Mei is alweer half voorbij. De meeste fruitbomen zijn uitgebloeid. De paardebloemen hebben hun gele kopjes ingewisseld voor een grijze bol zaden. Tijd om honing te slingeren. Afgelopen zaterdag was het zover. De bovenste honingkamer op het bijenvolk van Yvet zat goed vol. Tijd voor de oogst.
Met een honingslinger, een soort centrifuge, slinger je de honing uit de raten. Maar voor het zover is moet je ze eerst ontzegelen. Bijen sluiten hun voorraadpotjes namelijk af met een dekseltje. Net zoals wij doen met een potje chocopasta. Alleen is het dekseltje van de bijen van was.
Met een getand mes wip je de dekseltjes er af. Daarna gaan de raten in de slinger en moet er flink gedraaid worden. Daar gebruiken we in de familie het liefst kinderarbeid voor. Zo hielpen wij vroeger mijn vader bij het slingeren en is het nu de beurt aan onze kinderen. De beloning? Even met je vinger door die gouden stoom verse honing.
Vorige week hebben we nieuwe aardappels gegeten. Niet ingevlogen uit Israël of Marokko, maar gewoon uit de tuin. Hoewel gewoon… Een aardappel moet je normaliter niet al in mei uit de grond willen halen. Sterker nog, het is niet eens zo raar als je half mei de laatste late aardappelen poot.
Met de lauwe winters die we de laatste jaren hebben loont het de moeite om een gokje te wagen. Deze winter hebben we amper vorst gehad. Vrijwel heel januari en februari bleven vorstvrij. In het vroege voorjaar hebben we een paar koude nachten gehad, maar alles bij elkaar stelde het niet veel voor.
De eerste week van januari heb ik in de kas een paar bakken met extra vroege aardappelen klaar gezet. De bakken bestaan uit 60 liter speciekuipen, waarin ik afwateringsgaten heb geboord. Onder in de bak gaat een laagje stro. Daarop komt een laag konijnen- en kippenmest. Dan een laag aarde met aardappels en een beetje houtas voor de extra kali. Het geheel dek ik af met een mulchlaag van houtsnippers of stro.
Per bak drie poters van een vroeg ras, bijvoorbeeld Eersteling, Anaïs of, zoals dit jaar, Tiamo. De mest gaat broeien en zorgt, samen met de winterzon in de kas, voor wat extra warmte. Begin maart kwamen de eerste scheuten boven. Begin april verhuisden de bakken van de kas naar buiten om plaats te maken voor de zaailingen van tomaten en ander warmte minnend spul. De extra vroege aardappelen komen dan op een beschutte plek tegen een muur op het zuiden.
Begin mei zijn deze aardappelen al zo’n 120 dagen onderweg. Normaal is dat ruim voldoende voor vroege aardappels, maar die koude korte dagen in het voorjaar zetten natuurlijk weinig zoden aan de dijk. Begin mei haal ik een handje vol krieltjes uit zo’n bak. Erg lekker, maar de opbrengst is nog wat zuunig. Vanaf half mei gaat het de goede kant op. Een mooi formaat aardappels met opbrengst van ongeveer een pond per plant.
Zwieneerappels vs hipsterknollen
De lekkerste aardappels van het jaar zijn de eerste. Die eet je natuurlijk met schil en al. Zwieneerappels, noemt mijn vader dat, met een verwijzing naar de oude gewoonte om de aardappelschillen aan de varkens te voeren. Je zou het ook hipsterknollen kunnen noemen, naar de gewoonte van foodies om grootmoeders keuken in een nieuw jasje als eigen uitvinding aan de man te brengen. Deze bijzonder verse aardappelen koken we daarom kort in de schil en bakken we daarna goudbruin in een klontje boter met flink wat verse rozemarijn en tijm. Een lenteuitje erdoor kan ook prima. Op smaak brengen met grof gemalen zwarte peper en grof zeezout. Serveren met een goeie bel syrah, ingemaakte groente en desgewenst een entrecôte van uw favoriete bioknuffelboer (hipsterknollen) of een gehaktbal met vette jus (zwieneerappels).
Ondertussen in de moestuin…
Ondertussen steken in de moestuin overal de aardappels de kop boven de grond. De extra vroege bakken lopen uiteraard voorop; de laatste late aardappelen komen net boven. Na de zachtste winter hebben we nu het droogste voorjaar ooit. Daarom mulch ik nog fanatieker dan andere jaren. Wel of geen muchlaag maakt een enorm verschil in de hoeveelheid vocht die verdampt, zeker in het voorjaar als er nog amper loof boven de grond staat. Houtsnippers, compost, gehakt stro, gemaaid gras… de jonge scheuten komen er vanzelf doorheen en groeien, na wat plaagstootjes van het slakkenvolk, vrolijk verder.
Vermijd open ruggetjes
De late aardappels teel ik op ruggetjes. Zonder mulch om de verdamping tegen te gaan is zo’n open ruggetjes systeem vragen om moeilijkheden bij droogte. Een mooi laagje stro tussen die ruggetjes houdt het vocht goed vast en geeft bovendien een extra boost aan het bodemleven. Stro, compost, onkruid, gemaaid gras; alles past er tussen, zolang het loof nog niet te hoog staat.
De lente werkt als zalf op de ziel in deze vreemde tijden. Nieuw leven, in de knoppen, in de bloesem, in scheuten die ontspringen aan de bladkool die moeiteloos deze laffe winter is doorgekomen. Na een langdurige staking zijn de kippen weer aan de leg. Het bijenvolk van mijn vrouw heeft een nieuwe standplaats gevonden. Van een tuin bij vrienden in het dorp naar een plek achter een oude kwekerij net buiten het dorp. Volgens Yvet hebben ze het naar hun zin op hun nieuwe plek. Met het mooie lenteweer wordt er flink gevlogen. Met klompjes tegelijk brengen ze het stuifmeel binnen. De kersen en de peer zijn aan de bloei begonnen. De appels maken nog geen aanstalten.
April is een drukke maand in de tuin. De tomatenplanten moeten verspeend, verpot en wachten op een nieuw huis. Er moet veel de grond in, waaronder de ruim 200 pootaardappels die ons dit jaar hopelijk voor het eerst jaar rond van onze eigen aardappelen gaan voorzien. Woekerende wilde bramen moeten de grond uit. De composthoop moet gekeerd, de kas klaargemaakt voor een nieuw seizoen, bonen voorgetrokken en staken opgezet.
Recept calendula zalf
Tuinieren doe ik doorgaans met blote handen. Grondcontact maakt gelukkig. Daar passen geen handschoenen bij. Deze intensieve omgang met de tuin laat zijn sporen na op mijn handen; spinters, kloven, rouwranden en een ruwe huid.
Tegen ruwe of uitgedroogde handen, kloven en schaafplekken heb ik één remedie: waszalf. De basis van deze zalf is olijfolie en bijenwas. De verhouding is ongeveer één deel bijwas op zes delen olie. De was komt van omgesmolten raten van ons bijenvolk. Voor de olie gebuik ik een huis-tuin-en-keuken olijfolie. Verwarm de olie au-bain-marie, laat de was er in smelten en giet de zalf in een potje. De zalf stolt vanzelf tot een substantie met de consistentie van … zalf. Vind je de zalf te hard, gebruik dan minder was en vice versa.
Van de huis-tuin-en-keuken olijfolie kan je calendula-olie maken door er zes weken lang een flinke lading goudsbloemblaadjes in te laten macareren. Olie en bloemblaadjes in een grote pot in de vensterbank lekker in de zon laten trekken. Daarna de olie zeven. Op deze manier krijg je eenvoudig een calendula-olie. Gebruik je deze olie voor de zalf dan heb je een goudeerlijke calendula zalf.
Zowel goudsbloem als bijenwas staan bekend om hun helende en ontstekingsremmende eigenschappen. Huid en olijfolie is zo oud als Rome. Gecombineerd geeft het een superieure zalf. Dit spul werkt.
Gister waaide een nieuwe term mijn mailbox in. Bokashi. Of ik daar iets over kon schrijven. Prima, maar ik weet niet zoveel over bokashi en wat ik er van weet heb ik ook maar ergens opgescharreld. Ik maak het zelf niet. De vraag of het echt wonderen doet in de tuin, kan ik dus niet uit eerste hand beantwoorden.
Bokashi is hip en happening in de groene wereld. Het is een methode om groene reststromen te verwerken tot een natuurproduct dat de bodemvruchtbaarheid een boost geeft. Bokashi maak je in een luchtdichte emmer met een gistingsproces, dat lijkt op de manier waarop je zuurkool maakt.
Alle keuken en etensrestjes gaan met een speciaal mengsel van “effectieve micro-organismen” in een afsluitbare bak. In deze zuurstofloze omgeving vindt een gistingsproces plaats, waarbij de koolhydraten uit het keukenafval omgezet worden in melkzuur. De zure brij die zo ontstaat zou bijzonder heilzaam voor het bodemleven zijn en wordt uitgespreid tussen de planten of ondergewerkt in de bodem.
In de bodem wordt de bokashi door het bodemleven omgezet in humus. De bokashi is dus een soort tussenstap in de afbraakcyclus van energierijk organisch materiaal. Wormen schijnen er gek op te zijn.
Bokashi is dus iets anders dan compost. Bij compost is de omzetting van het organisch materiaal veel verder gevorderd en is het eindproduct een relatief stabiele vorm van humus. Ook lekker voor het bodemleven, maar niet per se het favoriete kostje van iedere regenworm.
Zelf zal ik niet snel aan de bokashi beginnen. Koolhydraatrijke keukenrestjes gaan bij ons naar de kippen. Deze zetten de restjes om in een krachtige mest, gezelligheid en eieren. Wat niet naar de kippen of konijnen gaat composteren we in een VAM-compostvat.
Composteren is in dit geval een groot woord. Het VAM-vat is de plaats voor een min of meer gecontroleerd rottingsproces dat soms richting een groot wormenhotel gaat en soms meer weg heeft van klassiek composteren. Heel soms gaat het mis. Dan ontstaat zuurstofloze rotting.
Met dat laatste ben ik meestal niet zo blij. Rotten zonder zuurstof geeft potentieel bijzonder akelige bijproducten zoals methaan, amoniak en zwavelzuurachtige verbindingen. Niet zo fris en zeker niet iets wat zonder meer het bodemleven tot grote bloei brengt. Ongecontroleerde anaerobe rotting is precies hetgeen waar je voor op je hoede bent bij het composteren. Daarom moet een composthoop met enige regelmaat omgekeerd worden; op die manier komt er weer zuurstof in de hoop.
Terug naar de bokashi. Wat mijn natuurlijke argwaan wekt is dat het alleen schijnt te werken als er iets uit een duur flesje bij gaat. Want zonder een preparaat van effectieve micro-organismen gaat het blijkbaar niet. Op zich is dat niet raar. In een luchtdichte afgesloten container krijg je een micro-organismen orgie van de gasten die toevallig op de afvalresten zijn beland en dan is het maar net de vraag wie ongecontroleerd de overhand krijgt. Daar kunnen best rare jongens tussen zitten. Een preparaat met de gewenste organismen helpt om de race bij voorbaat te winnen.
De bokashi starters die ik tegen kom bestaan meestal uit met melkzuurbacteriën geïmpregneerde tarwezemelen. Misschien dat een zakje havermout en een scheutje biologische karnemelk hetzelfde doet. Wellicht een leuk experiment als je geen ruimte hebt voor een kippenhok en composthoop. Als je die ruimte wel hebt lijkt me het gedoe van bokashi niet opwegen tegen de gezelligheid een paar scharrelende kippen en het genot van een vers geraapt ei.
Bij één van de claims die ik rond bokashi aantref heb ik zo mijn vraagtekens. Bokashi produceert geen CO2 in tegenstelling tot composteren. Amahoela denk ik dan. De prut gaat na het fermentatieproces alsnog de tuin in, waar het bodemleven het uiteindelijk omzet in humus en … CO2.
Alles bij elkaar denk ik dat bokashi een mooie techniek kan zijn voor de klein behuisde medemens die bewust aan de slag wil met zijn groene reststroom. Een wormenhotel kan dan natuurlijk ook. Of stiekem toch twee minikippetjes.
Na de extreem droge zomer van 2018 kwam de niet zo extreem, maar toch wel behoorlijk droge zomer van 2019. Opnieuw een zomer met regelmatig akelig lege regentonnen. Vooral in de kas gaan er in de zomer flink wat gieters door. Zestig liter op een dag is zo weg, zelfs als we flink wat voorzorgsmaatregelen tegen verdamping nemen, zoals een dikke mulchlaag op de bodem.
Een lege regenton vul ik niet graag met leidingwater. Het wonder van ons goedkoop, schoon en veilig drinkwater wordt namelijke steeds wonderlijker. Nitraatuitspoeling, landbouwgif, medicijnresten, microplastics, rommel uit de mijnbouw; de lijst rotzooi die langzaam doorsijpelt naar onze drinkwaterbronnen wordt steeds langer. Twee voor twaalf is het, volgens de club van drinkwaterbedrijven, die september vorig jaar een alarmerend rapport over de kwaliteit van ons drinkwaterbronnen publiceerde.
Toch hoef ik het gebruik van drinkwater in de tuin om het geld niet te laten. Leidingwater is in Nederland belachelijk goedkoop. Per kuub betaal je ongeveer € 1,65 als je alle kosten zoals vastrecht, BTW en waterleidingbelasting meerekent en op jaarbasis ongeveer 100 kuub verbruikt. Een groot deel van deze kosten, ongeveer 30%, bestaat uit belasting. BTW van 9% en daarnaast een speciale leidingwaterbelasting van bijna 35 cent per kuub die iedere gebruiker over de eerste 300 m3 betaald.
Het idee achter deze belasting is dat we dan met zijn allen zuiniger met water omgaan. Waarom de grootverbuikers, waar een beetje zuinig omgaan met water logischerwijs wat meer aantikt, vrijgesteld zijn, blijft me een raadsel. Het zal wel iets te maken hebben met de verdorvenheid van de Belastingdienst in het algemeen en in het bijzonder met de voorliefde van onze regering om lasten zoveel mogelijk op de burgers af te wentelen in plaats van het bedrijfsleven naar rato bij te laten dragen.
Sterker nog, wil je als burger een steentje bijdragen aan een lager waterverbruik door een regenton te installeren, dan betaal je dubbel, want die regenton komt meestal niet gratis. Wil je serieus gebruik maken van regenwater, dan is één ton niet genoeg. Met wat rekenwerk kom ik uit op een benodigde opslagcapaciteit van ongeveer 1500 liter om met enige zekerheid met regenwater in het waterverbuik van de tuin te kunnen voorzien, mochten we weer een droge zomer krijgen.
De handige ritselaar komt met een paar euro een heel eind, terwijl een splinternieuwe regenwatertank van die omvang al snel richting de 500 euro gaat. Als we voorzichtig rekenen is 150 euro voor anderhalf kuub geen raar bedrag. Dat is een investering van het equivalent van drie jaar waterbelasting, die je extra betaalt, bovenop de belasting die je al betaalt hebt om het waterverbruik van de industrie te sponsoren.
Het wordt nog gekker als je de verontreinigingsheffing er bij betrekt. Elke kuub regenwater die niet in het riool verdwijnt hoeft ook niet gezuiverd te worden door het waterschap. Korting op de rioolheffing in verband met de 60.000 liter regenwater die we het afgelopen jaar niet het riool in hebben laten lopen, maar hebben omgezet in eerste klas tomaten en komkommers zit er waarschijnlijk niet in. Er zijn wel gemeenten of waterschappen die een symbolische subsidie geven op regentonnen, maar echt serieus wordt het nergens.
Voor serieuze belastingontduiking moet je een brievenbus firma oprichten, met lege BV’s op de Bahama’s en een trustkantoor op de Zuidas. En zo kan het gebeuren dat ik als groene burgert oneindig veel meer belasting betaal over drinkwater dan een willekeurig multinationaal oliebedrijf zoals Shell aan winstbelasting in Nederland betaalt. Die betalen namelijk precies 0 euro, zo onthulde Trouw eind 2018. Een groene belastingmoraal is in Nederland nog ver te zoeken.
Schrale troost bij dit alles is de wetenschap dat een beetje regenbui mij een slorigde 15 cent aan waterbelastingontduiking oplevert. Ik vang die regenbui het liefst op in de groene kliko, die met gemak 200 liter bergen kan en gratis door de gemeente werd geleverd (afgezien van een x bedrag vastrecht in het DIFTAR-systeem dat onze gemeente hanteert). Composteren kan ik zelf wel, dus voor het aanbieden van GFT-afval heb ik die bak niet nodig. En reken ik 60.000 liter om naar die kostprijs van € 1,65 dan komt er jaarlijks voor een slordige honderd euro aan water op ons dak vallen. Toch weer een meevaller, op deze druilerige januari-ochtend.
Schoon en veilig drinkwater. Een groot deel van onze planeet doet er een moord voor. Letterlijk. De oorlogen van de 21e eeuw zullen om drinkwater gaan wordt wel eens beweert. In Nederland hebben we geen wateroorlog. Hier hebben we al eeuwenlang het waterschap. Een afzonderlijke bestuurslaag om al onze collectieve belangen rond water netjes te regelen. Verkiezingen voor het waterschapsbestuur maken het democratisch feestje compleet. De geborgde zetels (die krijgen ze gratis, zonder dat er voor gestemd hoeft te worden) voor de agrarische sector en het bedrijfsleven zorgen er voor dat de rekening netjes bij de burger in plaats van bij boeren en bedrijven terecht komen, zoals de Trouw in een boeiend artikel over de verdeling van de waterschapslasten onlangs liet zien.
Ik ben er inmiddels wel klaar mee. Dankzij een paar nieuwe regentonnen zet ik dit jaar in op maximale waterbelastingontduiking. Doet u mee?
Een netelige kwestie. Stikstof. De kranten staan er vol mee. Onze kinderen behandelen het bij “nieuwsbegrip” op de basisschool, maar wat is het eigenlijk?
Losgeslagen N
Overal om ons heen is stikstof. De atmosfeer bestaat voor 78% uit stikstofgas: N2. In de lucht doet dit stikstofgas niet zoveel. De twee N-atomen zitten stevig aan elkaar vast. Zo stevig, dat ze niet de behoefte hebben om te reageren met allerlei andere atomen. Bliksem is een van de weinige natuurlijke manieren om ze los te peuteren. Het kan ook synthetisch via het Haber-Boschproces en dan heb je de grondstof voor explosieven en kunstmest te pakken. Een losgepeuterd stukje N is namelijk een heel ander verhaal. Een losgeslagen N reageert als een wilde. Met zuurstof, met waterstof. Je krijgt dan dingen als ammoniak, nietriet en nitraat. Deze verbindingen vormen de essentiele bouwstenen voor iedere levensvorm: zonder stikstof geen DNA, geen eiwitten of aminozuren. Maar dus ook geen springstof en kunstmest.
Stikstofkringloop
Net als water kent stikstof een natuurlijke kringloop. Planten nemen stikstof op uit de bodem en gebruiken dit om organisch materiaal te maken, dat door mensen, dieren, schimmels en bacterien wordt opgegeten en verteerd. Tijdens dit verteren komt de stikstof weer in minerale vorm beschikbaar voor planten en zo begint de cyclus opnieuw. Vlinderbloemigen, dat zijn planten zoals klaver, bonen, erwten en lupine, hebben een bijzondere plek in deze natuurlijke cyclus. Door hun samenwerking met een speciale groep bacterien hebben deze planten de unieke eigenschap om stikstof uit de lucht vast te leggen in de bodem.
Explosieve vruchtbaarheid
In de moestuin ben ik dol op stikstof, simpelweg, omdat ik zonder stikstof niet kan tuinieren. Het is een van de essentiele elementen om de bodem vruchtbaar te houden. Stikstof is explosieve vruchtbaarheid. Deze kennis is eeuwenoud en terug te vinden in religieuze voorschriften, voedselwetten, volksverhalen en sprookjes. Zou vinden we in de bijbel het gebod om geen bloed te eten, maar dit bloed over de akkers te laten lopen, om de welvaart van jezelf en je nageslacht te verzekeren (Deuteronomium 12: 23-25). Bloed is een enorm krachtige stikstofbemesting en wordt als zodanig ook in de (biologische) landbouw gebruikt in de vorm van bloedmeel. In menig sprookje spelen vlinderbloemige toverbonen de hoofdrol als armlastige boeren iets van welvaart proberen te vergaren.
Stikstof is dus explosieve vruchtbaarheid. In de moestuin gaan we daar voorzichtig mee om en proberen we zoveel mogelijk aan te sluiten bij de natuurlijke stikstofkringloop. Dat betekent voldoende erwten, boontjes en andere vlinderbloemigen opnemen in het teelplannen en zorgen dat de stikstof die is vastgelegd in plantenresten door compostering en mulchen ook weer beschikbaar komt in de bodem.
Brandnetel als signaalgewas
Sommige planten zijn extra dol op stikstof. Brandnetels bijvoorbeeld of smeerwortel. Op plekken in de tuin waar deze spontaan gaan groeien zit voldoende stikstof in de bodem. Het is dus een signaalgewas voor de aanwezigheid van stikstof. Vaak is dat op de randen van heggen, paadjes en groentebedden. Regelmatig pluk ik deze brandnetels om ze in de vorm van mulch of brandnetelgier aan planten te geven die nog wel een beetje stikstof kunnen gebruiken. Kool is er dol op.
Ik zou deze brandnetels natuurlijk ook gewoon kunnen eten: blancheren en dan in een soep verwerken of een paar jonge toppen in een glas kokend water nuttigen als heilzame brandnetelthee. Meestal vind ik dat zonde en gebruik ik het liever om er een composthoop of een kwart kuub regenwater mee te pimpen.
Blaadjes die vallen, donkere wolken in de lucht, de zomer is voorbij, de herfst komt er aan.
Dit is niet zomaar een overpeinzing van een weemoedige blogger, maar de vrije vertaling van het Franse liedje Feuilles volages, dat ik wel eens met de kinderen zing. Waar ik het liedje geleerd heb weet ik niet meer. Misschien bij meester Klungel op de basisschool, misschien bij meneer Lameris van Frans op het gymnasium. Feuilles volages, ciel plein d’orages, l’ été s’en va, l’automne est là! Dat is de originele tekst in het Frans. Het liedje speelt vaak door mijn hoofd. Vooral al aan eind van de zomer.
De groei van de zomer vervalt in de herfst. Er is steeds meer op te ruimen in de tuin. De haag die vorige maand nog in de warme belangstelling van gemeentelijke handhavers stond, is gesnoeid. De late aardappels zijn gerooid. Afgedragen bramen en andere stuiken wachten op de snoei.
Al dit organisch materiaal blijft in de tuin. Het gaat op de composthoop, naar de kippen en konijnen of als mulch onder de fruitbomen en over de groentebedden. Op deze manier wordt de kringloop gesloten en wordt de bodem steeds rijker. Een berg aardappelloof of haagsnoeisel composteert of mulcht niet lekker. Het matriaal is te grof om snel te composteren en al die lange twijgen en stengels maken het omzetten van de composthoop een flinke klus. Een blok haardhout brandt langzamer dan een hoop spaanders. In de composthoop werkt dat net zo. Hoe fijner het materiaal, hoe makkelijker het composteert. Versnipperen dus, voordat het de composthoop op gaat. Nu zijn verschillende manieren om organisch materiaal te versnipperen. Mijn favoriete manieren:
Konijnen: konijnen eten de gekste dingen, zolang het maar vegetarisch is. De houten planken van hun hok, gesnoeide fruitboom en andere takken, koolstronken, etc. etc. Ze zijn geruisloos, praktisch onderhoudsvrij, gezellig, en verbazingwekkend snel in het omzetten van materiaal afgezet tegen hun geringe omvang. Het te versnipperen materiaal zetten ze om in perfecte ronde korreltjes, die direct zijn toe te passen als organische bemesting in de groentetuin. Andere voordelen: ze kunnen zichzelf reproduceren, zijn volledig biologisch afbreekbaar en in geval van nood eetbaar. Enige nadeel: ze hebben geen uitknop en hebben dus dagelijks een bergje organisch materiaal nodig.
Kippen: vergelijkbaar met konijnen, maar dan niet per se vegetarisch en iets kieskeuriger. Hebben een voorkeur voor keukenkliekjes en zacht en sappig materiaal zoals gras en onkruid. Bijkomend voordeel: geven regelmatig eieren en ruimen graag slakken en andere beestjes op. Nadeel: ze hebben ook geen uitknop en maken in vergelijking met konijnen een stuk meer lawaai. Harder materiaal zoals stro wordt wel versnipperd, maar niet omgezet in mest. Een diep bed organisch materiaal in het kippenhok geeft na een paar maanden een uitstekende berg direct te composteren materiaal.
Grasmaaier: zeer geschikt om grote hoeveelheden relatief grof materiaal zoals haagsnoeisel, aardappelloof, stro en dergelijke om te zetten in makkelijk toe te passen mulch of composteerbaar materiaal. Niet geschikt voor takken met een diameter groter dan 0,5 cm. Nadeel: voegt geen organische waarde toe aan het materiaal, maar hakselt het alleen, maakt veel lawaai, kost energie, kan duur zijn in de aanschaf, gaat na verloop van tijd definitief stuk en is dan niet biologisch afbreekbaar. Reproduceert zichzelf niet. Minder geschikt om gras mee te maaien; daar verdienen konijnen de voorkeur.
Tuinhakselaar of mechanisch konijn: is van alle shredders in dit rijtje het meest geschikt om grover materiaal zoals takken met te versnipperen. Het resultaat is een mengsel van grovere en fijnere hout-, takken- en bladsnippers, die uitstekend zijn toe te passen als grove mulch onder fruitbomen en struiken. De nadelen zijn vergelijkbaar met die van de grasmaaier. De meeste modellen kunnen takken tot 5 cm diameter aan.
Snoeischaar: uitstekend om kleine hoeveelheden mee te versnipperen. Echt fijn snipperen met een snoeischaar is te tijdrovend. Ongeschikt voor grote hoeveelheden.
PS
Wie nieuwsgierig is naar de melodie of de bladmuziek van het Franse liedje kan hier eens kijken.
Aan de rand van de moestuin staan twee appelbomen. Een Reinette van Ekenstein en een Groninger Kroon. Ze staan daar op een verschikkelijk onhandige plek. We hebben ze daar in 2010 geplant toen we ons huis net gekocht hadden. Ik wist toen nog niet zo goed waar ik in de tuin mee bezig was en beschouw ze als stille getuigen van mijn eigen onwetendheid.
Deze boompjes hebben mij veel geleerd. Over snoeien, over spoorvorming, waterloten, vruchtzetting en nog veel meer. Tussen die twee bomen ligt een ronde zwerfkei en daaronder ligt Pluis, een beruchte zwarte kater, die we in 2015 na een lang en niet zo arbeidszaam leven hebben laten inslapen.
Bomen zijn intelligente wezens. Bomenknuffelaars wisten dat al en nu is de wetenschap daar recent ook achter gekomen. Bomen staan met elkaar in contact via een uitgebreid ondergronds netwerk van schimmeldraden, die op hun beurt weer verbonden zijn met de boomwortels. Zoek eens op mycorrhizaen er gaat een wereld voor je open.
Via dit ondergronds netwerk wordt vanalles geruild, uitgewisseld en besproken. Suikers voor mineralen, water voor de laatste buurtroddels, stikstof voor fosfor, etc, etc. Het VPRO-programma Tegenlicht maakte hier afgelopen zondag een mooie aflevering over.
De twee appelbomen kunnen het uitstekend met elkaar vinden. Als de een een beurtjaar heeft is de ander productief en omgekeerd. Het lijkt wel afgesproken werk, zo regelmatig is het patroon. Ieder jaar weeg ik de alles wat er uit de tuin komt. Ook de appeloogst.
Dit jaar was de Groninger Kroon aan de beurt en had de Reinette van Ekenstein een beurtjaar. Zeven kilo gaf de weegschaal aan. Dat is niet veel voor een boom die in een eerder productief jaar al boven de 20 kilo gaf. Zouden ze ruzie met elkaar hebben? Hebben ze besloten dit jaar in staking te gaan uit protest tegen twee extreem droge zomers op rij?
De Reinette van Ekenstein had vanaf het begin van de zomer wat last van meeldauw; een teken van stress. De Groninger Kroon stond de hele zomer lang te blaken van gezondheid. Met de appels die we plukken is niks mis. Er zitten zelfs flink grote tussen. Ik weet het niet. Wie het weet mag het zeggen.
Afgelopen zaterdag donderde mijn favoriete grilpan van het aanrecht op de vloer. Ons aanrecht kan nogal chaotisch worden als ik kook en dan zit een ongeluk in een klein hoekje. Door de val brak de steel van de pan. Balen, want met deze pan heb ik geweldige avonturen beleefd. Een paar zijn hier voorbij gekomen, zoals die keer dat we haan in whisky gingen flamberen.
Bij nadere inspectie bleek de schade mee te vallen. Een gebroken steel is te vervangen. De originele kunststof steel zat met één boutje aan de gietijzeren pan geschroefd. Demonteren bleek een kwestie van seconden. Een nieuwe steel was zo gevonden. We gingen voor een stuk Amerikaans eiken, uit een tak die nog ergens in de tuin rond zwierf. Op maat zagen, bast eraf, beetje schaven, beetje schuren, niets ingewikkelds, half uurtje werk.
Vervolgens kwam de moeder aller problemen om de hoek kijken: hoe maak ik het vast? Het gietijzer van de pan bood een aanwijzing. Hierop zat een soort van bus, waaraan het oorspronkelijke handvat met een bout zat vastgeschroefd. In deze bus, M4 of M6 uit mijn hoofd, kon ik een nieuwe, langere bout draaien, waar ik de kop van af had gezaagd. Daarmee kreeg de bus een pen van een centimeter of 5, die ik klemvast in het nieuwe handvat kon tikken. De bout vond ik na enig zoeken in een van mijn vele blikjes met oude schroeven, spijkers, moertjes, sleutels, dingetjes en rotzooitjes, die ik in de schuur bewaar, omdat ze altijd nog van pas kunnen komen, want je weet maar nooit.
Het meest tricky deel was nog de steel in de nieuwe pen tikken. Het moet klemvast, dus dat vraagt enige kracht. Gietijzer is bros, dus dat vraagt enige terughoudendheid. Uiteindelijk schoof de zaak mooi in elkaar en zat de nieuwe steel muurvast aan de pan. Een lik olie over het houtwerk deed de rest.
De nieuwe steel is wat langer dan het origineel, ligt lekker in de hand en grilt weer als een wilde. Ik vind het een mooier ding geworden. Zo’n plastic handvat blijft toch een stuk plastic, hoe je het ook vorm geeft of bekijkt en plastic is geen eik.
Het leuke is, de truck met de nieuwe steel laat zich ook toepassen op kapotte kaasschaven, stamppotstampers, broodmessen en wat dies meer zij. In onze keuken is het inmiddels item nr. 3 met een nieuwe steel. Hoe meer je klooit, hoe handiger je wordt in dit soort huis-tuin-en-keuken reparaties. Ben je zelf nou niet zo handig (of gewoon te lui) en wil je toch je kapotte pan repareren in plaats van hem weg te mikken, kijk dan eens of je een buurman, buurvrouw of repair café kan vinden om de klus voor je te klaren.
De zomer is begonnen, dus is het de hoogste tijd om ons met de winterkost bezig te houden. Begin juli zitten we op het randje van het oogst- en inmaakseizoen. De eerste komkommers en courgettes zijn klaar. We eten al een maand vroege aardappelen en de knoflook is uit de grond. Dat betekent dat er her en der wat lege plekken in de moestuin ontstaan. Die plekken vullen we met winterkost: andijvie en boerenkool. Deze heb ik net voor de langste dag gezaaid. In deze periode van het jaar knallen planten de grond uit. Het is warm; het is lang licht; dit is het moment om te groeien. De andijvie kunnen we in de herfst eten. De boerenkool houdt het met een beetje mazzel tot diep in het voorjaar vol.
Het is een bijzonder ras boerenkool. Russian Red Kale stond er bij in de zaadgids. Groenten met een vleugje Oostblok in de naam zijn voor mij onweerstaanbaar. Sovietstamp met saucisse klinkt toch net wat stoerder dan boerenkool met worst. Russian Red Kale is eigenlijk geen boerenkool, maar een bladkool. Goed winterhard en prima in de stamppot of in een stevige rauwkostsalade.
Met de seizoenen meeëten uit de moestuin is vooral ook een of twee seizoenen vooruit denken. De komende weken begint het inmaak seizoen. Zo’n twee keer per week sta ik dan boven dampende potten kilo’s augurken en ander spul weg te werken. Tijd om het glaswerk eens na te lopen, te sorteren en beschadigde deksels te vervangen. Dat glaswerk bestaat hergebruikte groentepotten en deksels. Een pot kan een levenlang mee. De schroefdeksels houden het een jaar of drie vol. Daarna gaan ze roesten en sluiten ze niet meer goed af. We gebruiken ook veel weckflessen. Die gaan generaties lang mee en hebben alleen van tijd tot tijd een nieuwe afsluitring nodig. Ik kan geen kringloopwinkel inlopen zonder met één of twee weckflessen weer buiten te komen.
De aardappelen voor komende winter staan in bloei. Zolang er geen ziektes in zitten mogen die nog een tijdje in de grond blijven. Het zijn late aardappels van de rassen Sarpo Myra en Sevilla. Deze rassen zijn goed resistent tegen de gevreesde aardappelziekte phytophthora, die vooral bij de combinatie van warmte en vochtig weer de kop op steekt. Opletten dus, de komende weken.