Spitten

Regenwormen aan het werk in een jampot experiment

Ik spit niet. Al een paar jaar niet. Vroeger  wel. Ieder najaar moest de tuin om. Minimaal één steek diep. Een prima manier om eelt op de handen te kweken, hier op de Groninger klei.  Ik spitte zoals mijn vader ook spitte. Eerst een geul van één steek. De steek uit de tweede rij in de geul keren, zodat er een nieuwe geul ontstaat en zo door naar de laatste rij, waar tenslotte de grond uit de eerste geul in komt. Voor het spitten ging de compost over de grond, zodat die mooi ondergespit werd.

Ik verbaasde me er elk jaar opnieuw over, dat ik van deze compost amper iets terug vond in de bodem. Humus in de grond. Dat wilde ik hebben. Dus geen kunstmest, maar kruiwagens vol compost. Tergend langzaam zag ik de bodem iets verbeteren: van donkerblauwe klei naar iets wat op zwarte grond ging lijken.

De moestuin werd groter. Een verwilderd hoekje met wat door bramen overwoekerde sneeuwbes moest er aan geloven. Ik verwonderde me er over hoe prachtig zwart en los de grond in dat hoekje was, nadat ik de struiken had opgeruimd en er de schop in zette. Een jaar later verwonderde ik me opnieuw. Hoe belabberd die grond in korte tijd geworden was.

Ik ging me wat meer verdiepen in bodemvruchtbaarheid en ontdekte de wereld van de niet-spitters. Spitten is slecht, duivels zelfs, voor de bodem. Het vernielt de bodemstructuur, is funest voor het bodemleven en jaagt de humus de grond uit. Dat was de boodschap. Ik geloofde er geen klap van. Niet spitten op zand? Prima. Daar kom je er wel mee weg, maar ik kom van de klei en klei moet gespit.

Niet dus. Die verdwenen, prachtige zwarte grond van het hoekje struiken bleef knagen.  Waar ik nooit kwam verscheen spontaan de meest prachtige grond en zodra ik ging zwoegen verdween die. Bij wijze van experiment besloot ik een jaar niet te spitten. Dat ging moeizaam. Ik bleef twijfelen. Na een jaar was ik om.

In plaats van zelf te spitten, laat ik de regenwormen het nu voor mij doen. Het enige dat die er voor terugvragen is een constante stroom organisch materiaal in de vorm van compost, organische mest of mulch. De regenwormen zorgen voor een gatenkaas: macroporiën die er voor zorgen dat zuurstof, regenwater en plantenwortels makkelijk de bodem in kunnen.

Amoëbes, protozoën, schimmeldraden en ander microscopisch klein bodemleven zorgt voor een constant recyclen van organisch materiaal tot humus en het vrijmaken van de voor plantengroei belangrijke mineralen in dat organisch materiaal. In deze ondergrondse orgie klonteren niet-organische bodemdeeltjes zoals zandkorrels en kleideeltjes samen met humus tot een soort korrige structuur. Een door schimmeldraden geproduceerd bioplaksel onder de naam glomaline speelt een belangrijke rol in het aan elkaar plakken van die bodemdeeltjes. Deze korrelstructuur noemen we bodemaggregaten. In een levende bodem worden deze bodemaggregaten constant gevormd. Nu is dit bioplaksel zelf ook weer onderdeel van de ondergrondse voedselketen, dus na verloop van tijd heeft een of andere bacterie de lijm opgesnoept en valt de korrel weer uit elkaar.

Elke keer als ik ging spitten vernielde ik deze ondergrondse wereld. Dat zette een enorme rem op het vormen van nieuwe korrels. Met het spitten joeg ik ook een enorme stoot zuurstof in één klap de bodem in. Een uitnodiging aan al het aanwezige (bacteriële) bodemleven om de aanwezige humus in één grote vreetpartij zo snel mogelijk weg te werken. Het resultaat: een compacte, dicht geslagen bodem met amper humus, waar het water op blijft staan, in plaats van dat het wordt opgenomen, die uitdroogt in de zomer, in plaats van het water vast te houden als een spons.

Slake-test in de vensterbank. Na 24 uur nog steeds stabiele aggregaten.

De afgelopen weken was ik met onze oudste druk in de weer met wat experimentjes rond het thema bodem. Wat doen regenwormen in een pot met zand? Wat doet een laagje mulch met een gesimuleerde regenbui? Hoe goed blijven kluiten aarde door het bioplaksel aan elkaar plakken in een zogenaamde slake test? Fascinerend, die bodemwereld. Of je nu 8, 44 of in de 80 bent.

 

 

 

 

 

 

Regentuin

Schematische weergave van de regentuin
Schematische weergave van de regentuin

Zoals beloofd meer over de regentuin. Het idee speelde al langer door mijn hoofd, maar de droogte van de afgelopen zomer gaf de doorslag. Er moest in de tuin maar iets meer met het regenwater gebeuren, dat tot nu toe via de dakgoot in het riool belandde. Aan de zuidzijde van ons huis heb ik de regenpijp een paar jaar geleden afgekoppeld en een regenton geïnstalleerd. Nu moet de noordzijde er aan geloven.

Wat is een regentuin?

Een regentuin is een tuin die regenwater verzamelt en langzaam in de bodem weg laat zakken. Een regentuin maak je door een deel van de tuin te verlagen en het regenwater hier heen te leiden, waarna het langzaam in de bodem zakt. Dat regenwater kan van het dak komen, van het schuurtje of van het overschot aan betontegels, waarmee de gemiddelde Nederlander zijn tuin pleegt vol te storten. Het idee van een regentuin is dat je het relatief schone regenwater tijdelijk vasthoudt in plaats van het af te voeren naar het riool. Daarmee wordt het riool op piekmomenten ontlast en het voorkomt dat het regenwater, vermengd met het vuile rioolwater, een extra belasting vormt voor de rioolwaterzuivering.

Opletten!

Wel even nadenken voor je de regenpijp doorzaagt en de tuin in leidt.  Waar moet het water heen? Kan het daar komen? Hoeveel water moet ik kwijt kunnen? Hoe snel het water weer weg? Het antwoord op de eerste vraag was me vrij snel duidelijk. In het voorjaar heb ik aardig wat lopen spitten om de trampoline in de voortuin in te graven. De poten gingen twee steek diep de grond in en deze sleuven heb ik dichtgegooid met zand. Recht onder de trampoline heb ik de grond een steek diep afgegraven om wat meer stuiterruimte te creëren. Dat geeft toch een halve kuub ruimte om een stortbuitje te bergen. Het grootste deel van de regentuin had ik dus al aangelegd voor ik er erg in had. Ik hoefde alleen de regenpijp af te koppelen en het water via een ondiepe geul naar de stuiterplek te leiden.

Watti?

Zo’n ondiepe geul om tijdelijk regenwater te bergen wordt in waterland ook wel wadi genoemd. Een steek breed en een steek diep langs een border leek me voorlopig voldoende. De geul van de border naar de trampoline heb ik wat breder en minder diep gemaakt. Dit om een enkel brekende loopgraaf in de voortuin te voorkomen.  Deze wadi moet ook nog een kwart kuub kunnen bergen. In totaal heeft de regentuin nu een bergingscapaciteit van 750 liter. Dat lijkt best veel, maar is het genoeg?

Rekenen…

De hoeveelheid water die je moet kunnen bergen heeft natuurlijk alles te maken met het oppervlak die je er op aansluit en de hoeveelheid regen die we mogen verwachten. In ons geval sluiten we circa 30 vierkante meter dak op de regentuin aan. Een beetje wolkbreuk doet 25 mm of meer uur en komt gemiddeld eens per 10 jaar op een willekeurige plek in Nederland voor, zo meldt het KNMI. Dat betekent dat bij een wolkbreuk de tuin per vierkante meter minimaal 25 liter water ontvangt. Van 30 vierkante meter komt dan 30 x 25 = 750 liter. Past precies. Toch kan het geen kwaad met nog wat extra neerslag rekening te houden. Veel hangt dan af van de snelheid waarmee de bodem dit water op kan nemen. Dit kan je testen door een gat van een bij een steek diep te graven, hier een flinke tuingieter in leeg te laten lopen en na een uur te kijken of er nog water staat. Is dat het geval, dan moeten we aan de bak om het water makkelijker in de bodem te laten infiltreren.

Infiltreren

Als je een beetje op deze materie zoekt op internet, dan kom je al snel uit op ingewikkelde termen als infiltratiekoffers, hydroblobs en buffersystemen. Dure woorden met ongetwijfeld een dito prijskaartje in de aanschaf. En waar er dure systemen zijn, is er natuurlijk subsidie. Dat is natuurlijk prachtig voor de welwillende burger, maar het laat meteen de beperking van de eendimensionale ingenieursbril zien, waarmee dit soort problemen doorgaans benaderd wordt. De bodem is een blok dode materie die met plastic, grind en beton geïnfiltreerd moet worden. Iets anders is er niet. Of wel?

Regenwormen

Waar is de regenworm in dit verhaal? De natuur heeft een heel leger van deze bodemkundig ingenieurs en grondwerkers die we kosteloos aan het werk kunnen zetten om het vermogen van de bodem om water op te nemen voor ons te verbeteren. Geheel gratis graaft een regenworm prachtige beluchtings- en drainagegangetjes. Per vierkant meter kunnen er meer dan 500 van die knakkers voor ons aan het werk zijn. Deze gratis arbeid leveren ze echter niet voor niets. Regenwormen houden van organisch materiaal. Dode bladeren bijvoorbeeld die door de wind in de verse geultjes van de regentuin belanden of zich ophopen onder de trampoline. Mooi laten liggen, dan wordt het vanzelf een fantastische ecobiohydroblob. Zonder subsidie.