Kringloop consumenten

Beleid is te vaak een diarree van bedilzucht en wantrouwen uitgestort over mensen van goede wil. Vijftien jaar professioneel roeren in beleidsvraagstukken en evaluatieonderzoek heeft mij in de eerste plaats dit inzicht bijgebracht. Overheidsbeleid wordt pas interessant als je de dode letters op papier vergeet en analyseert wat er daadwerkelijk gebeurt.

Nederland heeft een nieuwe visie op landbouw, las ik zaterdag in de krant. De agrarische sector moet in kringlopen gaan werken en de supermarkt, voedingsindustrie en consument moet meedoen.  Dat vindt Carola Schouten, onze landbouwminister en zo geschiedde.

Tegen beter weten in heb ik het stuk met een schuin oog bekeken.  Landbouw, natuur en voedsel, waardevol verbonden, heet het, met de ondertitel Nederland als koploper in kringlooplandbouw. Het jargon en de ideeën zijn prachtig. Als je een heel optimistisch bent of een volstrekt naief karakter hebt zou je haast denken dat er in Den Haag een andere wind is gaan waaien. Een citaatje:

Boeren, tuinders en vissers zijn onmisbaar en voeden de mensen. Zoals dit nu – wereldwijd – gebeurt, is echter niet vol te houden.

Dat klinkt bijna als iets wat ik zelf op had kunnen schrijven. Er is te veel verspilling; reststromen worden niet goed benut, er wordt te veel kunstmest gebruikt, natuur en landbouw staan teveel tegenover elkaar; de afstand tussen boer en consument is te groot;  de consument moet zijn voedel meer gaan waarderen en daar een eerlijke prijs voor willen betalen. Kortom: het huidige systeem van voedselproductie is onhoudbaar

Dat is de analyse van de minister. Tja, mooi dat ze daar in Den Haag vijfenveertig jaar na het rapport van de Club van Rome achter zijn gekomen. Als we het tempo van de politiek aanhouden gaan we de race duidelijk niet winnen.

Hoe sympathiek het ook is  een ander geluid uit Den Haag te horen, beleid gaat de wereld niet veranderen. Integendeel; je ziet de diarree al weer op je afkomen als je verder bladert en de visie van de minister concreet dreigt te worden. Lees en huiver bij het volgende citaat:

Daarom zal de overheid passende wet- en regelgeving ontwikkelen zodat er meer ruimte ontstaat voor productie van kleinschalig geproduceerde streekproducten. Uitgangspunt is rekening te houden met specifieke omstandigheden van productie zonder afbreuk te doen aan voedselveiligheid.

In de psychologie van de beleidsmens ontstaat kleinschalige productie pas als je daar passende wet- en regelgeving voor ontwikkeld. Maar niet zomaar wetgeving, wel een die rekening houdt met de specifieke omstandigheden én de voedselveiligheid.

Tja… zo dreigde een optimistische begonnen zaterdagochtend weg te zinken in een cynische tirade van ondergetekende tegen het systeem in het algemeen en de landbouwminister in het bijzonder. Een tirade verandert de wereld evenmin als beleid. De wereld verandert pas als je dingen anders gaat doen.  Daarom tien concrete tips om uw eigen voedselsysteem circulair te maken:

  1. Ga koken. Echt eten komt niet voorverpakt uit de supermarkt.
  2. Start een moes-, kruiden-, bloemen-, school-, buurt- of andere tuin.
  3. Bouw een composthoop.
  4. Neem kippen.
  5. Neem een regenton.
  6. Eet met de seizoenen mee.
  7. Koop eens wat vaker iets rechtstreeks bij de boer.
  8. Neem een voorraadkelder.
  9. Plant een fruitboom.
  10. Laat een paar konijnen je gazon maaien.

 

 

Hittegolf

Zonnig en droog

We leven nog steeds in extremistan met een record droogte, waar deze week ook nog eens een hittegolf overheen komt. Het groene dak van het nieuwe schuurtje dat we in maart voor enthousiasme aanlegden is verdord. De sedum en sempervivum die we hier aanplantten hebben zo te zien nog weinig last van de droogte.

sempervivum in bloei op het voorheen groene dak

Al met al is de tuin nog aardig groen. De klei waar we hier op wonen houdt vocht beter vast dan zandgrond. In de moestuin krijgen de diverse bedden regelmatig water. Helaas is het allemaal leiding water. In onze regentonnen kunnen ongeveer 1000 liter opslaan. In een normale zomer kunnen we daar ongeveer twee weken mee vooruit. Met dit weer gaat het dubbel zo snel.

Een keer in de week een flinke plens, dat is beter dan elke dag een beetje. Van steeds een drupje krijg je luie, oppervlakkige wortelsystemen. Verder helpt de mulchlaag die overal is aangebracht de grond vochtig te houden en de verdamping te beperken. Pas bij tomaten trouwens wel op met teveel water in een keer: ze kunnen zich zo vol zuigen dat de vruchten barsten.

Door de droogte is het gras gestopt met groeien. De konijnen kijken voor mijn gevoel elke morgen weer een stukje chagrijniger als ik ze op een nieuw net wat minder dor plekje zet. Dan nog maar een paar te vroeg afgevallen appeltjes. Voor de dorst.

De appel- en perenbomen hangen redelijk vol fruit. Voor mijn gevoel zijn de vruchten wat kleiner dan andere jaren op dit moment in het seizoen, maar misschien vergis ik me. De bladeren zijn omgekruld en her en der wat dor. Ook steken de boompjes amper nog energie in het aanmaken  van nieuwe scheuten, maar verder lijken ze zich aardig staande te houden. De Frankentaler druivelaar die dit jaar voor het eerst vrucht draagt vermaakt zich opperbest.

De Frankentaler

Als ik iets leer van deze droogte is het nog meer aandacht te hebben voor water: hoe vang ik het op en hoe houd ik het vast. Verder maakt de zon nieuwsgierig. Wat kan ik met deze hitte? Zout maken? Tomaten drogen in een zonnevoedseldroger?

Wordt vervolgd…

Gevloerd

Sinds Vrijdag ben ik gevloerd door een rood ei op mijn linker been. Iets met allergie, insekten en een ontsteking. Erg balen, maar het gaat wel weer over. Het maakt me in ieder geval weer duidelijk hoe ontzettend handig het is twee benen te hebben en daar ook stante pede over te kunnen beschikken.

Ook geeft het een leerzaam inkijkje in de arbeidsverhoudingen binnen ons huishouden. Mijn vrouw bemoeit zich als hoofdkostwinner normaliter weinig met de moestuin en de kas. Naast het openen van grote kunsttentoonstellingen houdt ze zich nu noodgedwongen ook bezig met het begieten van de tomaten en de zorg voor de beesten. Dan zijn er nog de bijen (zij), het brood bakken, melk halen bij de boer, donderjagen met de kinderen (wij beide), koken (meestal ik), de was (meestal zij),  de afwas (machine), boodschappen halen (meestal ik) en de rest van het huishouden (beide). Daar komen nog bij de speelweekcommissie, de ouderraad, de medezeggenschapsraad, uitstapjes op school, de redactie van de dorpskrant, de or, schnabbeltje hier, schnabbeltje daar, ouders en schoonouders die ofwel verhuizen ofwel een nieuw tegelpad willen.

De eerste rijpe augurken hangen aan de planten. Volgende week begint het inmaakseizoen. Dat is meer mijn afdeling. Als je het achter elkaar zet lijkt het heel druk, maar in de praktijk valt het erg mee, zolang je er maar niet te veel bij werkt.

De wasbak op de badkamer is lek. Al maanden. Mijn vrouw heeft voortvarend de cifon er af geschroefd. Daarna wist ze het niet meer.  Ze hebben het wel eens over een glazen plafond. Volgens mij is de emancipatie vooral gestopt bij het lappen van fietsbanden en het vervangen van o-ringetjes. Vorige week begon de spoelbak in de keuken ook te lekken. Die is inmiddels gerepareerd. Door Yvet wel te verstaan.

 

In verwachting

Mama, haar bijen en de bloemen

Mijn zoon mag graag tekenen. Dat had ik zelf vroeger ook. Meestal tekent hij tanks, soldaten, duikboten en explosies. Voor moederdag maakte hij een uitzondering en tekende hij zijn moeder in een veld vol bloemen, bijen, vlinders en de nieuwe bijenkast. Het is een mooie tekening geworden, misschien nog wel mooier dan het nieuws dat Europa eindelijk een streep zet door het gebruik van de voor insekten meest schadelijke soorten landbouwgif: de neonicotinoïden. Wetenschappers waarschuwen voor een ecologisch armageddon en de landbouwlobby LTO betreurt dat het allemaal zo snel gaat.

Er zit een vrolijke naïviteit in de tekening. Een wereld waarin je kan verdwalen, zomaar een stap nemen over de rand van het papier en dan in het groene gras gaan liggen kletsen met de kevers of een brede maatschappelijke discussie aangaan met het bijenvolk. Het is de wereld van Godfried Bomans’ Erik Pinksterblom, die op een schemerige avond in zijn slaapkamertje op avontuur gaat in de Wollewei en daar alle insekten uit Solms’ Beknopte Natuurlijke Historie ontmoet.

Roeptoeterende courgette

Er hangt een spanning in de tuin, een verwachting. Na de uitbundige regen van vorige week wil alles groeien. We eten aardbeien uit de tuin. De eerste tomaten groeien, op de met broed geënte stammetjes ontspringen paddenstoelen. De stammen liggen achter het kippenhok, maar ook op de keukentafel. Elke dag laten de kinderen het even regenen.

Er groeien paddestoelen op de keukentafel

De courgette bloeit, net als de Oostindische kers en de vroege aardappelen. De goudsbloemen staan te popelen om uit hun knoppen te knallen. De appel en peer hangen vol jonge vruchten. De vier hennen broeden koortsachtig en collectief een nest eieren uit. “Kuikens” staat er in zwierige schoolschriftletters voor aanstaande donderdag op de kalender. Mijn zoon weet het zeker. We hebben samen de dagen nageteld.

Anarcho-feministisch collectief van broedende kippen

De hoop sterft het laatst, zegt een Russisch spreekwoord. In China wenst men zijn vijanden interessante tijden toe. We hebben de warmste mei in drie eeuwen achter de rug, meldt het KNMI. In mijn hoofd speelt een zinnetje. Huhhuhhuh en weemoedzwangere dingen. Het zal wel iets van Paul van Ostaijen zijn.

 

 

Observeren

Clematis en konijnenhok, een lekker stel

Stilstaan is de mooiste vorm van bewegen. Kijken. Zien wat er gebeurt. Proberen te begrijpen. Geen gehoor geven aan de aangeboren drang tot actie. Met deze inslag maak ik dagelijks een of twee rondjes door de tuin. Het liefst ’s morgens vroeg of voor de avondschemering.

Wat vliegt daar in de kas?

Hoe doen de aardappels het? Moeten de tomaten gedieft en opgebonden? Hoe is de vruchtzetting in de fruitbomen? Heeft er iemand een beurtjaar? Hoe ziet het blad eruit? Heeft er iemand luizen of rupsen? Wat vliegt er rond? Wat kruipt er over de grond? Wie kom ik tegen als ik een kuiltje maak?  Is het te droog? Is het te nat? Welk onkruid gedijt er? Wie bloeit er het eerst? Wie wordt overwoekerd of aangevreten?

Een beetje werkgever voert een of twee keer per jaar een functioneringsgesprek. Ik krijgt met elk rondje 360 graden feedback uit de tuin. De natuur is snoeihart als ik het verknoei. Gezonde groei is de uitgangspositie van de natuur. Als er iets mis is komt dat meestal omdat er een mens aan heeft lopen kloten. Andersom is de natuur uitbundig als het goed gaat. Geen zuunig gedoe met een of twee bloemetjes, maar gewoon lekker veel.

Brandnetel in een hoekje naast een plantenbak. Spoelt hier stikstof uit?

 

Mulch

Aardbeien op een bedje van stro

De natuur is een kuis wezen. Als het maar even kan bedekt ze zichzelf met een mooi kleedje van gras, mos en kruiden. En als dat niet kan, door het seizoen of een gebrek aan licht, doet ze het met een dekentje van dode takken en bladeren. De natuur houdt niet van kale grond. Daar heeft ze zo haar redenen voor. Kale grond droogt uit. Kale grond slaat dicht, verstuift, spoelt uit en erodeert. In kale grond verdwijnt humus sneller.

Daarom is het gek dat veel mensen bij tuinieren vooral aan spitten, schoffelen, wieden en harken denken. Allemaal methoden om de grond zo kaal mogelijk te maken. Gelukkig is er een simpele remedie voor kale grond: de bodem bedekken. In de moestuin hebben we daar een term voor: mulchen. Een laag bedeksel heet dan mulch of mulchlaag. Mulchen kan met de gekste dingen. Gemaaid gras, stro, compost, dode bladeren, etc.

De mulch heeft meerder functies. Door de bodem te bedekken houdt deze meer vocht vast. Daarnaast beschermt de mulchlaag de bodem tegen het uitspoelen van voedingsstoffen en het dichtslaan van de grond door de regen. Uitspoelen is vooral een zandgrondkwaal, dichtslaan meer een kleigrondgebeuren. Verder houdt de mulchlaag onkruid tegen. Deze voordelen heb je van elke soort mulch, dus ook van een oude plastic potgrondzak of een lap gronddoek. Organische mulch, zoals gemaaid gras of dode bladeren hebben als bijkomend voordeel dat ze langzaam worden afgebroken en zo het bodemleven voeden. In plaats van humus te verliezen, zorgt de mulchlaag er voor dat het humusgehalte in de bodem wordt aangevuld. Dit betekent wel dat je een organische humuslaag van tijd tot tijd moet aanvullen met nieuw materiaal.

Bedeksels

Compositie van augurk met karton en heggenknipsels

Zoals gezegd zijn er veel materialen geschikt om mee te mulchen. Hieronder mijn favorieten.

Gemaaid gras is in de zomer ruim voor handen. Je strooit het gemakkelijk uit tussen de planten of dekt er de grond in een bloempot mee af. Het vertreert alleen vrij snel.

Dood blad is de ideale mulchlaag in de herfst. Lege bedden in de moestuin krijgen van mij in het najaar een zo dik mogelijk pak. Tegen het voorjaar zijn ze meestal wel verteerd.

Houtsnippers vormen een ideale mulchlaag voor onder fruitbomen en bessenstruiken. Het materiaal is te grof voor de moestuin en verteert wat langzamer dan blad of gras.

Heggenknipsels gebruik ik op de zelfde manier als houtsnippers.

Ruwe compost is een ideale laag om in het voorjaar in de moestuin aan te brengen.

Stro en oud hooi gebruik ik als ik meer mulch nodig heb dan dat ik aan organisch materiaal uit de tuin voor handen heb. Het is prima voor alle toepassingen, maar nooit echt briljant. Je kan stro prima hakselen door er met een grasmaaier overheen te rauschen. Het wordt dan wat makkelijker te hanteren tussen de planten.

Karton gebruik ik in de kas nog wel eens, maar vaak uit alleen bij gebrek aan alternatieven zoals gras of knipsels. Niet vergeten het alle plastic tape er af te pulken voor je het toepast. Het gaat redelijk lang mee. Naaktslakken zijn overigens dol op kartonmulch.

 

 

 

Bonen

De IJsheiligen hebben het land verlaten

De boon. Zo noemden mijn punk huisgenoot en ik het niet zo smakelijk gerecht dat wij op maandag en dindag altijd aten in ons flatje in Beijum, zo ergens halverwege de jaren 90. Er ging in: gehakt, een bamipakket, twee blikken bruine bonen, een pakje chiliconcarnemix en een blikje tomatenpuree.

In vijfentwintig jaar kan een hoop veranderen, maar mijn liefde voor bonen is gebleven, zowel in de keuken als in de tuin. In de tuin is het nu tijd voor de boon. De ijsheiligen (11 t/m 14 mei) zijn het land uit. Dat betekent dat de kans op nachtvorst praktisch verdwenen is en alles wat vorstgevoelig is de grond in kan en in dat rijtje horen ook de bonen thuis.

Vlinderbloemigen

Een van de redenen om verliefd te worden en te blijven op de boon is de magie die rond hun wortels plaatsvindt. Bonen zijn lid van de plantenfamilie van de vlinderbloemigen, de leguminosae in het latijn Deze plantenfamilie heeft als eigenschap dat ze rond hun wortels innig samenwerken met een bacteriesoort, de Rhizobium, die stikstof vastleggen in de bodem. En deze stikstof is weer een van de belangrijkste voedingsstoffen voor de plant. Een briljante plantenfamilie dus, die arme grond weer vruchtbaar kan maken.

In de tuin kan je gebruik maken van deze mooie eigenschap van  de familie van de vlinderbloemigen, waartoe ook bijvoorbeeld erwten, peulen, klaver en lupine behoren. Sla houdt van stikstof en past dus prima in de ruimte tussen je bonenstaken.

De Drie Gezusters

Las Tres Hermanas: de cominatieteelt van bonen, mais en pompoen
Las Tres Hermanas: de cominatieteelt van bonen, mais en pompoen

Een andere combinatie wordt de Drie Gezusters genoemd. In deze combinatie teel je stokbonen samen met mais en pompoen. Deze drie planten profiteren van elkaar. Mais en pompoen kunnen veel stikstof gebruiken en die krijgen ze van de bonen. De bonen willen klimmen en dat kunnen ze prima langs de steel van de maisplant. De pompoen is een bodembedekker. Door zijn grote bladeren zorgt hij ervoor dat onkruid minder kans heeft en er een microklimaat ontstaat waardoor de bodem minder snel uitdroogt. Bovendien beschermen de stekelige bladeren van de pompoen de bonen en het mais tegen al te vraatzuchtig gespuis. Drie planten met elkaar aanvullende eigenschappen, die het gezamenlijk beter doen dan in hun eentje. Briljant niet? Wederom niet ontwikkeld in Wageningen of door onze vrienden van de agrochemische-industrie, maar elders in de wereld. In dit geval door de oorspronkelijke inwoners van Noord-Amerika.

In de moestuin heb ik de Drie Gezusters nog niet eerder uitgeprobeerd. Tijd voor een experimentje dus.

Wordt vervolgd…

 

Viva Extremistan!

Ondergelopen tuin

Zondagnacht trok er een flinke onweers- en hoosbui over het dorp. Niets van gemerkt, tot ik de volgende ochtend in de tuin keek en een nieuwe vijver ontdekte. Ruim 30 mm had de bui achtergelaten. Niet extreem extreem, maar toch wel vrij veel en vooral ook vroeg in het seizoen. Daar waren we duidelijk nog niet klaar voor.

Greppels en poelen

Drainagegreppel tussen twee groentebedden in de moestuin
Drainagegreppel tussen twee groentebedden in de moestuin

Niet dat ik niet begonnen was. Greppeltje hier, kikkerpoel daar, gootje onder de heg door, regenton onder de afvoer van het nieuwe groene dak. De elementen lagen er en deden afzonderlijk hun ding, maar te weinig om een flinke hoosbui op te vangen. Het leemstucwerk dat ik twee dagen eerder op de wand van de nieuwe schuur had aangebracht bleek ook niet geheel bestand tegen deze natuurkrachten. Dat had ik moeten afschermen zolang het nog niet goed op gedroogd was. Dom natuurlijk. Aan de andere kant kan ik het ook beschouwen als een extreme praktijktest. Zelf zou ik niet snel een uur lang de tuinsproeier op dit stukje huisvlijt zetten om te kijken hoe het pas ontdekte avontuur met leem en vlechtwerk zich houdt. Moeder natuur draait daar haar hand niet voor om. Die laat rustig 30 mm regen uit de meest ongunstige hoek (noordnoordoost) op je bouwwerkjes los. En dan heeft het materiaal zich naar omstandigheden goed gehouden.

Effect van harde regen vers op leem en vlechtwerk
Effect van harde regen op vers leem en vlechtwerk

Extreme informatie

Om dergelijke tegenslagen te verwerken bestaan er gelukkig praktische filosofen, zoals mijn grote vriend Nassim Taleb, die de wereld indeelt in drie categorieën: iets is fragiel (gaat stuk door er op te meppen), robuust (meppen heeft geen invloed) of iets is antifragiel (hoe harder het meppen, hoe sterker het wordt). Een belangrijke notie in het werk van Taleb is, dat (willekeurige) extreme gebeurtenissen (stressors) vitale informatie bevatten. De mooiste extremen zijn extreem genoeg om een systeem flink te testen, zonder dat ze onherstelbare schade veroorzaken. Het is dan wel zaak om te leren van de bende die je voor je ziet en het systeem er op aan te passen.

Wat hebben we geleerd?

De belangrijkste les: shit happens. Met een klimaat op drift zijn extremen in het weer vaker te verwachten. Stenen eruit, een paar greppels en een kikkerpoel helpen om extreme neerslag op te vangen en vast te houden. Water wil stromen en het blijft staan waar het niet weg kan. Soms is een lijntje van A naar B genoeg om een systeem te verbeteren.  Soms een geultje.

 

 

Bemesting

Bordje N-P-K van organische oorsprong, lekker en voedzaam voor de bodem

Afgelopen zondag liep ik met een groene container vol oude schapenmest door het dorp. Mooie, gecomposteerde, oude stalmest. De ultieme bemesting voor iedere moestuin. De mest hebben we opgehaald bij een bevriend stel in het dorp. Zwart goud. Zo moet ongeveer het spul er uit gezien hebben dat eeuwenlang de schrale zandgronden in Drenthe van een beetje vruchtbaarheid voorzag. Schapen graasden op de woeste heide en lieten in de winter hun mest achter op heideplaggen in de schaapskooi. Deze laag mest werd dan in het voorjaar uitgereden op de akkers.

Een mooi systeem dat vraagt om een balans tussen de hoeveelheid weidegrond, akkerland, heide en schapen. Als je het goed doet, bouw je met dit systeem door de eeuwen heen een steeds dikkere bodemlaag op. Deze verhoogde akkers (bolle essen) zijn op verschillende plekken in Oost Nederland goed te zien.  De keerzijde van dit systeem is ook nog zichtbaar in het landschap. Te veel schapen op te weinig heide en je krijgt zandverstuivingen.

Nederland en de natuur

Tegenwoordig zijn het beschermde natuurgebieden; de extreme omstandigheden zorgen voor een unieke leefomgeving voor zeldzame planten en dierensoorten. Van waardeloze grond door te intensieve landbouw gepromoveerd tot waardevolle natuur. Dat maakt nieuwsgierig hoe we over 500 jaar kijken naar dat geouwehoer over de op natuurlijke wijze uitgemelgelde grote grazers achter een hekje in de Oostvaardersplassen. Nieuwe natuur in een polder die we hebben aangelegd om onze honger naar vruchtbare landbouwgrond te stillen. Het is een beetje schizofreen, de verhouding tussen Nederland en de natuur als je het mij vraagt.

Kanonnen, kunstmest en koken

Ondertussen is de winter voorbij. Tijd om de tuin te bemesten. Een moestuin vraag veel van de grond. Als je alleen van de grond neemt en nooit iets terug geeft, dan is de liefde natuurlijk een keer voorbij. Bemesten dus, zonder gaat het niet. Nu is het met mest net als met koken. Het kan volledig kunstmatig en chemisch, met pakje en zakjes. Dat noemen we in de tuin kunstmest. Kunstmest is een uitvinding van de wapenindustrie. Dat is een beetje kort door de bocht, maar er zit wel een kern van waarheid in. De zelfde jongens die in 1914-1918 de explosieven voor de slagvelden van Vlaanderen en Verdun verzorgden brachten na de Eerste Wereldoorlog nagenoeg hetzelfde product, synthetische nitraatverbindingen, onder de naam kunstmest op de markt. En boeren vonden het geweldig. Geen gezeul  meer met karrenvrachten mest en magere opbrengsten, maar een handzaam korreltje dat op magische wijze een dorre vlakte in een een groene oase verandert.

Nu heeft kunstmest een paar belangrijke nadelen, die de heren van de wapenlobby er niet bij vertelden. Kunstmest in de vorm van kunstmatige stikstof put de natuurlijke vruchtbaarheid van de bodem uit, doordat de humus in de bodem versneld wordt afgebroken. En humus is nu juist hetgene dat in de natuur voor vruchtbaarheid in de bodem zorgt. Vul je deze humus niet aan met mest, compost of ander organisch materiaal dan wordt de bodem steeds schraler en verliest ze haar samenhang, met als gevolg: zandverstuivingen.

Organisch materiaal

We voeden de moestuin dus niet met synthetische vruchtbaarheid uit pakjes en zakjes, maar met organische materiaal. Mest van onze kippen en konijnen, compost, oude stalmest, organische mulch in de vorm van stro, gemaaid gras, houtsnippers, etc. Het organisch materiaal voedt het bodemleven. Dit bodemleven bestaat uit een complex netwerk van bacteriën, schimmels, amoebes, nematoden, protozoën, pissebedden, wormen en andere beestjes, die niets anders doen dan gratis en voor niets organisch materiaal omzetten in humus en mineralen. De humus zorgt voor structuur in de bodem en dat is nu net wat planten nodig hebben: een luchtige, kruimige bodemstructuur waar planten makkelijk in kunnen wortelen. Daarnaast houdt humus vocht vast. De mineralen, zoals diverse vormen van stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K), voeden de plant. Over bemesting wordt vanuit een synthetische bril vooral in hoeveelheden N-P-K gedacht. Deze mineralen zijn van belang, maar niet het hele verhaal achter bemesting. Misschien nog wel belangrijker is het verhaal van koolstof, water en zuurstof.  Dat is het verhaal van organische mest, die voornamelijk uit koolstofverbindingen bestaat. Koolstof zorgt voor humus en humus zorgt voor een luchtige bodem die vocht vasthoudt voor als het nodig is.

De basis is dus organische koolstof. Doen we dan niks aan stifstof, kalium en fosfor? Zeker wel, maar voor mij is dat toch een beetje bijzaak. Schone houtas bevat veel kalium en gaat bij de planten die dat graag lusten, zoals tomaten en aardappels. Fosfor zit veel in botten en botten krijgt onze tuin genoeg uit de composthoop. Stikstof is de enige meststof die ik nog wel eens aanschaf en dan in de vorm van bloedmeel.

Wordt vervolgd…

 

Wederzijdse hulp

Pjotr Kropotkin
Pjotr Kropotkin, foto PD – US

En daar is ie dan eindelijk, mijn grote vriend Kropotkin! Pjotr Kropotkin, prins, revolutionair, anarchistisch theoreticus, geograaf en ontdekkingsreiziger. Voorwaar, een tegendraadse man met tegendraadse ideeën. Zijn meest tegendraadse idee is misschien wel het idee van wederzijdse hulp als drijvende kracht in de natuur en in de samenleving.

In de natuur heerst het recht van de sterkste. Survival of the fitest. Daar krijg je evolutie en mooie vinken van. Dit Darwinistische beeld bepaalt nog steeds hoe de meeste mensen naar de natuur kijken. Onzin! zei Kropotkin. Niet de strijd van allen tegen allen, maar wederzijdse hulp is de dominante factor in de natuur. Een fantastisch en radicaal idee over de natuur, dat ook aan de basis staat van Kropotkins ideeën over de menselijke samenleving.

Mycorrhiza: symbiose van schimmel en plantenwortel

Kropotkin had gelijk met zijn wederzijdse hulp in de natuur en misschien wel op een manier die omvattender is dan hij zelf had kunnen bevroeden.  Sinds enige tijd zijn de mycorrhiza schimmels hipper dan hip in de ecologische landbouw. In het kort komt het hier op neer: overal in de natuur gaan allerlei soorten schimmels een symbiotisch samenwerkingsverband aan met plantenwortels. Dit samenwerkingsverband is zo innig dat de schimmel vergroeit met de celstructuur van de plantenwortel. De schimmel krijgt suikers van de plant. De plant ruilt de suiker voor  schaarse minerale voedingsstoffen zoals fosfor en stikstof en soms ook water. De schimmel kan verder groeien dankzij de suikers, de plant groeit beter dankzij de extra stikstof en fosfor. De ondergrondse schimmeldraden kunnen uitgroeien tot gigantische netwerken. Binnen deze netwerken kunnen ze voor de plant onbereikbare mineralen transporteren. Het bereik van het wortelnetwerk van de plant wordt dus enorm versterkt door de samenwerking met de schimmel, die op zijn beurt veel baat heeft bij de suikers die het hiervoor ontvangt.

Een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van mycorrhiza is een onverstoorde bodem. Zodra je gaat spitten wordt het netwerk van schimmeldraden kapot gemaakt.  Een andere voorwaarde voor het ontstaan van mycorrhiza is een bodem met een goed bodemlevenweb en voldoende toegang tot koolstofrijk organisch materiaal: ruwe compost, stro, schors, houtsnippers, etc.

Deze samenwerking op microbiologische schaal is geen exotische eigenschap van een beperkt aantal soorten, maar een algemeen fenomeen in het plantenrijk. Bijna alle plantensoorten vormen dergelijke samenwerkingsverbanden met schimmels.

Sir Albert Howard, een van de grondleggers van de ecologische landbouw, schreef al in de jaren 40 van de vorige eeuw over de centrale rol die mycorrhiza spelen in de vruchtbaarheid van de bodem en in de natuurlijke resistentie tegen plagen die gewassen hebben die deze samenwerking met schimmels aangaan. Een paar maanden geleden las ik zijn klassieker An Agricultural Testament. Sindsdien zijn voor mij een hele hoop losse eindjes bij elkaar gekomen. Ik miste de cruciale link tussen organisch materiaal, bodemleven en bodemvruchtbaarheid: de anarcho-communistische confederatie van schimmels en plantenwortels in de moestuin, die de bron is van overvloed voor allen. Daarom koken we bij ons dus met Kropotkin!