voorkeur voor explosies in dit televisiedieet te herkennen.

Voor een deel zal het de tijdsgeest geweest zijn, die in de jaren 80 vrijer was dan nu. Voor een deel belichamen die series ook de erkenning van het feit dat “kind zijn” nu eenmaal een universele anti-autoritaire daad op zich is. Wij hadden Pipi Langkous; mijn kinderen hebben Greta Thunberg. Zweedse meisjes met vlechten die de volwassen wereld op de kop zetten. De geschiedenis herhaalt zich, in een pijnlijke omkering van het adagium van Marx. In dit geval eerst als farce en daarna als tragedie.

Ik mag graag koken met onze kinderen. Ik heb het dan over echt koken en niet ze het knopje van de magnetron in laten drukken. Om te koken heb je een koksmes nodig. Het liefst een die goed scherp is. Dat mes heet bij ons “het gevaarlijke mes” en wordt met het nodige respect inmiddels zelfstandig, doch onder stevig oudelijke toezicht, door de kinderen gehanteerd. Zo’n koksmes in kinderhanden geeft helpen met koken net dat vleugje “The A-team” dat ik nodig heb om ze los te weken van hun i-padjes. Om het feest compleet te maken eindigde ik gister onze kinderkooksessie met een explosie. Een explosie in de keuken, dat heet flamberen. Papa maakt graag een beetje theater in de keuken.

Flamberen: techniek en voorzorgsmaatregelen

Flamberen is niet heel ingewikkeld, maar ook weer geen kinderspel. De combinatie van een licht ontvlambare vloeistof en open vuur vraagt de nodige voorzorg. Laat daarom nooit kleine kinderen zelf flameren en flambeer als volwassene ook nooit je zelf, maar altijd het gerecht. Draag geen licht ontvlambare kleren of kapsels (haarlak!). Zorg dat een deksel klaar ligt om een eventuele vlam in de pan te doven. Schakel de afzuigkap uit om brand te voorkomen. Zorg dat er voldoende vrije ruimte boven de pan is. Ga niet met je neus boven de pan hangen en houd toeschouwers, zeker kinderen, op veilige afstand. Gebruik een gril of koekepan met een lange steel en giet beheerst een vooraf afgemeten half borrelglas sterke drank met een alcohol percentage tussen de 30 en 40% over het te flamberen gerecht in een goed verhitte pan. Dranken met een lager alcohol percentage ontbranden niet en dranken met een alcoholpercentage boven de 40% zijn te link om mee te flamberen. Houdt bij een gasfornuis de pan een tikje schuin boven de pit en de verdampende alcohol zal spontaal vlam vatten. Bij andere fornuistypen kan een lange lucifer of keukenaansteker behulpzaam zijn.

Flamberen gaat fantastisch met wild, gevogelte, een mooi stuk rund of lam, maar is ook bij uitstek een geschikte techniek om gegrilde aubergines of paddestoelen naar een heel ander niveau te tillen. Je hoeft niet met top cognac te flamberen. Een restje beerenburg kan ook al heel verrassende resultaten geven.

 

 

 

 

 

 

Cijfers

Analoge werkgeheugenextensie voor de moestuinstatistiek op de keukendeur

Afgelopen weekend viel de jaarafrekening van het energiebedrijf op de deurmat. In totaal hebben we 1393 m3 aardgas verstookt en netto 454 kWh stroom van het net getrokken. De jaarafrekening is een cijferfeest en ook dit jaar heeft onze gas- en stroomboer weer zijn best gedaan om een mooi pakket cijfers aan te leveren. Omdat ik dol op cijfers ben was mijn weekend meteen goed.

Ik hou zoveel van cijfers, dat ik ze verzamel. Ik heb inmiddels een paar prachtige collecties. Het vlaggenschip van de collectie is de moestuinstatistiek, waarin ik de productie van onze moestuin bijhoud. De financiele administratie mag er ook wezen, maar dat is niet zo’n prestatie. Er zijn zoveel apps, tools en programma’s om je financiën bij te houden, dat je wel een extreme numerofoob moet zijn om hier geen overzicht over te hebben. Ik gebruik GNUcash, een open source boekhoudprogramma, om onze financiële administratie in bij te houden.

De energiestatistiek is ook een pareltje. Sinds de komst van de zonnepanelen op ons dak begin 2015 houd ik ons energieverbruik maandelijk in de gaten. Elektriciteitsverbruik en teruglevering op hoog en laag tarief, gasverbruik, zonuren en graaddagen geven samen een mooi inzicht in onze energiehuishouding. Een graaddag is een rekeneenheid om de temperatuurvariaties in een seizoen eenvoudig mee te kunnen nemen in de berekeningen over ons energieverbruik. Door het gasverbruik te delen door het aantal graaddagen krijg je een cijfer, dat rekening houdt met de natuurlijke schommelingen, die je van jaar tot jaar hebt. Zo is ons verbruik van ruim 0,6 kuub per graaddag in 2015 teruggegaan naar 0,45 kuub het afgelopen jaar. Op internet zijn handige websites te vinden om het aantal graaddagen per KNMI-meetstation uit te rekenen.

Dingen die van cijfers houden, laten zich door cijfers sturen. Dat is goed om te onthouden, want niet alles laat zich door cijfers sturen. Dingen als liefde, geluk en de zin van het leven zijn bekende numerofobe (=cijferangstige) fenomenen. Ook de ontwikkeling van kind tot volwassene is iets dat zich naar mijn idee beter in ervaringen dan in cijfers laat vatten. Daarmee is het echt idioot hoe cijfermatig ons onderwijssysteem is ingericht.

Cijfers zijn in opmars en kruipen steeds dichter onder onze huid. Mijn telefoon telt mijn stappen en het aantal uren dat ik op het beeldscherm zit en mijn telefoon is niet te beroerd om die cijfermatige kennis over mijn gedrag als een bemoeizuchtige zeur tegen mij te gebruiken. Hou je kop, denk ik dan, en wee je gebeente als je die cijfers doorklept aan de firma Appel.

Een hoop mensen zijn huiverig geworden voor het fenomeen cijfer op zich. Deze mensen laten zich liever leiden door het gevoel. Bij ons gasverbruik is mijn echtgenote er typisch een van de gevoelsaanpak. Zodra ze het koud heeft, heeft ze de, overigens volstrekt natuurlijke, neiging de thermostaat een klein tikje hoger te zetten. Ik, cijfermens dat ik ben, zie dan getallen akelig dicht in de buurt van de 19ºC op het beeldscherm van de thermostaat komen en vrees op zo’n moment het ergste voor mijn cijferparadijs op de eindafrekening. Gasverbruik heeft een knop, die een rechtstreeks verband heeft met het verbruik en gasverbruik laat zich goed in cijfers uitdrukken. Het is daarmee een cijferminnend fenomeen, dat zich door die cijfers laat sturen.

Sinds begin 2015 is ons gasverbruik stevig afgenomen. De belangrijkste stap was meten. Door ons verbruik nauwkeurig bij te houden, zijn we bewuster met energie omgegaan. Voor mij is een stookgrens van 17°C hoog genoeg. Overdag mag het nog best wat lager. Een wollen trui en een paar extra sokken zijn de meest efficiente manier om je huis te isoleren. Dat vergeten mensen nog wel eens. Een aantal jaar geleden stookten we met gemak 2500 kuub gas per jaar. De eerste 500 kuub gas hebben we bespaard door simpel de thermostaat een paar graden lager te zetten en de verwarming alleen open te zetten in ruimten die we ook echt gebruiken. De overige 600 kuub besparing zit in een beperkt aantal isolatiemaatregelen en kleine dingen zoals radiatorfolie. We moeten op termijn naar 0 en dat wordt voor een vrijstaande woning van rond 1930, waar de noordenwind vrijwel ongehinderd vanaf het wad tegenaan kan blazen, best een uitdaging.

Wordt vervolgt…

 

 

 

 

 

 

 

 

The proof of the pudding…

Een oude schets van ons huishoudelijk ecosysteem

Na mijn oproep van vorige week ontving ik een mooie mail met een aantal intrigerende vragen. Om te beginnen de vraag om ook eens te schrijven wat niet lukt en waarom. Ligt dat aan je gedrag, aan de uitvoering of is het een mooi maar te theoretisch idee? Verderop in de mail nog een intrigerende vraag: … maar hoe raakt duurzaam leven populair, hoe kunnen we andere mensen overtuigen, als we dat al willen?

Om met de eerste vraag te beginnen: mislukt er nooit iets? Gelukkig mislukt er voortdurend van alles. Sterker nog: fouten zijn zo ongeveer de beste dingen die me kunnen overkomen. Een fout is informatie. Veel fouten maken, de oorzaak proberen te achterhalen en daar vervolgens van leren is een cruciaal onderdeel van elk ontwikkelingsproces. Als er nooit iets fout gaat, probeer ik het niet hard genoeg. Trial and error, fail fast, fail often. Nog zo’n mooie: Eat your own cooking. Als ik iets verpruts, dan zijn de consequenties voor mij.

Veel van wat ik hier schrijf is een reflectie op huis-tuin-en-keuken projecten. Soms besteed ik expliciet aandacht aan wat er fout gaat, soms laat ik een serie mislukte prototypen en experimenten achterwege en beperk ik me tot een beschrijving van wat wel (ongeveer) werkt. De zonnevoedseldroger uit de aflevering over zongedroogde tomaten is daar een voorbeeld van.

Deze huis, tuin en keuken projecten passen in een groter plaatje, dat misschien nog het best te omschrijven is als een huishoudelijk ecosysteem. Ik zou het ook gewoon economie kunnen noemen, maar dan in de oude Griekse betekenis van het woord: oikos (οἶκος), huis en nomos (νόμος), regel, oftewel de huishoudkunde.

Hoe richt we het ecosysteem, waarin we dagelijks als gezin functioneren, op zo’n manier in, dat we een zinvol leven leiden en tegelijkertijd de postzegel die we bewonen beter achter laten, dan we hem hebben aangetroffen?  Dat is een grote en complexe vraag die verder gaat dan alleen groen, duurzaam of de omvang van onze ecologisch voetafdruk.

Wat stoppen we in ons huishouden en wat komt er uit? In dat grotere plaatje kunnen we nog best veel doen. We hebben een oud huis, waarin we tien jaar geleden nog 2500 kubieke meter gas verstookten. Dit jaar komen we naar schatting voor het eerst onder de 1400 kuub. Dat is aan de ene kant winst, maar aan de andere kant nog een lange weg te gaan. We produceren minder afval dan een gemiddeld gezin, maar ik vind 267,5 kilo nog steeds een hele grote berg.

In de reguliere economie is een huishouden tegenwoordig vooral een eenheid van consumptie en schuld. Dat is naar mijn idee een nogal uitgehold ecosysteem met huizen als lege hulzen voor op de pof gekochte spullen en diensten.

Ons huishouden heeft nu minder schulden dan tien jaar geleden. Doordat ik mijn baan heb opgezegd consumeren we jaarlijks voor circa 25.000 euro minder aan goederen en diensten. Tegelijkertijd zijn we als huishouden een stuk productiever geworden. We produceren op een duurzame manier brood, aardappelen, groente, fruit, eieren, honing, hoestdrank, was,  wijn, whisky, sigaren, zout, zeep, zalf, zaden, planten, diverse bouwmatrialen, compost, mest, etc.

Het belangrijkste echter wat we als huishouden zelf zijn gaan produceren is de zin van het leven. Die zin draait voor ons steeds minder om wat we consumeren en meer om wat we maken. Een maker kijkt anders naar de wereld dan een consument. Het ingewikkelde van de zin van het leven is, dat ik moeilijk voor mijn buurman of vrouw kan bepalen wat de zin van zijn of haar leven is.

Niet iedereen heeft de tijd, ruimte en ambitie om de zin van zijn bestaan op te hangen aan de smaak van zijn zelf verbouwde tomaten. Ik kan er over praten, schrijven, zaden uitdelen en plantjes verkopen. Het overtuigen begint pas als iemand het zaadje plant, de plant laat groeien en zijn eigen tomaten proeft.

The proof of the pudding is in the eating…

Met dank aan René Ruiter.

Honderd

Vandaag aflevering honderd van een reis die twee jaar geleden begon. Honderd morgens koffie met veel melk, een deadline om elf uur, een wit vlak en geen idee waar te beginnen. Een zin, nog een zin, wat schrappen en schuiven en dan zijn we los. Op naar een nieuwe aflevering.

Ik schrijf graag. Het is een ambacht; zinnen kerven, een ritme vinden, een betoog opbouwen, wat verbale donder en bliksem de ruimte in slingeren, dan weer gas terug nemen, uitleggen hoe het zit of dat ik het ook niet weet.

Waar gaat dit blog over? Over koken. Voor de maag, voor de bodem, voor de ziel. Er zijn stemmen die beweren dat het evolutionair proces dat leidde tot het ontstaan van de mensensoort pas echt op stoom kwam na de uitvinding van de kookkunst. Ik kook, dus ik besta.

Er is veel te zeggen over de staat waarin ons voedselsysteem verkeert, de keuzes, die we als individuen daarin maken en morele betekenis die we aan onze maaltijd geven. Elke dag aardappels, groente en vlees zou je een rechts-conservatief dieet kunnen noemen. Elke dag een soja-burger met quinoa en een avocadosalade zou je een links-progressief dieet kunnen noemen. Maar wat nou als die aardappels en groente uit je eigen moestuin komen en die kip van een kneiter biologisch boer een kilometer verderop, terwijl de soja uit die burger van een doodgespoten GMO-akker in de VS afkomstig is, de quinoa zo hip is dat de voedselprijzen in de oorspronkelijke quinoa-landen Peru en Bolivia door het dak laat gaan en die avocado met een vliegtuig van de andere kant van de wereld is ingevlogen? Persoonlijk eet ik liever onkruid dan een ingevlogen avocado.

De wereld wordt bijzonder complex als je voedsel vanuit een morele bril gaat bekijken. Ik heb niet zoveel met simplistische mantra’s als Go green, go vegan. Ik ben meer een onderzoeker. Hoe werkt dat, een kleinschalig, lokaal voedselsysteem?

Om daar achter te komen ben ik zes jaar geleden begonnen er zelf een te bouwen. Dat heeft tot nu toe meer dan een ton zelf geproduceerd, niet gemanipuleerd, onbesproten en kunstmest vrij voedsel opgeleverd.

Het produceren van voedsel is een avontuur, bewaren een volgende. Het conserveren van de overvloed van de zomer is een vergeten kunst: fermenteren, roken, pekelen en drogen.

Hoe maak je de cirkel rond? Waar komt de vruchtbaarheid van de bodem vandaan? Hoe ga je om regenwater, hoe benut je zonlicht, hoe verleng je de seizoenen en de levensduur van je favoriete koekepan? Hoe bouw je een nieuw kippenhok van leem en conservenblikjes en hoe haal je het zout uit de zee?

Hoe is een praktische vraag. In mijn wekelijkse stukjes leg ik vast wat ik heb geleerd. Het is ook een verslag van mijn verbazing, enthousiasme en nieuwsgierigheid. Van niets iets maken, maakt de geest vrij en onafhankelijk en geeft zin aan het bestaan.

Op maandag ruikt het huis naar vers gebakken brood, in juni naar vers geslingerde honing en in november naar gerookte spek. Op dinsdagochtend is het stil. Dan tik ik een stukje. Over de avonturen van de afgelopen week.

Waar moet ik het volgende week over hebben? Ik weet het niet. Als u het weet, mag u het zeggen…

Reageren mag! Graag zelfs. Dat kan met een reactie onder aan deze pagina, via de facebookpagina of met een mailtje aan info(at)kokenmetkropotkin.nl