Kippen slachten

Haantjes uit de tuin
Haantjes uit de tuin

Geen vlees zonder een dood dier. Zo simpel was het ooit. Tegenwoordig ligt dat een stuk ingewikkelder. Industrievlees is vaak niet alleen vlees, maar ook allerlei anders. Zo bestaat de bekende UNOX-rookworst voor de 93% uit varkensvlees. De rest is … tja, iets anders.

In de groene en bewuste wereld is vlees slecht, evil zelfs, en omdat je bent wat je eet zijn vleeseters ook een beetje evil. Alle vleeseters zijn persoonlijk verantwoordelijk voor de honger in de wereld, de ontbossing  van Zuid-Amerika, alle soorten kanker en het mondiale broeikaseffect. Dat is een beetje gechargeerd, maar er zit wel een kern van waarheid in.

In ons gezin zijn we alle vier liefhebbers van vlees en dat maakt ons dus vier bijzonder verdorven mensen. Om onze ziel nog een beetje te redden, kopen we alleen biologisch vlees rechtstreeks bij de boer. Dan ben je al een stuk dichter bij de bron, maar er blijft een afstand. Een geplukte en schoongemaakte kip in een plastic zak is voedsel. Dat geldt ook voor een halve kilo gehakt onder een cellofaantje. Het vlees is “ontdiert”. Het is geen beest meer, maar een product.

Kippen plukken
Kippen plukken

Kippen slachten

Om er achter te komen hoe dit psychologisch effect precies werkt, heb ik vorig jaar twee haantjes geslacht. Geen leuk werk, wel een indringende ervaring. De scheidslijn tussen leven en dood is bijzonder dun. Een dooie haan is nog steeds een haan. Pas als hij geplukt is en de kop en poten er af zijn, begint de haan op voedsel te lijken.

Afgelopen juni waren we gezegend met een netje van 14 kuikens: 5 hennetjes, 9 haantjes. De hennetjes en een enkele haan raakten we wel kwijt. Afgelopen zaterdag moesten de over gebleven hanen er aan geloven.

Stap 1: doe je huiswerk

Hoe ben ik te werk gegaan? Om te beginnen heb ik me op internet verdiept in het slachtproces. Youtube staat vol met instructiefilmpjes. Je kan natuurlijk ook iemand met ervaring vragen om het voor te doen of mee te kijken. Je moet in ieder geval weten waar je aan begint. Het laatste wat je wilt is een dier onnodig laten lijden door stress en geklungel.

Stap 2: slachten

Er zijn verschillende manieren om een kip te slachten. Ik ben uiteindelijk terecht gekomen bij de combinatie van een slachttrechter en het doorsnijden van de halsslagader. Bij deze methode stop je de kip op zijn kop door een trechtervormig ding. In mijn geval was dat een opgerolde placemat, die ik aan een houten stellage had bevestigd. De trechter fixeert het dier, zodat het rustig blijft. Door de kop een kwart slag te draaien komt de halsslagader bloot te liggen. Als je deze doorsnijdt, bloedt de kip dood. Of het pijnloos is, weet ik niet. Het gaat wel heel snel. Binnen een seconde verliest het dier het bewustzijn en is even later hersendood. Het hart pompt ondertussen het bloed eruit. Nadat de dood is ingetreden, kan het dier nog heftig gaan schokken. Dit is het bekende ‘rennen als een kip zonder kop’.

Als je de methode van de slachttrechter gebruikt, zorg er dan voor dat je een vlijmscherp mes hebt en dat de trechter goed pas. De kip moet makkelijk in de trechter passen en zijn kop moet gemakkelijk door de opening aan het uiteinde kunnen.

Stap 3 plukken

Het plukken van de kip gaat het makkelijkst als je het dier eerst ongeveer 40 seconden onderdompelt in een pan heet water. Het water moet ongeveer 60ºC zijn.

Stap 4 schoonmaken

Nadat de kip geplukt is, kan de kop eraf. Voordat ik dat doe, snijd ik de hals open en verwijder ik de krop. De kop hak ik er met een bijl af op een hakblok. Ik hak dan gelijk ook de poten eraf. Daarna snijdt je kip open tussen staart en anus. Pas op dat je geen darmen raakt. Daarna kan je de anus los snijden en alle ingewanden er uit halen. Persoonlijk vind ik dit het minste aangename werk. Een deel van de ingewanden komt vanzelf mee; een deel vraagt soms wat meer overtuiging. Pas ook op dat de galblaas niet knapt. Als alle ingewanden er uit zijn de kip van binnen en buiten goed schoon spoelen en een dag in de koelkast laten besterven. Daarna kan je de kip desgewenst in stukken verdelen. Bedenk wel dat oude kippen en hanen behoorlijk taai kunnen zijn. Soep is dan de beste bestemming.

Stap 5 de kringloop compleet

Bloed, veren en ander slachtafval kan op de composthoop. Dat maakt de kringloop compleet. Het is een uitstekende bron van stikstof. Om ongedierte en problemen met rovende katten te vermijden gaat het spul in het afsluitbare VAM-vat en dek ik het af met een hoop mest, stro of ander materiaal. Als het composteringsproces goed op gang is, is er na een paar maanden al weinig meer van terug te vinden.

Ten slotte

Om misverstanden te voorkomen: dit is geen pleidooi om je keukenmes uit de lade te halen en te gaan experimenteren met het slachten van je huisdieren. Het wordt al snel een akelig bloedbad. Er zijn talloze redenen om niet je eigen kippen te slachten: het is akelig werk, het is bruut werk, het is onsmakelijk werk en het is veel werk als je het allemaal met de hand moet doen. Als je klaar bent kleeft er letterlijk bloed aan je handen.

Waarom zou je het wel doen? Misschien is bezieling het beste antwoord. Een dier dat je zelf hebt groot gebracht, dat een zomer en herfst lang over je erf heeft gescharreld en dat je vervolgens slacht en opeet, wordt nooit alleen vlees. Er blijft iets van dat diertje over in dat sateetje of die soep. Het is voedsel dat onder de huid zit, waarvoor je een psychologische grens bent overgestoken. Het is voedsel dat mijlen ver verwijderd is van de industriekip, die je voor een habbekrats in je winkelwagen flikkert en weg kaant.  De smaak is onvergelijkbaar, laat staan dat je de levensomstandigheden van een industriekip kan vergelijken met die op ons erf. Een haantje wordt bij ons een maand of vijf; in de bioindustrie gaan hanenkuikens door de shredder.

Elke euro is een politieke keuze

 grafiek uitgaven voeding 2012 vs 2017
uitgaven voeding 2012 vs 2017

Elke keer als je iets koopt maak je een keuze. Volgens economen is dat per definitie een rationele, economische keuze. Je besteedt je geld aan datgene dat voor jou op dat moment het meeste nut oplevert. Dat is natuurlijk complete onzin. Negen van de tien boodschappenwagens ligt bij de kassa vol met te zoute en te vette prefab-rommel die bovendien uit zijn voegen barst van de synthetische kleurstoffen en conserveringsmiddelen, gedrenkt zijn in een flinke portie dierenleed en gewikkeld in drie lagen overbodig verpakkingsmateriaal. Wil je beter, duurzamer en eerlijker voedsel? Dan moet je beter, duurzamer en eerlijker voedsel kopen. Of het zelf verbouwen natuurlijk. In essentie is elke aankoop een bewuste of onbewuste keuze voor het economisch, politiek en ecologisch model dat aan de productie van hetgeen je koopt ten grondslag ligt.

In 2011 ben ik begonnen met het systematisch plannen en bijhouden van onze huishoudfinanciën. Elke banktransactie voer ik in in een boekhoudprogramma en boek ik onder een post. Omdat we vrijwel al onze boodschappen per pin betalen bevat het boekhoudprogramma een schat aan informatie over de consumentenkeuzes die we de afgelopen jaren gemaakt hebben. De grafiek aan het begin van deze post heb ik op basis van onze boekhouding gemaakt en laat zien hoeveel we in 2012 en 2017 uitgaven aan voeding. Voor 2017 heb ik bovendien een schatting opgenomen van de economische waarde van wat we aan eigen voeding produceren: de opbrengt van de groentetuin en kas, het brood dat we bakken (minus de kosten), de eieren van de kippen, etc.

2012: hoogste kwaliteit, laagste prijs.

In 2012 waren we met zijn drieën; Daniel was net geboren. We zijn nu met zijn vieren, Daniel is inmiddels zes en Lotte is vier. In 2012 gaven we zo’n € 5.500,- uit aan voeding. Driekwart werd besteed in de supermarkt; de rest bij de bakker, de slager, de groenteboer, de kaasbus, de toko en op de markt. De hoogste kwaliteit voor de laagste prijs; dat was zo’n beetje onze aankoop filosofie. Laat de Aldi dit nu net als leuze hebben. Kwaliteit won het over het algemeen van prijs. Amper tot geen prefab rommel. Groente en fruit kochten we grotendeels bij de groenteboer, vlees bij een uitstekende keurslager, brood bij de warme bakker, kaas bij de kaasbus. De rest bij de supermarkt. Politieke en ecologische factoren speelden een bescheiden rol. Heel af en toe wat biologische groente of zuivel, koffie alleen fair trade, alleen scharreleieren, geen industriekip. Tamelijk veel vlees. Groente en fruit ongeveer in het seizoen en niet van te ver weg. Dat was het wel zo’n beetje. Ik was al een beetje bezig met een moestuintje, maar de productie daarvan was niet noemenswaardig.

2017: bewuste consument en microproducent

Sinds 2012 is er een hoop veranderd. De herkomst van onze voedsel is steeds zwaarder gaan meewegen in de boodschappenkar en we zijn stapje voor stapje meer zelf gaan produceren . Ik beschouw mezelf als een hyperbewuste consument. Ik lees alle etiketten, kijk naar de herkomst, verdiep me in alle keurmerken, ken de lijst van seizoensgroenten vrijwel uit mijn hoofd, let op E-nummers, etc. Mijn vrouw is iets minder bewust en dat maakt ons samen gewoon bewust. Per categorie maken we afwegingen. Vrijwel alle het vlees dat we eten komt van lokale biologische producenten. Dat geldt ook voor driekwart van de kaas en zuivel. Brood bakken we voor driekwart zelf van meel van de molen van graan van grotendeels lokale oorsprong. Driekwart van de groente komt uit de tuin. In de late winter en het vroege voorjaar kopen we de meeste groente, omdat de tuin dan vrijwel leeg is. Wat we kopen is dan lokaal en in het seizoen. Heel af en toe een tomaat, paprika of aubergine uit de gasgestookte Hollandse kas. Behalve een trosje bananen per twee weken eten we bijna geen tropisch fruit.

Alles bij elkaar gaven we in 2017 ruim € 6.100,- uit aan voeding. Het aandeel van de supermarkt is flink teruggelopen. De supermarkt is meer een kruidenier geworden. Er gaat nu zo’n € 1.500,- rechtstreeks naar de boer. Onze eigen productie schat ik op een netto waarder van ruim € 1.000,-.

Wat nou moestuintjes?

De omschakeling: een kwestie van mentaliteit

Nog steeds komt ruim de helft van onze voeding uit de reguliere levensmiddelenindustrie en supermarktketen. Voor de andere helft maken we bewust een andere keuze of maken we het zelf. Dat is in vijf jaar tijd een grote omschakeling. Per saldo zijn de kosten in euro’s van deze andere keuzes amper hoger. Met een extra mond te voeden zijn we maar een paar tientjes per maand meer gaan uitgeven. Tegelijk gaat er meer geld naar de lokale economie en minder naar de multinationals.  We zijn een enorme hoeveelheid kennis en ervaring in het verbouwen, conserveren en verwerken van voedsel rijker. Onze tuin is vruchtbaarder en bevat meer biodiversiteit dan vijf jaar geleden. We hebben prachtige ervaringen opgedaan en fantastische mensen leren kennen. We eten gezonder. De kinderen groeien op met een intens besef van de oorsprong van hun voedsel en respect voor wat er op hun bord ligt. Allemaal zaken die onbetaalbaar zijn en belangrijker dan een optelsom van euro’s, kilo’s en centen. Een andere mentaliteit is de belangrijkste omschakeling. Een maker denkt anders dan een consument. Afgelopen zomer was er in de supermarkten bijna geen ei te krijgen door het zoveelste voedselschandaal. Vertrouwen op menselijke relaties, de natuur en je eigen afweersysteem geeft een groter gevoel van voedselveiligheid en voedselzekerheid dan “steriele” productieketens en de NVWA.

Verse knoflook. Uit een potje?

PS: het rekenmodel

Ik mag graag rekenen. Die € 1.000,- eigen productie, dat blijft een slag in de lucht natuurlijk. Hoe druk je 60 kilo van de lekkerste, ultra biologische tomaten uit in geld? Ik ben als volgt te werk gegaan. Ik heb gerekend met een gemiddelde kiloprijs voor de eigen groente van  netto drie euro per kilo op basis van wat ik zo her en der zie aan prijzen voor biologische groente. Een kilo bio-aardappelen doet rond de 1,70 bij Albert Heijn, een halve pond bio cherrytomaatjes kan oplopen tot tweevijftig a drie euro. Per kilo zit je dan rond de tien euro. Drie euro per kilo leek mij redelijk. Vrije uitloop bio-eieren doen 30 cent per stuk. Dat is makkelijk. Ik heb alleen de eieren niet geteld. Een brood van de warme bakker doet al gouw een euro of drie en per brood gaan er dan nog de kosten van de grondstoffen af. Energie komt voor driekwart gratis van de zonnepanelen. De grootste verborgen kostenpost is natuurlijk tijd. Brood bakken, de moestuin verzorgen, kippen voeren, augurken inmaken, het kost allemaal tijd. Veel tijd. Productieve tijd. Als ik die tijd zelfs maar voor minimum loon mee zou rekenen, dan zou de balans zwaar omslaan. Maar die tijd rekenen we niet. Waarom zouden we?

Plannen, plannen, plannen, …

Gelukkig nieuwjaar!

Typisch de tijd voor wat bespiegelingen op wat geweest is en wat gaat komen. Mijn relatie met het fenomeen tijd is intensiever geworden sinds ik min of meer serieus begonnen ben met het zelf produceren van voedsel. De moestuin geeft een intense beleving van de seizoenen. Veel voedsel wint aan smaak door te langzaam te rijpen. In de winter vertraagt alles. Een ideale tijd om inspiratie op te doen, plannen uit te broeden en voornemens te maken.

Ik maak ieder jaar een beknopt teelplan voor de groentetuin met een zaaiplanning. Deze volg ik in grote lijnen. In de praktijk lopen dingen vaak anders dan op papier. Het ene gewas vraagt ook een betere timing dan het andere. Tot april is het allemaal redelijk te overzien en dan breekt in mei de pleuris los. Vanaf juli neemt de drukte qua zaaien en planten wat af, maar dan begint het inmaakseizoen. Dat loopt door tot en met oktober. Als eind oktober de laatste tomatenplanten in de kas opgeruimd zijn, begint de lange leegte van de herfst en winter. Knoflook de grond in, beetje snoeien, de beesten verzorgen, een paar stukken spek roken, wijntjes bottelen, haardhout kloven en zaadlijst opsturen en wachten op het voorjaar.

In het teelplan en de planning neem ik ook altijd een  paar grotere projecten mee die niet ieder jaar terugkomen, zoals het planten van nieuwe fruitbomen,  grotere en kleinere bouwwerkjes, grotere snoei- of kapprojecten. Wat zijn de grote plannen voor dit jaar?

Projecten voor 2018:

  1. Wekelijks bloggen! In ieder geval elke dinsdag een nieuwe post.
  2. Een nieuw schuurtje annex kippenhok bouwen, low/no budget, cradle to cradle.
  3. Een paar druivenstokken en een tweedehands trampoline in de voortuin planten.
  4. Een extra regenton installeren.
  5. Een hügelkultur-experimentje opzetten.
  6. Een zonnedroger bouwen.
  7. Flink experimenteren met doe-het-zelf yoghurt en kaas.

 

 

 

Vijf jaren plan

Deze blogpost is een vervolg op de post Principes, wat moet je er mee?

De bouw van onze kas in 2012
De bouw van onze kas in 2012

In 2012 ben ik met mijn kas begonnen. Twee zomers heb ik er aan gebouwd. In 2014 konden we serieus beginnen met het verbouwen van onze eigen groente. De jaren daarvoor was ik ook al wat aan het aanklooien met wat groente in een hoekje van de tuin. Het eerste voorjaar in ons nieuwe huis buiten de stad plantten we drie fruitbomen. Twee streekeigen appels, de Groninger Kroon en Reinette van Ekenstein en een stoofpeer, de bekende Gieser Wildeman.

Er was geen vast omlijnd plan. Meer een vaag idee. Amper kennis. Een paar principes. Biologisch goed, kunstmest en gif fout. Maar hoe doe je dat, ecologisch tuinieren? Met compost. Dus alle groen op een hoop achter in de tuin en wachten tot het goed komt. Ondertussen voorzichtig een strookje gazon inpikken, ontdoen van de graszoden en omspitten.

Ik was vooral gefocust op tomaten. Er zijn weinig vruchten waar de smaak zo extreem veel beter van is uit de volle grond, dan van de tomaat. Twee jaar heb ik geprobeerd ze in de buitenlucht te telen. Beide jaren een grote phytophthora bende. Het was me duidelijk. Ik had een kas nodig. De fundamenten lagen er al. Een niet afgemaakt project van de vorige eigenaar van het huis. Drie bij zeven meter. Mooi formaat. Niet helemaal de beste plek met het oog op de zon, maar daar moest het gebeuren.

We zijn nu vijf jaar verder en voor mijn gevoel lichtjaren verwijderd van die eerste stappen in de tuin.  De jaarlijkse oogst is gegroeid van een magere 100 kg aardappelen, groente en fruit naar meer dan een kwart ton dit jaar. Ik ben me gaan verdiepen in planten, teeltwijzen, snoeitechnieken, composteren, mulchen en noem maar op. Ik leer mezelf graag nieuwe dingen aan. Ik ben wat je noemt een autodidact. Ik lees alles wat los en vast zit en kijk veel op internet. Ik doe kennis op, pas dingen toe, experimenteer, pas dingen aan, reflecteer op zaken. Trial and error, dat is mijn methode. Dingen aannemen van autoriteiten is niet zo mijn ding.

Opbrengst tuin 2014 – 2017

Permacultuur

Pas vrij recent ben ik mij iets gaan verdiepen in het begrip permacultuur. Als concept benadert dit “hippie en hipster” begrip vrij dicht ons project. Voor wie het niet kent, permacultuur is een holistische benadering van duurzame landbouw gericht op het creëren van zichzelf onderhoudende ecosystemen. Het is in de jaren 70 in Australie ontwikkeld door Bill Molison en David Holmgren.

Permacultuur  kan opgevat worden als een designethiek en methodiek. Er zijn twaalf ontwerpprincipes:

  1. Observeer en neem deel aan de natuur
  2. Vang en bewaar energie
  3. Zorg voor een opbrengst
  4. Pas zelfregulering toe en accepteer feedback
  5. Gebruik en waardeer hernieuwbare hulpbronnen
  6. Produceer geen afval
  7. Ontwerp van patroon naar detail
  8. Integreer in plaats van te segregeren
  9. Gebruik kleine en langzame oplossingen
  10. Gebruik en waardeer diversiteit
  11. Gebruik randen en waardeer het marginale
  12. Ga creatief om met verandering

Er worden ook anderen principes genoemd of andere formuleringen gebruikt, maar daar gaat het mij hier niet om. Voor wie zich in de theoretische uitgangspunten van permacultuur wil verdiepen: internet staat er vol mee.  Help uzelf. Waar het mij hier wel om gaat is de schoonheid van de uitgangspunten, de eenvoud van de heuristiek.

Een anti-fragiel voedselsysteem?

Op het eerste gezicht lijkt permacultuur op een soort abc van de groene mens. Hernieuwbare bronnen, geen afval. Open deuren. Integreren in plaats van segregeren? U bedoelt? Waardeer het marginale? Kijk, op deze plekken wordt het interessant. Zeker wanneer je de uitgangspunten van permacultuur toetst aan de inzichten van mijn grote vriend Nassim Taleb, de statistisch filosoof die de wereld indeelt in drie categorieën: iets is fragiel (gaat stuk door er op te meppen), robuust (meppen heeft geen invloed) of iets is antifragiel (hoe harder het meppen, hoe sterker het wordt).

Het moderne agro-chemische voedselsysteem is bij uitstek een fragiel systeem. Een kleine fipronil-affaire of een vogelgriepje is voldoende om het systeem accuut in de problemen te brengen. In de tussentijd zorgt de impact van dit voedselsysteem op het klimaat, de ecologie en samenleving voor de grootste tikkende tijdbom uit de geschiedenis van de mensheid.

Een voedselsysteem gebaseerd op permacultuur is robuust tot anti-fragiel. Diversiteit in soorten gewassen, planten- en dierrassen leidt tot veel robuustere systemen in termen  van resistentie tegen plagen, weeromstandigheden, etc. Een waarheid als een koe. Spreid risico’s zegt men op de beurs. Zet niet alles op één paard. En dat is precies wat een monocultuur wel doet en waar permaculuur precies het tegenovergestelde doet.

Maar waar zit nu het anti-fragiele van de permacultuur? Met andere woorden, hoe wordt het voedselsysteem steeds beter of sterker naarmate de plagen en wanorde toenemen?  De crux zit in het begrijpen van de fundamentele onderliggende dimensie onder de plagen en wanorde en die dimensie is tijd. Tijd is de grote verstoorder; de grote wanorde. En de dimensie tijd is precies de dimensie waarin permacultuur meester is. Een permanent voedsel-ecosysteem gebaseerd op vaste, overblijvende planten in combinatie met dieren, bouwt biomassa en daarmee vruchtbare bodem op. Een voedselsysteem gebaseerd op permacultuur geeft dus een opbrengst in combinatie met een toenemende bodemvruchtbaarheid. En daarin zit de anti-fragiliteit van de permacultuur. Hoe langer het duurt, hoe beter het wordt. Op naar de 1000 kg opbrengst aan het eind van ons volgende vijf jaren plan.

Principes, wat moet je er mee?

 

VUCA

Principes, wat moet je er mee? Een goede vraag. De wereld om ons heen is zeer snel aan het veranderen en staat bol van onzekerheid, complexiteit en dubbelzinnigheid. Niets is wat het lijkt; zo lijkt het vaak. In het Amerikaans leger is een acroniem voor een dergelijke wereld verzonnen: VUCA.

Dat staat voor Volatility (sterk aan veranderingen onderhevig), Uncertainty (grote mate van onzekerheid en onvoorspelbaarheid), Complexity (complexiteit, veel onderling afhankelijke factoren) en Ambiguity (ambiguiteit, onduidelijkheid over wat oorzaak is en wat gevolg is). En dat is precies de wereld waar we vandaag in leven, niet in de laatste plaats als het gaat om ons voedsel.

Voor de hyperbewuste consument die graag het goede wil doen en niet alleen voor zijn eigen kortstondig genot gaat is elke koopervaring een VUCA-nachtmerrie. Het verhaal van Mc Markt en Mc Overheid is simpel. Koop iets met keurmerkje A t/m Z als je issue a t/m z belangrijk vindt om af te wegen in je consumentenkeuze. De werkelijkheid is veel complexer en veel meer ambigue. De documentaire Tony over de zoektocht van Tony’s Chocolonely naar 100% slaafvrije chocolade is daar een prachtig voorbeeld van.

Spijswetten

Het combineren van het moreel goede en zinnelijk aangename in de keuken is de hel tegenwoordig. Gelukkig is dat al honderden jaren het geval. Daarom hebben alle wereldreligies dwingende voedingsvoorschriften of spijswetten uitgevonden. Joden eten kosjer, Islamieten eten Halal, en Hindu’s eten geen heilige koeien. Spijswetten geven tamelijk eenvoudige voorschriften over wat wel en niet te eten (geen varken, geen koe, geen alcohol, geen kruipend spul) en over hoe te slachten en te verwerken.  Eenvoudige regels en afhankelijk van hoe orthodox je in de leer bent min of meer eenvoudig toe te passen in je leven. Alleen Christenen  en communisten eten alles. Als er al een christelijke voedselwet is, dan is dat matigheid. Geniet, maar drink met mate. Dat werk.

En de modere consument? Die kan kiezen. Onze voedselwetten zijn verpakt in diëten en -ismen.  Wees groen en eet geen vlees of dierlijke producten en let wel, enkel producten uit de directe omgeving. Vegetariër, veganist , locavoor. Paleo, superfood, no carb. Het zit blijkbaar in onze aard om ons voedingspatroon te onderwerpen een systeem van regeltjes teneinde een hoger sociaal of moreel ideaal na te streven.  Waarin verschilt de kosjere Jood van de paleo-vegan (pegan) hipster? Ze hanteren beide een systeem van min of meer strikte voedselwetten dat hen houvast geeft in deze dolgedraaide wereld.

Heuristiek

Deze voedselwetten kunnen dienen als heuristiek: vuistregels of intuïtieve oplossingsstrategieën voor een vraagstuk. Een gezondheidsdieet is een heuristiek om het probleem “wat is gezond eten?” op te lossen. Een veganistisch dieet is een heuristiek om het probleem “wat is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn en duurzaamheid moreel verantwoord eten?”. Het mooie van deze vuistregels is dat ze grip geven op een ondoorzichtige wereld en de wereld van onze voedselproductie is een ondoorzichtige wereld. Ze zijn echter niet perfect, laat staan zalig makend. Als strategie zijn heuristieken bijzonder geschikt voor een VUCA-wereld. Mijn grote vriend Nassim Taleb heeft hier een aantal aardige boeken over geschreven. Lees Antifragile, things that gain from disorder, als je hier meer over wilt weten.

Nadelen

Welke voedselwetten zou de groene mens moeten hanteren? Ik zou het niet durven zeggen. Ik weet wel welke vuistregels ik zelf hanteer als het gaat om  koken, inkopen en de moestuin. Dat zijn grosso modo de volgende.

  • We koken vanuit de basis. Geen pakjes, geen zakjes, geen prefab troep. Oftewel: we koken.
  • We eten waar mogelijk lokaal en volgens de seizoenen: uit de moestuin of van lokale producenten. Lokaal kan best betrekkelijk zijn. Europa is, op enkele tropische producten zoals koffie en chocolade na, zo ongeveer de buitengrens.
  • Eten is plezier. We vieren het leven en delen uit wat we over hebben.
  • Elke euro is een politiek statement, oftewel we kopen geen dingen die we te fout vinden, zoals plofkip, bioindustrie varken, GMO-troep, aardbeien in december of ingevlogen sperzieboontjes.
  • We houden een voorraad aan. Dat betekent groot inkopen. Grote verpakkingen zijn goedkoper, geven minder verpakking per hoeveelheid product. Een voorraad voedsel in huis betekent minder ritjes naar de supermarkt, minder uitstoot, minder verleiding.
  • We lezen etiketten en verdiepen ons in codes, nummers en keurmerkjes.
  • Al het groen blijft hier. Etensresten en groene uit de moestuin gaan naar de kippen en konijnen, onkruid en snoeiafval composteren we. Iets grotere takken versnipperen we tot mulch, alles boven de 4 cm diameter gaat of op de houtstapel of vindt een ander nut.
  • In de moestuin hanteren we een wat losse variant van permacultuur. Geen synthetische mest of gif, alleen organische meststoffen, no/low till, natuur en mens intensief, kapitaal extensief.
  • We hebben er lol in.
  • De tijd werkt in ons voordeel.

 

Ik kook dus ik besta…

Ik kook dus is besta. Coques ergo sum. Ik ben een mens, omdat ik heb leren koken. Het is de oertijd. Ik ben een soort kale baviaan van middelbare leeftijd. Mijn hersencapaciteit is amper groter dan dat van mijn geaapte mededieren. Zeg maar net genoeg om rechtop te lopen en mijn handen te gebruiken. Wat is het eerste dat ik dan ga doen? Juist. Ik pak een stok, knuppel iets neer, pak een paar stenen, kets die tegen elkaar aan, strootje en takje  er bij, vonkje, fikkie! Neergeknuppeld dier hopake, erop. Tijdje bakken en vreten maar.

Ik eet een lekker stukje mamoetschenkel, voorverteerd door het vuur, zodat het mij, de protomens, minder moeite kost dat spul te verteren. Hierdoor houd ik in dat evoluerende lichaam van mij energie over. Die energie gebruik ik om na te denken. Om mijn hersens te laten groeien. Ik ga niet alleen vlees bakken, ik ga ook zaadjes roosteren of een soepje trekken van lekkere blaadjes in de uitgeholde schedel van mijn schoonzus. Hoe slimmer ik word, hoe minder energie ik nodig heb voor een lang en energieslurpend darmenstelsel. Hoe slimmer ik word, hoe minder energie ik nodig heb voor grote spieren of om hard te kunnen rennen.

Ik leer niet alleen koken, ik leer ook praten, communiceren, een bontjas maken, een hutje bouwen, potjes bakken, messen boetseren van vuursteen, zaadjes in de grond stoppen, zodat ik weet waar ik volgend jaar die dingetjes die zo lekker waren terug kan vinden. Ik leer een wolf temmen en noem hem net zo lang hond dat hij het zelf gaat geloven. Zo tem ik ook een wilde kat en een boskip en een varken en een koe en een paard en een geit en een schaap en zo voort.

Maar ik leer nog veel meer. Ik leer schrijven en de toekomst voorspellen aan de hand van de stand van de sterren en maan, ik leer stenen bakken en steden bouwen, ik leer de baas spelen en oorlog voeren in georganiseerd verband. Ik leer wetenschap en religie, kunst en theater, schepen bouwen om de oceaan over te steken.

Het allermooist is nog dat ik het buskruit uitvind en een dik vet geweer, zodat ik iedereen kan dwingen om voor mij die zaadjes in de grond te stoppen en ook weer te oogsten en uit die dunne vliesjes te pielen en er meel van te malen, kortom het klotenwerk. Ik vind de verbrandingsmotor uit en de trekker met vierschaarwentelploeg. Ik verzin gif en kunstmest en kettingzagen en plofkippen en bioindustrie en verse knoflook uit een potje en aardappel anders en zoute rommel in een aluminium zakje waar je alleen nog maar kokend water bij hoeft te doen en dan kan je het eten.

En dan ga ik zitten en vreten en zet de tv aan en dan zie ik een baviaan. Ik schat van middelbare leeftijd. Helemaal alleen op een verwoeste vlakte, waar nog maar een boompje over is. Dan had je maar moeten leren koken, denk ik dan. Dan had je er nu niet zo verloren bij gezeten.

Meer weten? Google eens op Richard Wrangham