Afgelopen zaterdag belandden we onderweg naar vrienden die vlak over de Duitse grens wonen in een kleine zandstorm. We hadden amper de Dollard-klei achter ons gelaten of de horizon kleurde roestbruin. Een straffe wind blies de aarde van de akkers, die uitgedroogd en van hun humus beroofd weinig weerstand konden bieden tegen de kracht van de natuur. Een triest gezicht. Het deed me denken aan de Dust Bowl, de verwoestende stofstormen, die de uitgedroogde prairiegronden van de VS in de jaren 30 van de vorige eeuw teisterden.
In Nederland zijn vooral de veenkoloniale zandgronden gevoelig voor winderosie. Onze dust bowl ligt in de driehoek Hoogezand – Oude Pekela – Emmen. De bodem in dit gebied bestaat uit de arme zandgrond die achter bleef nadat de veenlaag was afgegraven. De grond is arm aan humus, mede door intensief gebruik van kunstmest. Er worden veel fabrieksaardappelen geteeld, die in de fabrieken van Foxhol, Gasselternijveen en Ter Apelkanaal worden omgezet in aardappelzetmeel.
Aardappelzetmeel is het belangrijkste ingrediënt van mostersoep. Maar niet alleen daarvan. Ook van vleesjus, spaghettisaus, champignonesoep en kip tandori. Dat wil zeggen, als je de ingrediëntenlijst van zetmeel- en zoutmenger Knorr er bij neemt.
Zo’n zakje aardappelzetmeelsaus kost per kilo 28 euro en 37 cent bij de Appie. Ter vergelijking: een kilo biologisch biefstuk kost bij dezelfde grootgrutter 26 euro en 99 cent. Ik vind dat hele dure aardappelmeel. Knorr is onderdeel van Unilever, een gezellige en kneiter duurzame multinational die met één sms-je onze premier zo ver kreeg de dividendbelasting af te schaffen. Ze hebben een duurzaamheidscode laten ontwikkelen door de boefjes van Landbouwuniversiteit Wageningen. In die code lees ik op zeven:
Zorg voor de grond: Een gezonde bodem is letterlijk en figuurlijk een ‘grondprincipe’. Wij vragen van de voor Knorr werkende boeren een duurzaam bodembeheer en aandacht voor natuurbehoud om ook in de toekomst bodemgezondheid te behouden. Want een goed bodembeheer draagt bij aan kwalitatief betere en grotere oogsten.
Dat klinkt natuurlijk prachtig. Ik vraag me alleen af wat dat precies betekent, terwijl ik in de auto zit en om mij heen per hectare tussen de 5 en 50 ton teelaarde door de lucht vliegt.
Met blote handen een kuiltje graven in kruimige aarde. Humus ruiken. Goed opletten. Mijten, wormpjes en ander minuscuul bodemleven zien. Voelen hoe de aarde door de handen glipt. Grondcontact; daar wordt een mens gelukkig van.
De bodem leeft. Dit leven bestaat uit een gigantisch web van elkaar voedende organismen. Het begint met organisch materiaal, dat door bacteriën en schimmels verder wordt afgebroken. De schimmels en bacteriën worden belaagd door protozoën, nematoden, arthropoden en andere micro-organismen, die op hun beurt weer voer zijn voor steeds grotere wezens, zoals oorwurmen, duizendpoten en regenwormen.
Dit gigantisch ondergronds web zet organisch materiaal om in vruchtbaarheid: de afbraak van organisch materiaal zorgt er voor dat de mineralen die daarin vastgelegd zijn weer beschikbaar komen voor de wortels van planten. Humus zorgt voor een betere structuur van de grond en houdt vocht vast. De gangenstelsels van wormen zorgen er voor dat de bodem kan ademen en regenwater in de bodem kan infiltreren.
In dat ondergronds web leeft ook de Mycobacterium Vaccae. Onderzoekers van de Universiteit van Bristol onderzochten het effect van deze bacterie op muizen. Wat bleek? De bacterie maakt gelukkig. Muizen die in aanraking kwamen met de bacterie bleken extra serotonine aan te maken. Daardoor konden ze sneller en met minder stress door een doolhof rennen. Onbezorgd door een doolhof rennen is kennelijk alles wat een muis nodig heeft om gelukkig te zijn.
De ontdekking van het serotonine verhogend effect van Mycobacterium Vaccae levert meteen het wetenschappelijke bewijs dat tuinieren gelukkig maakt. Door flink met je handen in de aarde te wroeten snuif je een flinke dosis Mycobacterium Vaccae op en heb je je natuurlijke portie antidepressiva weer binnen. Of het waar is? Ik weet het niet. Het is in ieder geval een mooi verhaal.
Het liedje “Wakker worden!” van Jochem Myjer is bij onze kinderen een grote hit. Als papa en mama te lang in bed liggen, stormen ze de kamer binnen en roepen ze heel hard: “Wakker worden, wakker worden, wakker worden, tjik tjik!” Vanochtend was dat niet nodig. We werden om zes uur wakker van een aardbeving van 3.4 op de schaal van Richter. Het epicentrum lag vier kilometer verderop in het dorpje Westerwijtwerd. In Groningen zijn we al jaren wakker. Nachten lang soms. Terwijl Groningen ontwaakt met de zoveelste aardbeving probeert Den Haag ons in slaap te sussen met papieren beloftes. We gaan jullie schade vergoeden. Ooit. We gaan jullie huizen versterken. Ooit. We gaan een parlementaire enquête houden. Ooit. Jullie krijgen een zak met geld om het gebied weer leefbaar te maken. Ooit. We compenseren de waardedaling van jullie woningen. Ooit.
Groningen heeft geleerd wat de waarde is van Haagse beloften. Niets. De nieuwe aanpak van de schadevergoeding zit muur vast. De versterkingsoperatie ligt stil. De parlementaire enquête is op de lange baan geschoven. De zak geld voor leefbaarheid zit stevig in de handen van lokale bureaucraten en daar is voor burgerinitiatieven in het getroffen gebied maar moeizaam iets uit los te peuteren.
Veiligheid voorop en de gaskraan gaat dicht, dus kan het met de versterking wel een onsje minder, riep minister Wiebes na de beving in Zeerijp. Anderhalf jaar later staat de gaskraan nog steeds ver open, beeft de aarde even hard en is er geen huis veiliger geworden. Dat is hoe de zaken er daadwerkelijk voor staan in Groningen. Wie gelooft dat in Groningen de problemen zijn opgelost mag rustig verder slapen en hopen nooit in dezelfde nachtmerrie wakker te worden.
In Groningen vertrouwen we de overheid niet meer. Te vaak zijn beloften niet nagekomen. Te veel mensen zijn vermalen tussen de bureaucratische molens van de tientallen instanties die zich met schadeherstel en de versterking van huizen bemoeien. Te veel mensen leven in angst.
Niemand in Groningen zal beweren dat er simpele oplossingen zijn. Een overheid die het vertrouwen van haar burgers verliest, verliest ook het vermogen om met diezelfde burgers tot oplossingen te komen. De problemen in Groningen gaan allang niet meer over veilig wonen en versterking van huizen. De onwil en het onvermogen van de overheid om tot een oplossing te komen vormt inmiddels de kern van het probleem. Bij ieder debat over de gaswinning volhardt politiek Den Haag in haar geloof in een papier werkelijkheid en schijnoplossingen voor Groningen. Dringende adviezen, brandbrieven en noodkreten van burgers en bestuurders uit Groningen verdwijnen steevast in de Haagse mist.
Zonder publieke verantwoording komt er geen oplossing voor Groningen, schreef ik afgelopen januari in een opiniebijdrage voor de Volkskrant. Publieke verantwoording raakt het hart van onze democratie. Tot nu toe krijgen opeenvolgende kabinetten de politieke ruimte om ieder jaar een nieuw hoofdstuk aan de ellende in Groningen toe te voegen. Zelfs het zwaarste instrument voor publieke verantwoording, de parlementaire enquête, is naar de toekomst weg gemanoeuvreerd. Een minister of staatssecretaris die het vertrouwen van de Kamer verliest stapt op. Wat gedoe rond een lijstje met cijfers kan daarvoor voldoende zijn, bleek deze week. Politiek is er maar één antwoord mogelijk op de vertrouwenscrisis in Groningen en dat is een brief van de minster-president aan zijne majesteit de Koning. Pas dan geloof ik dat Den Haag echt wakker is geworden en bereid is de politieke verantwoording te nemen voor de ellende die mij om zes uur ’s ochtends met grof geweld het bed uit schudt.
Postscriptum
Dit stuk heb ik woensdagochtend na de beving van Westerwijtwerd geschreven en aangeboden aan de opinieredactie van de Volkskrant. Die besloot het stuk niet te plaatsen. Een dag later trof ik Wiebes in Westerwijtwerd en was ik in de gelegenheid kort met hem van gedachten te wisselen. De strekking van mijn verhaal was hetzelfde: minister, stap op, u bent niet meer geloofwaardig. Voor iedereen is dat beter. Dit moment werd door een fotograaf van Hollandse Hoogte vastgelegd en door de Telegraaf gebruikt als foto bij het artikel Wiebes onder vuur na bagatelliseren aardbeving. Het lijkt me niet onredelijk de persfoto, waarvan ik niet de auteursrechten bezit, op deze wijze van de juiste context te voorzien.
Als ik te veel heb lopen klooien met mijn telefoon of een ander slim aparaat en hij doet het opeens niet meer, dan bestaat er een noodknop. Deze heet “terugzetten naar de fabrieksinstellingen.” Gebruik die knop en het aparaat wordt weer zoals onze lieve Heer in China of Californië het aparaat bedoeld heeft.
Ook de natuur heeft deze noodknop en daar heet die “de slak”. Slakken en andere opruimers ruimen rommel op, zoals verkeerd geïnstalleerde pompoenplantjes, niet afgeharde slaplantjes, te bleke boontjes en door de kou depressieve aubergineplantjes. Ze werken 24/7 om alle fouten die ik maak te corrigeren. Ook en vooral als ik daar niet om gevraagd heb. Als dank voor hun goede diensten voer ik ze graag aan de kippen.
Gezonde groei is de uitgangspositie van de natuur. Als er iets mis is komt dat meestal omdat er een mens aan heeft lopen kloten. Ik probeer er van te leren als de slakken mij op mijn fouten wijzen en in dat leerproces sneuvelt nog wel eens een plant. Heel soms strooi ik nog wat biologische slakkenkorrels. Dat voelt als een soort noodkreet: laat me nog even zelf wat klooien voordat we teruggaan naar de fabrieksinstellingen.
Nectria Galligena
Een gesneuvelde pompoen is klein moestuin leed. Een appelboompje met vruchtboomkanker doet echt pijn. Afgelopen week trof ik in onze fruithaag een boompje aan met deze gevreesde zwamziekte, die in het Latijn Nectria Galligena heet. De directe ooorzaak is infectie van een beschadiging aan de bast door sporen van de zwam. Deze beschadigingen kunnen optreden door snoeien, hagel, bloedluis, schurende takken, binddraden, etc. Het is een wond- en zwakteparasiet, die vooral toeslaat als bomen om de een of andere reden verzwakt zijn. Het ene ras is er meer vatbaar voor dan het andere. De kwaliteit van de grond speelt een rol, overmatige stikstofbemesting ook.
Wat heb ik fout gedaan? Om te beginnen deugt het concept van de fruithaag met in palmet en waaier gesnoeide boompjes natuurlijk niet. Bomen leiden veroorzaakt stress bij de planten. Ze groeien ingesnoerd aan draden en bamboestokken en kunnen zo niet de optimale groei zoeken die ze van nature willen. De beschadiging is waarschijnlijk ontstaan door het schuren van een van de binddraden. Daar begint de ellende, met de tuinier die de natuur zijn wil op wil leggen. Naast deze stress hebben we vorig jaar nogal een extreem jaar gehad qua droogte en natheid. Meer extremen is meer stress. De keuze voor het ras valt ook wat ongelukkig uit. Het is een Brabantse Bellefleur en die is volgens de literatuur wat meer gevoelig voor Nectria Galligena, vooral op de kleigrond waar wij op tuinieren. De fruitbomen krijgen ruim compost en mulch om de structuur van de grond te verbeteren, maar dit is op klei een proces van lange adem. De schep verteerde potstalmest in het najaar was waarschijnlijk te veel stikstof. Kortom: een optelsom van foutjes, ongelukkige keuzes, omstandigheden en tuinieren tegen de natuur in.
Behandeling
Dat was de diagnose. Nu de behandeling. De infectie zat midden op de stam, net na de tweede “etage” zijtakken van de palmet en zat bijna helemaal rondom de stam. Als de infectie helemaal rondom de stam zit, dan wordt de sapstroom doorbroken en sterft alles boven de geïnfecteerde ring af. Ingrijpen dus, met het risico driekwart van het boompje te verliezen. Met een scherp mes heb ik de infectie tot op het gezonde kernhout weggesneden. Het minst geinfecteerde deel heb ik laten zitten om een sapstroom naar de rest van het boompje over te houden. Helemaal gezond was het niet, maar het was kiezen voor het minst kwade. Dergelijke drastische ingrepen doe je normaal als de plant in rust is, dus in het najaar of de winter. Naar mijn inschatting hadden we deze tijd nu niet. De snoeiwond heb ik afgedekt met een geimproviseerde wondbalsem.
Boombalsem
Deze balsem heb ik gemaakt door ongeveer vier delen gesmolten bijenwas op een deel zonnebloemolie te mengen. De was sluit wond goed af en heeft van nature een zuiverende en desinfecterende werking. De olie is om het geheel iets smeerbaarder te maken. In gangbare boomwondbalsem recepten kom je naast was terpentine, hars en pek tegen. In plaats van terpentine leek me zonnebloemolie een iets minder agressieve weekmaker voor de was. Aanbrengen met een schone kwast en hopen dat de patient het overleeft.
Lessen…
Of het gaat helpen? Ik weet het niet. Het zou zo maar kunnen. De kans dat we een groot deel van het boompje gaan verliezen schat ik hoger in. Het is een noodgreep die ik uiteraard liever niet had toegepast. Maar wel een om van te leren. Naast de Brabantse Bellefleur leid ik een Court Pendu Plat. Deze staat uitbundig te bloeien. Een mooi oud appelras dat net als zijn Brabantse buurman gevoelig is voor dezelfde ziekte. Een wereld van verschil. Ander ras, zelfde bodem, zelfde manier van leiden en snoeien, een standplaats die een fractie meer zon en minder wind vangt, twee jaar eerder geplant. Ergens zit een les, alleen welke?
Het is voorjaar en bijna alles heeft haast. De bonen die ik voortrek in de kas beuken zich een weg naar boven. De peer, pruim en kers zijn al weer uitgebloeid en laten de eerste vruchtbeginselen zien. De bijen zijn druk bezig hun tweede honingkamer te vullen. Met een paar weken kunnen we slingeren. De beukenhaag en de es zijn wat trager, net als het appelboompje van het oude ras Court Pendu.
De meeste haast heeft nog wel de druif. Als de knoppen van de druif het wolstadium verlaten en openbreken verschijnt in rap tempo het ene na het andere blad. Na een paar bladeren is de eerste aanzet voor de bloemetjes te zien. Deze ontwikkelen zich later tot trossen druiven, die na een mooie zomer zo in de loop van augustus, september beginnen te rijpen.
Gelukkig dat er supermarken zijn, waar je nu al een bakje pitloze druiven kan kopen, die in een plastic bakje per koelschip of vliegtuig van de andere kant van de wereld zijn aangevoerd. Vier de lente! Zo heet dat in de reclame van onze nationale grootgrutter. In de aanbieding, met een tros tomaten, nog zo’n typische lentevrucht. Moet een boeiende kantoortuin zijn, daar op de afdeling marketing.
Technologische devolutie
Nu is september nog ver weg. De enige manier om nu alvast van die druiven te genieten is door een glaasje rood van de oogst van vorig jaar in te schenken. Wijn is verse druiven in mei voor wie niet kan wachten tot september. Eerlijk gezegd vind ik druiven in hun geconserveerde vorm lekkerder dan vers. Qua complexiteit en diepgang ken ik weinig dat zo smaakvol is als wijn. Daar steekt een bakje pitloze druiven echt lullig bij af. Een product pitloos noemen en claimen dat het vooruitgang is; ik noem het degeneratie. Druiven in mei. Het is een soort omgekeerde technologische revolutie: heel veel technologie en energie inzetten om een probleem om te lossen dat 80 eeuwen geleden reeds is opgelost met een superieur concept.
Druivenblad recepten
Ondertussen groeien de druivenranken lekker door. De trossen komen alleen op nieuw hout. Vandaar dat we afgedragen ranken in het najaar of de winter wegsnoeien. Als de nieuwe rank twee potentiele trosje heeft gaat de top er af. Wat er aan wilde zijscheuten opkomt nemen we ook weg. De konijnen zijn dol op dit soort groen. Je kan het natuurlijk ook in de keuken gebruiken. Er zijn legio mogelijkheden voor jong druivenblad. Bijvoorbeeld een handje vol door een salade of geblancheerd en gevuld met iets hartigs als dolma. Internet staat vol met prima dolma recepten. Nog een optie: een jong blad om een stukje jongbelegen geitenkaas vouwen en dan voorzichtig aan beide kanten bakken tot de kaas gesmolten is.
Afgelopen zaterdag verkocht ik op de vrijmarkt tomatenplantjes. Een euro’tje per stuk. Dat is niet duur. Het was fris en druilerig weer, maar desondanks liep de verkoop prima. Om vier uur was het grootste deel van de handel verkocht en besloten we er een punt achter te zetten. In het geldkistje lag een mooie stapel biljetten en eurostukken. We konden tevreden zijn over de opbrengst.
Opbrengsten zijn leuk, maar wat kost dat nu? Dat ligt er aan hoe je naar de wereld kijkt. In euro’s is de investering in de tomatenplantenhandel beperkt. Een paar zakken potgrond. Daarmee houdt het wel zo’n beetje op. Voor de rest is het vrijwel gratis: hergebruikte plantenpotjes en yoghurtemmertjes kosten niks. De zaden komen van de tomaten van vorig jaar of van een ruiltafel, dus daar zitten de kosten ook niet in. Alles bij elkaar, laten we zeggen twee tientjes.
Het verhaal verandert als ik de tijd die ik in de plantjes steek meeneem. Uurtje zaaien, paar uurtjes verspenen, verpotten, handel verkoop klaar maken, dagje verkopen. Alles bij elkaar kom ik op een volle werkweek. Per plant is dat een minuut of acht. Zet ik vervolgens de netto opbrengst af tegen het aantal uren, dan kom ik ongeveer uit op het minimumloon voor een 19 jarige of te wel een dikke vijf euro per uur.
Deze vijf euro per uur kom ik vaker tegen. Brood bakken kost me elke week ongeveer een uurtje. Dat levert drie heerlijke broden op, die me bij de warme bakker ruim een tientje hadden gekost. Trek ik de kosten van het meel, de gist, energie en afschijving van het keukenmateriaal er van af, dan levert een uurtje brood bakken me een dikke vijf euro op.
Nog een voorbeeld: aardappels. Biologische aardappels doen nu zo’n beetje één euro vijftig de kilo in de supermarkt. Als ik een kilo of honderd aan aardappels uit de tuin haal, maak ik daarmee een economische waarde van 150 euro. Kosten pootgoed à twee tientjes er af en delen door een dag of drie werk voor het poten en rooien. Het uurloon is wederom een dikke vijf euro.
Afgezet tegen het salaris dat ik ooit verdiende in de commerciele onderzoekswereld is dat natuurlijk een lachertje. In economische termen kan ik beter beleidsevaluaties dan tomatenplantjes verkopen; dat geeft 95% meer rendement. Wat ik doe is pure kapitaalsvernietiging; op het misdadige af als je het vanuit een louter economisch perspectief bekijkt.
Wat is de waarde van opgroeien met elke week de geur van vers gebakken brood in de keuken, met de smaak van biologische aardappeltjes uit de achtertuin en van volle grond tomaten? Ik weet het niet.
Als de kinderen uit school komen ben ik thuis. We maken dus geen gebruik van naschoolse opvang met een maximaal tarief van €6,89 per uur en ontvangen daarvoor geen toeslag van de belastingdienst. Ik heb geen vast inkomen uit arbeid en volgens de belastingdienst geen recht op allerlei heffingskortingen, die in het verleden bekend stonden als de aanrechtsubsidie. Dat betekent dat wij als eenverdieners, die per saldo minder gebruik maken van overheidspotjes, 30% meer belasting betalen dan een tweeverdiener met hetzelfde bruto inkomen. Ook vanuit fiscaal perspectief is wat wij doen pure waanzin.
We leven in een samenleving waarin bullshit jobs en plastic voedsel de norm zijn en van overheidswege ruim gesubsidieerd worden. Wil je iets anders? Iets dat zinvoller, gezonder en meer in lijn is met de ecologische draagkracht van deze planeet? Prima, maar dan mag je als burger eerst economisch zelfmoord plegen. We leven in een vrij land, niet waar?
Een tomaat is geen tomaat. De tomaat is een existentiële keuze. Wil ik een waterige, bleek rode massa of wil ik een explosie van kleur, smaak en geur? Als een tomaat gewoon een tomaat is hoef je ze niet zelf te verbouwen. Dan koop je ze gewoon in de winkel. Voor een grijpstuiver per kilo.
Wil je een tomaat die het antwoord geeft op de vraag: hoe word ik gelukkig? Kom dan langs, want dan kunnen we praten. Deze tomaat kan je niet in de winkel kopen; die moet je zelf verbouwen en dat vraagt aandacht. Waar je allemaal om moet denken beschreef ik eerder in de post Tomaten planten.
Sinds een aantal jaar sta ik met Koningsdag op de vrijmarkt in Loppersum met mijn eigen gekweekte tomatenplaten. Het assortiment begon ooit met drie soorten: gewone, vlees- en kerstomaten. Deze simpele driedeling is inmiddels uitgegroeid tot een gecompliceerde rassenkwestie.
Dit jaar hebben we acht rassen in de verkoop. In de categorie vleestomaten hebben we de Coeur de boeuf, de Black Seaman en de Purple Calabash. Het genre saladetomaat wordt vertegenwoordigd door de rassen Black Ethiopian en Quadro en de kerstomaten door de Bianca Cherry en Tiny Tim. Tot slot hebben we de Brown Egg Cherry, die qua vorm en eigenschappen wat tussen de kers en pruimtomaat in hangt.
Waarom zoveel rassen? Dat is niet alleen een kwestie van smaak. Een fris zuur geel cherrytomaatje in de de salade laat zich moeilijk vergelijken met een sappige homp vleestomaat. Het is gewoon een ander ding, waar je in de keuken andere dingen mee doet.
Ook in de teelt is het ene ras het andere niet. Het ene ras is wat robuuster en eerder rijp dan het andere. Heb je een kas, dan maakt dat niet zo veel uit. Heb je geen kas, dan zijn dat wel factoren om rekening mee te houden. Tomatenplanten kunnen flink groot worden, maar gelukkig wonen er ook dwergen in het land der reuzen. Heb je überhaupt geen tuin, maar alleen een balkonnetje of een vensterbank? Ook dan zijn er geschikte rassen. Het is natuurlijk wel de vraag of je van die planten extreem gelukkig wordt of elke dag een klein beetje.
Zaterdag waaide de sneeuw en hagel horizontaal tegen het raam. Gister zat ik in een t-shirt in de kas tomaten te verpotten. De pruimen en kersen staan in bloei. De allervroegste aardappels steken net een groen kuifje boven de grond. De tomaten staan in de kas te wachten op Koningsdag. Eén ijskoude nacht is voldoende om er een streep door te halen. Nog een volle maand laten de ijsheiligen op zich wachten.
Zo lang kan ik niet wachten en de natuur om mij heen ook niet. Gelukkig is er zoiets als een microklimaat. Dat is het samenspel van zon, wind, schaduw, hellingshoek, vochtigheid, luwte, warmte absorberende oppervlaktes, etc. Dit samenspel zorgt voor kleine en grote klimaatverschillen in de tuin. Al deze factoren grijpen in elkaar op een manier die ik soms denk te snappen, maar mij vaker verbaast. Door te observeren, uit te proberen en te onderzoeken heb ik de verschillende microklimaten in de tuin steeds beter leren inschatten en beïnvloeden.
Zon en schaduw zijn overduidelijk de eerste factor om rekening mee te houden. Hoe draait het zonlicht van de ochtend naar de avond door te tuin? Hoe valt de slagschaduw van ons huis, de kerk naast ons en de grote es in de winter? Hoe in de zomer?
Beschutting is een tweede. Heggen, hobbels en muurtjes bieden net wat extra bescherming tegen de koude noordnoordoosten wind die ongehinderd vanaf de Waddenzee door de boezem van het verdwenen riviertje de Fivel onze tuin aan de noordrand van het dorp binnen rolt.
Koude lucht is zwaar als water en stroomt als ze niet gehinderd wordt naar de meest laag gelegen plaatsen in de tuin. De ondiepe greppeltjes van de regentuin voeren niet alleen overtollige water weg, maar zijn met een beetje mazzel tevens de plek waar de koudste lucht bij nachtvorst naar toe stroomt.
Stenen muren die overdag in de zon staan te bakken slaan warmte op en stralen die ’s nachts weer uit. Dat geldt voor de zuidgevels van ons huis, maar ook voor de bakstenen fundering van de kas en het betonpad dat daar ligt. Een gieter of emmer vol water die overdag in de kas staat op te warmen geeft ’s nachts langzaam weer wat warmte af.
Een laag mulch werkt als een isolerend dekentje en beschermt de vroegste aardappels tegen de nachtvorst. Mulch houdt vocht vast en vocht heeft ook weer zo zijn invloed. Zompige, lage en schaduwrijke plekken in de tuin warmen in het voorjaar minder snel op. Ideaal voor stammetjes met paddestoelenbroed. De grond in verhoogde bakken daarentegen droogt sneller en warmt ook sneller op. In een koud en nat voorjaar is dat een voordeel. In een hete kurkdroge zomer niet per se. Zo voer ik elke dag een klimaatdiscussie met mezelf. Geen grote hoor. Een hele kleine.
“Wegens de slechte weersomstandigheden vond de Duitse revolutie in de muziek plaats.” Afgelopen zondag heb ik met mijn vrouw en kinderen in Amsterdam de wereld gered. Gelukkig waren er nog 40.000 mensen op hetzelfde idee gekomen en hoefden we dat niet alleen te doen. Of het ook echt gelukt is weten we nog niet.
Een reis van 1000 mijl begint met de eerste stap, zegt een Chinese tegeltjeswijsheid. De verhouding tussen het nietige individu en de oneindig grote wereld is een geliefd onderwerp in de wereld van spreekwoorden, aforismen en citaten. “De dood van één mens is een tragedie; de dood van miljoenen slechts een statistiek.” Dit citaat is niet, zoals vaak beweert, van Stalin, maar van de Duitse schrijver en pacifist Kurt Tucholsky, van wie ook het inzicht over de samenhang tussen weersomstandigheden en de revolutie afkomstig is.
Er zit een ingewikkelde relatie tussen individueel en collectief bewustzijn, protest, politieke mobilisatie, macht, legitimiteit en sociale verandering. De protestleus is een belangrijke boodschapper in dit krachtenveld. De leus is Twitter avant la lettre en de beste leuzen wordt eindeloos geretweet en blijven zo hangen: Kruisraketten? Nee!
Het redden van de wereld vond zondag plaats in Amsterdam, want iedereen weet dat alle dingen die op wereldschaal van belang zijn zich uitsluitend afspelen in Amsterdam. Men had zich uitgeleefd in het verzinnen van mooie leuzen en ludieke borden. Protesteren doet de jongste protestgeneratie niet in uniform, zoals politieke partijen met hun groene en rode hesjes vaak denken, maar door uitdrukking te geven aan je individuele creativiteit.
Hier kan je niet vroeg genoeg mee beginnen. Mijn dochter van vijf wilde iets met hartjes. Ze kan goed hartjes tekenen en hartjes, kleine meisjes en het redden van de wereld gaan goed samen. Verder vond ze het vooral spannend en indrukwekkend en begreep ze niet zo goed waar het allemaal om ging. Mijn zoon van zeven daarentegen weet precies hoe de wereld in elkaar steekt. “Kut aartbefingen” stond er in mooie schoolschriftletters op de ene kant van zijn protestbord. “Ret de werelt voor hij vergaat” stond er aan de andere kant.
Een kleine analyse van deze protestleuzen toont vooral aan dat papa aan de keukentafel wat beter op zijn woorden moet letten in zijn tirades over de gaswinningsproblematiek in Groningen. De tweede leus verraadt het diepe inzicht dat kinderen vaak hebben in het volstrekt inconsequent en hypocriet handelen van volwassenen. Het is de bedoeling dat we de wereld redden vóórdat zij vergaat en niet pas achteraf, zoals de volwassen wereld van plan is.
Na een uur in de stromende regen waren we doorweekt, hingen onze leuzen slap aan hun stokken en gingen we naar huis. Voor de rest van de zondag hebben we het redden van de wereld maar aan Amsterdam toevertrouwd.
Hoewel het februari is, doet de natuur al een week of het volop lente is. Op inspectie bij haar bijenvolk ontdekte mijn echtgenote een hommel, die een voorjaarsduik in het stuifmeel van een krokus nam. Het lijkt erop dat ons bijenvolk de eerste winter goed is doorgekomen. Er is nog niet zoveel te halen; wat krokussen, sneeuwklokjes, wilg en hazelaar.
De winter nadert zijn eind; laten we het daar op houden. Een ideaal moment om de fruitbomen te snoeien. De sapstroom is nog niet op gang en het is bestendig, droog weer zonder vorst.
We snoeien enerzijds om weg te halen wat ziek, afgedragen of ongewenst is en anderzijds om nieuwe groei te stimuleren. Jonge fruitbomen snoeien we om de jonge boom een stevig gestel te geven; een raamwerk van sterke, goed geplaatste takken dat krachtig genoeg is om een kroon met rijke oogst te dragen.
Snoeien is een van de krachtigste technieken die de tuinier tot zijn beschikking heeft. Voor een aantal fruitsoorten, zoals druiven, bramen en bessen is snoei een noodzakelijke voorwaarde om tot een oogst te komen. Snoei is zo’n krachtige techniek, omdat elke boom die gesnoeid is, wordt uitgedaagd om nieuwe loten te laten ontspringen. Op deze manier geeft snoei een oude stam verjonging. Nieuwe groei kost echter kracht en te rigoureuze snoei kan een plant uitputten. Ook kan snoei leiden tot een wildgroei van nieuwe loten op een plek waar je juist iets weg wilde halen.
Snoei brengt je rechtstreeks in contact met de groeikracht van een plant. Voor fans van het werk van George Lucas is het niet zo moeilijk de snoeischaar in gedachten te verruilen voor een lightsaber om op deze wijze in contact te komen met The Force. Zelf heb ik niet zoveel met Star Wars.
Heftige shit dus, snoeien. Een blogpost is te kort om meer dan een paar basisprincipes te behandelen. Het beste advies voor de beginnende snoeier: verdiep je in de materie. Struin het internet af, kijk naar youtube-filmpjes van Engelsen met een raar hoedje op, die uitleggen dat je zo moet snoeien dat je je hoed door de kroon van een appelboom kunt gooien. Volg een workshop bij een kweker of hovenier die je vertrouwt of duik in de boeken. Zelf heb ik veel gebruik gemaakt van Stap-voor-stap snoeien van Christopher Brickell.
De basis van het snoeien is op deze manier vrij makkelijk aan te leren. Maar zoals vaker in de echte wereld lijkt mijn boom nooit exact op de schematische boom uit het boekje. Of er komen na de snoeibeurt in de zomer opeens allerlei loten te voorschijn op plekken waar ze dat in theorie niet kunnen doen. Observeer, probeer en leer.