Aardappels

Het pootgoed voor dit jaar

De aardappel. De onvolprezen aardappel. Supervoedsel. Geen groente, geen fruit, een categorie op zichzelf. Volksvoedsel. Culinaire onderknuppel. De aardappel. Ik krijg er steeds meer waardering voor. Een aardappel zit barstensvol energie en explodeert van de vitaminen.

Aardappels kan je op de gekste manieren verbouwen. We experimenteren al een paar jaar met verschillende teeltmethoden en rassen. Traditioneel verbouw je aardappels in de volle grond op ruggen, maar je kan ze ook prima in bakken en zakken of onder een dikke laag mulch verbouwen. Dit jaar doen we alle drie. Een hoekje traditioneel op ruggetjes. Een flink stuk onder een mulchlaag van oud stro en hooi en daarnaast nog een bonte verzameling in bakken en zakken.

Aardappels verbouwen is op het eerste gezicht niet zo niet moeilijk. Je steekt een pieper in de grond en er groeit vanzelf een nieuwe plant. Maar er is altijd een maar. In dit geval is dat een pseudoschimmel onder de naam phytophthora infestans. Tussen 1845 en 1850 kamen meer dan een miljoen Ieren door hongersnood om het leven in wat bekend kwam te staan als The great famine. De belangrijkste directe oorzaak van deze hongersnood was de verwoestende uitwerking van phytophthora op een monocultuur van aardappels, destijds volksvoedsel nummer één in Brits koloniaal Ierland.

Phytophthora

Phytophthora is een schimmelziekte die bij aardappels haast onvermijdelijk de kop op steekt bij de combinatie van warm en vochtig weer. Dat is vaak het geval in de loop van juli. De reguliere landbouw spuit zich ongans tegen deze schimmel. Wij doen het zonder gif en dat kan ook prima als je met een aantal zaken rekening houdt. Om te beginnen is een strikte teeltwisseling van maximaal eens in de vier jaar de aardappel (of andere plant uit de  nachtschadefamilie) op dezelfde plaats van belang. Dit is meer een algemene voorzorgmaatregel om je bodem gezond te houden.

Gifvrij aardappels verbouwen: twee tactieken

Om de phytophthora voor te zijn kan je het best vroeg beginnen met het poten van  vroege rassen en dan de planten rooien zodra (de kans op)  phytophthora zich voordoet. Je moet dan maar hopen dat er inmiddels genoeg knollen zijn gevormd. Dat betekent eind maart, begin april de aardappels poten. Pas op met late nachtvorst rond eind april en begin mei. Dek de jonge aardappelplanten die dan net hun kop boven de grond steken bij de kans op nachtvorst ’s nachts desnoods even af met een zeil. Een of twee graden vorst kunnen ze hebben, maar wordt het kouder, dan sterft het jonge loof af. Je bent dan zo een paar weken verder voor ze daar weer doorheen gegroeid zijn en dat betekent weer minder opbrengst op het moment dat je moet rooien. Zodra je de ziekte spot in je aardappelplanten is het einde oefening: loof eraf en rooien.

Kortom, het is een soort blitzkriegtactiek in de moestuin: op volle vaart erin, je slag slaan en niet vergeten om op tijd terug te trekken. Niet ieder aardappelras leent zich voor deze tactiek; je hebt er de vroege of extra vroege rassen voor nodig. Als vroege rassen hebben wij jaar  tiamo en anaïs.

De tweede manier om zonder gif succesvol aardappels te telen heet Sarpo Myra en is afkomstig van een proefstation in voormalig communistisch Hongarije. De Soviets wilden een superaardappel, die zonder westerse landbouwgif een betrouwbare oogst gaf. Veertig jaar lang werden duizenden aardappels bestookt met alle ellende die moeder natuur te bieden heeft. In de afvalrace bleef één pieper over: de sarpo myra. En toen viel de muur en raakte dit socialistisch wonder in de vergetelheid. Nu, ruim een kwart eeuw later, begint deze oostblok pieper langzaam aan een opmars in de biologische moestuin. Het is voor zover ik weet de meest resistente, klassiek veredelde aardappel op de planeet. Super resistent, goed van smaak, prima opbrengst. Zonder gmo, zonder gif. Mirakels.

We verbouwen de sarpo myra nu drie jaar en zelf in de meest beroerde zomer nog geen knol verloren door de phytophthora. Er zijn ook andere rassen met een hoge mate van resistentie die heel goed geschikt zijn voor de biologische teelt, zoals de texla en de bionica, maar met deze rassen heb ik zelf nog geen ervaring.

Wordt vervolgd…